ECLI:NL:RBLIM:2025:8842

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 september 2025
Publicatiedatum
12 september 2025
Zaaknummer
11488512 EL 25-434
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake effectenleaseovereenkomsten en onrechtmatige daad van Dexia

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 10 september 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres in conventie, verweerster in reconventie], handelend als wettelijk erfgenaam van wijlen [erflater], en de besloten vennootschap Dexia Nederland B.V. De zaak betreft effectenleaseovereenkomsten die door de erflater zijn afgesloten met Dexia via een tussenpersoon, Primaz Adviesgroep. De erflater heeft schade geleden door het onrechtmatig handelen van Dexia, die haar zorgplicht heeft geschonden door de erflater als cliënt te accepteren zonder dat de tussenpersoon over de benodigde vergunning beschikte. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Dexia aansprakelijk is voor de door de erflater geleden schade, die bestaat uit betaalde termijnen en een restschuld. De vordering van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] om Dexia te veroordelen tot schadevergoeding is toegewezen, evenals de vordering tot vergoeding van proceskosten. Dexia's verweer en tegenvordering zijn afgewezen. De uitspraak is gebaseerd op eerdere jurisprudentie en de kantonrechter heeft vastgesteld dat er voldoende causaal verband is tussen de schade en de onrechtmatige daad van Dexia. De kantonrechter heeft de vordering tot verstrekking van documenten door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] aan Dexia afgewezen, omdat dit in strijd zou zijn met het vertrouwelijke karakter van de informatie-uitwisseling tussen de rechtzoekende en diens rechtsbijstandverlener.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11488512 EL 25-434
vonnis van de kantonrechter van 10 september 2025
in de zaak van
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , te dezen handelende ten behoeve van de gemeenschap, in hoedanigheid van wettelijk erfgenaam van [erflater] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie en in het incident,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces,
tegen
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie en verzoekende partij in het incident,
gemachtigde: USG Legal Professionals.
Partijen worden hierna [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en Dexia genoemd.

1.Kern van de zaak

1.1.
Wijlen [erflater] (verder: contractant) heeft via een tussenpersoon een of meer effectenleaseovereenkomsten gesloten met (de rechtsvoorganger van) Dexia. Die overeenkomsten hielden het volgende in. Contractant leende geld van Dexia en met dat geld kocht Dexia aandelen. Contractant betaalde met name rente (inleg) per maand of ineens vooruit. Aan het einde van de overeenkomsten werden de aandelen verkocht en moest contractant het geleende bedrag terugbetalen. In dit geval was de waarde van die aandelen bij verkoop zodanig dat contractant verlies heeft geleden. In deze zaak gaat het om de vraag of Dexia de door contractant geleden schade helemaal moet vergoeden.
1.2.
Er is al veel rechtspraak over overeenkomsten zoals hier aan de orde en de kantonrechter sluit in deze zaak daarbij aan. Dat betekent dat Dexia de door contractant geleden schade helemaal moet vergoeden.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 30 december 2024;
  • het incidentele verzoek ex artikel 195 Rv tevens houdende conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie;
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie tevens houdende conclusie van antwoord in het incident;
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in reconventie, tevens akte uitlating producties.
2.2.
Ten slotte is partijen meegedeeld dat vonnis wordt gewezen.

