Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de rolbeslissing van 26 oktober 2016,
- het arrest van het Gerechtshof Arnhem Leeuwarden van 27 juni 2017,
- de conclusie na arrest van [eiser] ,
- het verzoek van [eiser] om vonnis te wijzen.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, vordert eiser, een zelfstandige zonder personeel (zzp'er), dat de rechtbank vaststelt dat de gedaagde partij tekort is geschoten in haar verplichting om voor een behoorlijke verzekering te zorgen. Eiser, die als voegersbedrijf werkzaam is, heeft op 25 januari 2009 een ongeval gehad met de bedrijfsauto van gedaagde, waarbij hij gewond raakte. De bedrijfsauto was verzekerd, maar eiser stelt dat gedaagde niet heeft gezorgd voor een inzittendenschadeverzekering, wat volgens hem een schending van de zorgplicht is. De rechtbank heeft de vorderingen van eiser afgewezen, omdat deze niet op de juiste juridische grondslagen zijn gebaseerd. De rechtbank oordeelt dat artikel 7:611 BW, dat werkgevers verplicht om zorg te dragen voor een behoorlijke verzekering van werknemers, niet van toepassing is op de relatie tussen eiser en gedaagde, aangezien eiser als zelfstandige ondernemer opereert. De rechtbank concludeert dat er geen wettelijke basis is voor de aansprakelijkheid van gedaagde jegens eiser, en dat de zorgplicht van gedaagde niet verder reikt dan de verplichtingen die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde.