ECLI:NL:RBMNE:2018:1906

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 maart 2018
Publicatiedatum
3 mei 2018
Zaaknummer
C/16/376780 / HA ZA 14-738
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevolgen van onttrekking van advocaat in een procedure met verplichte procesvertegenwoordiging

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. Kolder, een vordering ingesteld tegen [gedaagde sub 1] B.V. en REAAL SCHADEVERZEKERINGEN N.V. De zaak betreft de gevolgen van de onttrekking van de advocaat van [gedaagde sub 1] op 5 april 2014, in een situatie waarin verplichte procesvertegenwoordiging geldt. De rechtbank heeft in een eerder vonnis van 20 december 2017 de vorderingen van eiser tegen [gedaagde sub 1] afgewezen, en eiser heeft in deze procedure zijn belang bij een vonnis onderbouwd door aan te geven dat hij de zaak in hoger beroep wil voortzetten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde sub 1] nog steeds partij is in de procedure, ondanks de onttrekking van de advocaat. De rechtbank heeft overwogen dat de procedure voortgezet kan worden op tegenspraak, ook al is er geen advocaat meer voor [gedaagde sub 1]. De rechtbank heeft de vorderingen van eiser afgewezen, omdat de aansprakelijkheid van [gedaagde sub 1] in het eerdere vonnis al was afgewezen. Eiser kan van REAAL niet meer vorderen dan wat [gedaagde sub 1] op basis van haar aansprakelijkheidsverzekering zou kunnen vorderen, en aangezien er geen aansprakelijkheid is vastgesteld, is ook de vordering tegen REAAL afgewezen.

Eiser is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van REAAL zijn begroot op € 1.286,00. De rechtbank heeft ook de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis verklaard, wat betekent dat de kostenveroordeling direct kan worden uitgevoerd, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/376780 / HA ZA 14-738
Vonnis van 28 maart 2018
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] (Gld),
eiser,
advocaat mr. A. Kolder te Groningen,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
advocaat mr. Rupert te Rotterdam heeft zich onttrokken op 5 april 2014
2. de naamloze vennootschap
REAAL SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagden,
advocaat mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] , [gedaagde sub 1] en Reaal genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 20 december 2017,
  • de akte uitlating van [eiser] ,
  • de akte uitlating van Reaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het vonnis van 20 december 2017 heeft de rechtbank [eiser] in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten welk belang hij heeft bij een vonnis in deze zaak. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat in de zaak, die is geregistreerd onder zaaknummer C/16/380191 HA ZA 14-859 (ECLI:NL:RBMNE:2017:6028) op 6 december 2016 (rechtbank: lees 2017) vonnis is gewezen, waarbij de vorderingen van [eiser] tegen [gedaagde sub 1] , die gelijkluidend zijn aan de vorderingen tegen [gedaagde sub 1] en Reaal in deze procedure, zijn afgewezen.
2.2.
[eiser] heeft in zijn akte naar voren gebracht dat hij zijn zaak tegen [gedaagde sub 1] en Reaal in hoger beroep wenst voort te zetten. Daarmee heeft hij zijn belang bij een vonnis in deze procedure voldoende onderbouwd.
2.3.
Anders dan [eiser] betoogt is [gedaagde sub 1] (nog steeds) partij in deze procedure. Zoals de rechtbank in 2.6 van het tussenvonnis heeft overwogen, heeft [eiser] op 28 augustus 2014 Reaal en [gedaagde sub 1] gezamenlijk gedagvaard in deze procedure. De advocaat van Reaal, mr. W.A.M. Rupert heeft zich aanvankelijk voor beide gedaagden gesteld, maar op 5 april 2016 meegedeeld dat hij zich voor [gedaagde sub 1] onttrekt als advocaat. Er heeft zich geen nieuwe advocaat gesteld voor [gedaagde sub 1] . Als sprake is van een verplichte procesvertegenwoordiging zoals hier aan de orde heeft onttrekking van de advocaat tot gevolg dat de betreffende partij geen proceshandelingen kan verrichten, maar nadat een partij eenmaal is verschenen, wordt de procedure voortgezet op tegenspraak, ook al wordt deze partij na een onttrekking niet langer vertegenwoordigd door een advocaat.
2.4.
De rechtbank zal de vorderingen van [eiser] afwijzen. In het vonnis van 6 december 2017 heeft de rechtbank de aansprakelijkheid van [gedaagde sub 1] afgewezen, zodat ook in deze zaak de vordering tegen [gedaagde sub 1] afgewezen moet worden. In deze zaak zijn immers dezelfde gronden aangevoerd.
2.5.
Op grond van artikel 7:954 BW kan [eiser] van Reaal niet meer vorderen dan hetgeen [gedaagde sub 1] op grond van haar aansprakelijkheidsverzekering van Reaal te vorderen zou hebben. Bij het ontbreken van aansprakelijkheid heeft [gedaagde sub 1] geen vordering op Reaal, zodat ook de vordering van [eiser] tegen Reaal moet worden afgewezen.
2.6.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. [eiser] heeft geen bijzondere feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan er aanleiding zou kunnen zijn de proceskosten ten laste van Reaal te laten komen, zoals [eiser] heeft verzocht. Het enkele feit dat hij het voornemen heeft om hoger beroep in te stellen is daarvoor uiteraard onvoldoende reden. Dit geldt eveneens voor het verzoek van [eiser] om de uitvoerbaarheid bij voorbaat van dit vonnis achterwege te laten.
2.7.
De kosten aan de zijde van Reaal worden begroot op:
- griffierecht 608,00
- salaris advocaat
678,00(1,5 punt × tarief € 452,00)
Totaal € 1.286,00
2.8.
De kosten aan de zijde van [gedaagde sub 1] worden begroot op nihil.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Reaal tot op heden begroot op € 1.286,00 en aan de zijde van [gedaagde sub 1] op nihil.
3.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis voor Reaal ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
3.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Slootweg en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2018. [1]

Voetnoten

1.type: SM/4183