3.3. De feiten

3.1.
Contractant heeft de volgende leaseovereenkomsten (verder: de overeenkomsten) ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij (de rechtsvoorgangster van) Dexia:
Nr.
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
I.
39200293
07-09-1999
AEX Plus Effect
II.
39200294
07-09-1999
AEX Plus Effect
3.2.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomsten een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
04-05-2004
- € 2.731,81
Ja
II.
04-05-2004
- € 2.731,81
Ja
3.3.
Volgens opgave van Dexia heeft [erflater] op grond van de overeenkomsten – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 12.479,50 aan maandtermijnen en een bedrag van € 5.463,62 wegens restschuld aan Dexia betaald. Volgens die opgave heeft [erflater] geen bedrag aan dividenden ontvangen en € 1.617,28 aan fiscaal voordeel genoten. Op 13 januari 2012 heeft Dexia een bedrag van € 5.086,04 aan [erflater] uitgekeerd, volgens Dexia tweederde van de restschuld inclusief reeds verschenen rente.
3.4.
De gemachtigde van [erflater] , Leaseproces, heeft bij brief van 7 februari 2006 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomst ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook andere gronden nog aan te voeren.
3.5.
Contractant is op [overlijdensdatum] 2022 overleden.

4.De vordering en het verweer in de hoofdzaak en in het incident

4.1.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
 voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens contractant en/of toerekenbaar is tekort geschoten,
 voor recht zal verklaren dat contractant schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en Dexia gehouden is die schade te vergoeden,
 Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] van al datgene dat contractant aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomsten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
 Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , met rente,
 Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met rente.
4.2.
Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvordering, waarbij Dexia vordert, dan wel verzoekt (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- in het incident:
 [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ex artikel 195 Rv zal veroordelen om aan Dexia een afschrift te verstrekken van het intakeformulier, althans andere schriftelijke documenten waar de door Leaseproces namens [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in deze procedure ingenomen feitelijke stellingen aan zijn ontleend,
- in de hoofdzaak:
 voor recht zal verklaren dat Dexia met betrekking tot de tussen haar en contractant gesloten overeenkomsten met nummer 39200293 en 39200294 aan al haar verplichtingen heeft voldaan en derhalve niets meer aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] verschuldigd is,
 [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zal veroordelen in de proceskosten.
4.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.
5. De beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie en in het incidentalgemeen5.1. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie contractant.
5.2.
De procedures hebben geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. [1] Deze jurisprudentie wordt bij de beoordeling van de vorderingen als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
5.3.
Toepassing van deze jurisprudentie leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld;
er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade en de onrechtmatige daad van Dexia.
verjaring
5.4.
Voor zover Dexia stelt dat een eventuele vordering van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] inmiddels is verjaard, wordt dit verweer niet gevolgd. In de jurisprudentie zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op de verjaring. [2] Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigden van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
5.5.
Dexia heeft nog aangevoerd dat er geen stuitingshandelingen zijn verricht namens contractant/ [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] tussen 2012 en 2024. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] betwist dit. Ook dit verweer wordt verworpen. Uit de veelheid van eerdere procedures is het aan de rechtbank en (de gemachtigden van) partijen bekend, dat er door Leaseproces, stuitingsbrieven zijn gezonden aan Dexia in 2009, 2012, 2014, 2015, 2016, 2017 en 2021. Bij deze brieven hoorden lijsten met contractnummers en namen van afnemers voor wie Leaseproces als gemachtigde optrad/optreedt, zoals contractant. Zonder verdere uitleg kan Dexia er niet in worden gevolgd dat deze stuitingsbrieven juist niet namens contractant gezonden zouden zijn. Dexia had het verweer concreter kunnen en moeten onderbouwen.
tussenpersoon
5.6.
