Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
hierna: [geïntimeerde] ,
hierna: Vivat,
1.Het geding in eerste aanleg
20 december 2017 en 28 maart 2018 die de rechtbank Midden-Nederland (handelskamer, locatie Utrecht) heeft gewezen.
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissingen in beide zaken tot nu toe
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
ter bevordering van de eenheid van ondernemen alsook ter vergroting van de naamsbekendheid van [appellant] zelf”. Volgens [appellant] voerden beide bedrijven bovendien vaak, soms ook tegelijkertijd, klussen voor dezelfde opdrachtgevers uit. Het voorgaande komt overeen met het beeld dat [medewerker geïntimeerde] schetst in zijn verklaring van 23 december 2015 (productie 22 bij de memorie van antwoord in incident in het deelgeschil). [medewerker geïntimeerde] heeft verklaard:
werkte wel nog steeds veel voor [geïntimeerde] [hof: [geïntimeerde] ]
en wij als personeel van [geïntimeerde] liepen ook geregeld op bouwen die [appellant] zelf had aangenomen. Voor zover ik weet werden er gewoon rekeningen hiervan over en weer gestuurd. Er was dus sprake van dat ieder zijn eigen bedrijf had. Na verloop van tijd ging het met [geïntimeerde] ’s bedrijf wat slechter (…). Niet omdat er geen werk meer voor [geïntimeerde] ’s bedrijf was maar omdat er grote achterstanden waren op kantoor, [geïntimeerde] niet kort genoeg op zijn tegoeden zat. [appellant] werkte gewoon door in zijn bedrijf (…) hij hielp zijn vader[hof: [geïntimeerde] ]
natuurlijk wel dag en nacht achter de schermen met de incasso wat er uiteindelijk voor zorgde dat [geïntimeerde] gewoon doordraaide met zijn bedrijf. (…) [appellant] bleef zijn eigen bedrijf aansturen en we werkten nog steeds voor elkaar als we altijd al deden (…)”
[appellant] hielp [geïntimeerde] iedere dag op kantoor met de incasso en loste ook vaak de enigszins moeilijkere zaken op voor zijn vader als iemand een klacht had of moeilijk deed over betalen. [geïntimeerde] daarintegen hielp [appellant] vaak weer om “net” een klus wel dan niet af te krijgen, reed dan vaak voegzand en steigers rond en verzette voor hem steigers zodat [appellant] zijn eigen jongens onbeperkt verder konden werken. Voor zover ik het kon zien ging en liep alles op deze manier goed.”
de werkzaamheden voor [appellant] en [geïntimeerde] , de (wijze van uitvoering van de) werkzaamheden die [appellant] op 25 januari 2009 diende te verrichten en heeft verricht, de gemaakte werkafspraken en geldende instructies, de gemaakte keuzes, alsmede de (kennis van de) niet behoorlijk verzekerde bedrijfsauto van [geïntimeerde]”. [appellant] heeft ook nog aangeboden meer informatie te geven over de toedracht van het ongeval, bewijs te leveren in het kader van de medische aspecten van de gevolgen van het ongeval en om zijn schade nader te onderbouwen (onder 143-146 bij memorie van grieven van 24 maart 2015). Gelet op wat is overwogen in rov. 5.4 zijn die bewijsaanbiedingen niet ter zake dienend, omdat dit bewijs er niet toe kan leiden dat het hof tot een ander oordeel komt. Om die reden zal het hof de bewijsaanbiedingen van [appellant] passeren.
6.De slotsom
7.De beslissing
6 december 2017;
20 december 2017 en 28 maart 2018;