Contractant heeft de overeenkomsten met Dexia afgesloten via de tussenpersoon Primaz Adviesgroep (verder: de tussenpersoon). Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikte over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In de prejudiciële beslissing van 10 juni 2022 [3] heeft de Hoge Raad uitgelegd in welke gevallen Dexia heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999 (dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995). Daarvan is volgens de Hoge Raad sprake als de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon (zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning), tevens – naar Dexia wist of behoorde te weten – als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven. De Hoge Raad heeft, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn. Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer ook als dat onder omstandigheden als een ‘verkooppraatje’ kan worden gekarakteriseerd.
5.7.
De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon contractant heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had of behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon contractant, anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] als de partij die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia beroept. De door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn.
Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door contractant in 2007 – weten dat over de totstandkoming van de overeenkomsten en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
5.8.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
“De zus van [erflater] heeft Primaz Adviesgroep naar hem doorverwezen. De financieel adviseur van Primaz Adviesgroep, (hierna: ‘de adviseur’), is vervolgens bij [erflater] thuis geweest.
Tijdens het eerste gesprek is de financiële situatie van [erflater] besproken. Hierbij werd de situatie rondom het salaris van [erflater] besproken. Verder heeft de adviseur [erflater] gevraagd naar de financiële wensen van [erflater] . [erflater] gaf aan dat hij graag zijn pensioen wilde aanvullen omdat zijn vrouw niet zoveel verdiende.
De adviseur stelde dat dit mogelijk was en adviseerde [erflater] twee AEX Plus Effect overeenkomsten aan te gaan waarbij per maand per contract NLG 250,0 zou worden betaald. Deze overeenkomsten zouden gegarandeerd een mooi rendement opleveren waarmee de doelstelling van [erflater] kon worden behaald. Volgens de adviseur zou [erflater] met het rendement uit deze overeenkomst zijn pensioen kunnen aanvullen.
De adviseur heeft [erflater] niet gewezen op de specifieke risico’s van de overeenkomst. Verder heeft hij er niet op gewezen dat de effectenleaseovereenkomsten met een lening werden betaald, dat bij tegenvallende koersontwikkelingen de inleg geheel verloren kon gaan, en dat er bovendien een restschuld zou kunnen ontstaan uit hoofde van het effectenleaseovereenkomsten.
[erflater] heeft het advies van de adviseur opgevolgd. Er zijn twee AEX Plus Effect overeenkomsten afgesloten waarbij per contract een inleg van NLG 250,0 per maand zou worden betaald.
De adviseur heeft de aanvraag van de overeenkomsten geregeld. Daarnaast heeft de adviseur bij een volgend gesprek de overeenkomsten door [erflater] laten ondertekenen en heeft er vervolgens voor gezorgd dat de overeenkomsten ondertekend bij Bank Labouchere is aangekomen.”
5.9.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft, ter onderbouwing van haar stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een kopie van de overeenkomsten van 7 september 1999 met contractnummers 39200293 en 39200294, voorzien van de tekst:
“Adviseur ATP00367 – Primaz Adviesgroep B.V.”,
- een kopie van een uittreksel van de KvK van de tussenpersoon met als beschrijving van de werkzaamheden ‘
De financiële dienstverlening in het algemeen en het adviseren op het gebied van hypotheken, financieringen, beleggingen en assurantiën in het bijzonder’,
- een schermafbeelding van de toenmalige website van de tussenpersoon waarop – onder meer – te lezen is:
“Welkom op de site van PRIMAZ adviesgroep.
(...)
Het is daarom zeker geen overbodige luxe om een financieel adviseur in de arm te nemen. Dat heeft niets te maken met arm of rijk zijn, dat heeft te maken met verstandige keuzes maken. Want de financiële beslissingen die U neemt, zullen voor een groot deel ook uw toekomst bepalen. Laat U daarom begeleiden door een vakman, een financieel specialist: Maar we een die duidelijke taal spreekt: Primaz adviesgroep.
Primaz adviesgroep zorgt voor een deskundig advies bij uw financiële planning: Wilt U graag in contact komen met een van onze financiële adviseurs bel dan naar het telefoonnummer (...)”.
aanhoudingsverzoek
5.10.
Dexia heeft grote bezwaren tegen de – door haar zo genoemde – ‘bewijsconstructie’ omtrent de advisering door tussenpersonen die in de jurisprudentie van de rechtbanken vaak wordt gehanteerd. Voor het geval de kantonrechter bij de beoordeling van deze zaak het voornemen heeft gebruik te maken van diezelfde constructie/redenering, heeft Dexia verzocht om de zaak aan te houden in verband met door haar ingestelde cassatieberoepen tegen drie arresten van de gerechtshoven ’s-Hertogenbosch en Arnhem-Leeuwarden. De bewuste redenering omtrent het bewijs is onderwerp van deze cassatieberoepen.
5.11.
Het verzoek van Dexia wordt niet gehonoreerd, omdat de jurisprudentie van de gerechtshoven op dit punt de juistheid van de door de rechtbanken gevolgde redenering vooralsnog bevestigt. Er is bovendien geen concrete indicatie dat de Hoge Raad de betreffende arresten mogelijk gaat vernietigen.
(nieuwe) argumenten Dexia
5.12.
Dexia heeft tegen de bewuste redenering (nieuwe) argumenten aangevoerd. Die komen er, kort gezegd, op neer:
  • dat ten onrechte de gemachtigde van de afnemer op zijn woord wordt geloofd;
  • dat zonder verder bewijs wordt aangenomen dat sprake is geweest van advisering door de tussenpersoon;
  • dat ten onrechte wordt aangenomen dat op Dexia een onderzoeks- en vastleggingsplicht rust, en
  • dat Dexia ten onrechte niet wordt toegelaten tot (tegen)bewijs.
5.13.
Deze argumenten gaan niet op. Bij de beoordeling van deze zaak geldt – evenals in vergelijkbare zaken – als uitgangspunt dat, zoals [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] onderbouwd heeft gesteld en Dexia onvoldoende heeft weersproken, tussenpersonen een gebruikelijke werkwijze hadden. Daarbij bracht de adviseur van de tussenpersoon steeds de situatie en de wensen van een klant in kaart en stelde in aansluiting daarop een bepaald effectenleaseproduct als geschikt voor. Dexia wist dat. [4] [5] Met de stellingen omtrent de concrete feiten en omstandigheden ten aanzien van de advisering in het geval van contractant heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , tegen de achtergrond van de beschreven gebruikelijke werkwijze, voldoende onderbouwd gesteld dat sprake is geweest van vergunningplichtige advisering. Dat betekent dat Dexia, om tot (tegen)bewijs te worden toegelaten, niet kan volstaan met een betwisting in algemene termen van de door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] geschetste gang van zaken. Zij had daarvoor meer concreet moeten maken dat en waarom volgens haar destijds in dit geval geen sprake is geweest van advisering, door uiteen te zetten op welke wijze de overeenkomsten dan wel tot stand waren gekomen. Nu zij dat niet heeft gedaan, heeft zij de stelling van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] dat sprake is geweest van vergunningplichtige advisering onvoldoende gemotiveerd weersproken. Deze stelling moet daarom als vaststaand worden aangenomen. Daarom wordt niet aan bewijslevering toegekomen. Dat de gemachtigde van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in een andere zaak mogelijk in de processtukken een onjuiste weergave van de geschetste gang van zaken heeft opgenomen, betekent niet zonder meer dat zij in alle zaken een onbetrouwbare weergave van de feiten geeft. Van Dexia mag worden verwacht dat zij toelicht waarom daarvan in dit specifieke geval sprake is. Als de door de afnemer beschreven wijze van advisering niet klopt, kan Dexia dit immers weerspreken door te omschrijven hoe het volgens haar is gegaan. Dat Dexia dat volgens haar stellingen niet kan, omdat zij op geen enkele wijze betrokken is geweest bij het contact tussen contractant en de adviseur van de tussenpersoon, komt voor haar rekening en risico. Zij heeft er destijds immers van afgezien om eigen voorlichting te geven aan potentiële klanten zoals contractant en gebruik gemaakt van tussenpersonen voor de afzet van haar producten. Anders dan Dexia meent betekent het voorgaande niet dat op haar een onderzoeks- of vastleggingsplicht rust, maar slechts dat het mogelijk ontbreken van onderbouwing van haar betwisting, voor haar rekening en risico komt.
Uit de door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gestelde feiten, die Dexia onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken, volgt dus dat contractant is geadviseerd door een adviseur van de tussenpersoon. Het is in deze omstandigheden niet nodig om vast te stellen wie die adviseur dan is geweest.
wetenschap Dexia5.14. In dit geval is niet gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan contractant. Zij had die wetenschap echter wel behoren te hebben. Ten eerste had zij, nu zij gebruik maakte van tussenpersonen, moeten weten wat hun gebruikelijke werkwijze was. Daarnaast lag het op de weg van Dexia om voorafgaand aan de totstandkoming van een overeenkomst met een klant actief navraag te doen bij de tussenpersoon of de desbetreffende klant de overeenkomst zou aangaan op advies van de tussenpersoon. Aan de hand van de in dat verband ontvangen informatie had Dexia kunnen en moeten beoordelen of zij de overeenkomsten met contractant kon en mocht sluiten. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht, is gesteld noch gebleken. Dat moet, gelet op het voorgaande, voor haar rekening en risico blijven. De betwisting door Dexia van de stelling dat zij kon weten dat sprake was van vergunningplichtige advisering is dan ook onvoldoende onderbouwd. Daardoor komt de geobjectiveerde wetenschap ook in dit concrete geval vast te staan. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen. Voor zover Dexia, zoals zij stelt, destijds niet wist dat de advisering vergunningplichtig was, leidt dat niet tot een andere uitkomst. Zo’n rechtsdwaling blijft in verhouding tot contractant voor rekening van Dexia.
aansprakelijkheid Dexia5.15. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met contractant de overeenkomsten is aangegaan, heeft zij jegens contractant onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan contractant omstandigheden toerekenbaar die tot de schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft. [6] Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van de afnemer te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
vorderingen van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie]5.16. De door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gevorderde verklaringen voor recht zullen daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens contractant heeft gehandeld door contractant als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon contractant niet alleen als klant aanbracht maar hem tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat.
5.17.
De als gevolg hiervan door contractant geleden schade kunnen partijen inmiddels berekenen. De voor vergoeding in aanmerking komende schade bestaat uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen) en het niet vergoede gedeelte van de (fictieve) restschuld. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder daadwerkelijk ontvangen dividenduitkeringen, fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten. Een en ander volgens het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist. In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3).
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft aan de hand van het door Dexia overgelegde financiële overzicht in de conclusie van repliek in conventie/antwoord in reconventie de schade berekend op € 12.683,43. Omdat Dexia de berekening niet heeft betwist, zal de kantonrechter uitgaan van dit bedrag.
5.18.
Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
5.19.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
de incidentele vordering/verzoek van Dexia
5.20.
Dexia verzoekt dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] wordt veroordeeld het intakeformulier van de gemachtigde aan Dexia te verstrekken. Een zogenoemde “exhibitievordering” komt in beginsel voor toewijzing in aanmerking als is voldaan aan de volgende uit artikel 194 Rv. voortvloeiende, cumulatieve voorwaarden:
- degene die de vordering instelt, dient een voldoende belang te hebben,
- het moet gaan om bepaalde gegevens,
- aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij is.
5.21.
Daargelaten de vraag of aan deze vereisten is voldaan, oordeelt de kantonrechter dat op grond van het tweede lid van 194 Rv geen inzage van het intakeformulier dan wel van andere schriftelijke documenten verlangd kan worden. In het tweede lid van artikel 194 Rv is, kortgezegd, bepaald dat beoefenaren van vertrouwensberoepen ter zake van hetgeen hen in hun hoedanigheid is toevertrouwd niet gehouden zijn om aan de exhibitievordering te voldoen. In beginsel betreft dit alle met de beroepsbeoefenaar gewisselde stukken en is het aan de beroepsbeoefenaar om te bepalen of die informatie hem in zijn hoedanigheid zijn toevertrouwd. Er is dus bij hoge uitzondering ruimte om van de beroepsbeoefenaar te verlangen dat hij zich niet op zijn verschoningsrecht beroept. Ook van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] als cliënte van de beroepsbeoefenaar kan (ervan uitgaande dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , althans haar gemachtigde, in het bezit is van het intakeformulier of vergelijkbaar ander document) geen inzage worden verlangd omdat gewichtige redenen als bedoeld in het tweede lid van artikel 194 Rv, zich daartegen verzetten. Dexia wil kennelijk weten welke gegevens contractant en/of [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] destijds aan Leaseproces heeft verstrekt en vervolgens in het dossier van Leaseproces terecht zijn gekomen. Het verstrekken van informatie aan een rechtsbijstandverlener over een geschil door middel van een gesprek of een intake- of vragenformulier dient onbelemmerd te kunnen plaatsvinden. Daarvan is geen sprake meer als een rechtzoekende er rekening mee moet houden dat de aan zijn rechtsbijstandverlener verstrekte gegevens, via een toegewezen exhibitievordering, bij zijn wederpartij terecht kunnen komen. Het is van groot belang dat het vertrouwelijke karakter van de informatie-uitwisseling tussen de rechtzoekende en diens rechtsbijstandverlener blijft bestaan. Al met al oordeelt de kantonrechter dat de incidentele vordering van Dexia moet worden afgewezen.
5.22.
De proceskosten van dit incident komen voor rekening van Dexia omdat zij in het ongelijk wordt gesteld. De proceskosten aan de zijde van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] worden begroot op € 82,00.
vorderingen Dexia
5.23.
Gelet op de beoordeling in conventie worden de vorderingen van Dexia afgewezen.
proceskosten
5.24.
Omdat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] inhoudelijk gelijk krijgt, is Dexia aan te merken als de in het ongelijk te stellen partij. Dexia zal worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten) aan de zijde van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gevallen. Omdat het partijdebat in reconventie is samengevallen met het debat in conventie worden de kosten in reconventie tot op heden begroot op nihil.
De proceskosten van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] worden begroot op:
- dagvaarding € 135,97
- griffierecht € 90,00
- salaris gemachtigde € 542,00 (2 x tarief € 271,00)
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 902,97.
5.25.
De gevorderde rente over de proceskosten zal als na te melden worden toegewezen.

6.De beslissing

De kantonrechter
in het incident van Dexia
6.1.
wijst het verzoek van Dexia af,
6.2.
veroordeelt Dexia in proceskosten van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , tot op heden begroot op € 82,00,
in conventie
6.3.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens contractant heeft gehandeld door contractant als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon contractant niet alleen als klant aanbracht maar hem tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat,
6.4.
verklaart voor recht dat contractant schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en Dexia gehouden is die schade te vergoeden,
6.5.
veroordeelt Dexia om aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] te betalen de schade, zijnde een bedrag van € 12.683,43, vermeerderd met de wettelijke rente daarover een en ander zoals weergegeven in r.o. 5.17.,
6.6.
veroordeelt Dexia in de proceskosten van € 902,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Dexia niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Dexia ook de kosten van betekening betalen,
6.7.
veroordeelt Dexia in de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
6.8.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
6.9.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.10.
wijst de vorderingen af,
6.11.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 september 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.
typ: ksf
coll:

Voetnoten

1.In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135).
2.zie onder meer gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 3 november 2020 ECLI:NL:GHARL:2020:8992, gerechtshof Amsterdam, 25 januari 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1462, gerechtshof Den Bosch 10 januari 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:23 en de arresten van Hof Arnhem-Leeuwarden van 11 februari 2025 waaronder ECLI:NL:GHARL:2025:684.
3.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI :NL:HR:2022:862.
4.Vergelijk gerechtshof Arnhem Leeuwarden 16 mei 2023 ECLI:NL:GHARL:2023:4177, gerechtshof ’s Hertogenbosch 10 december 2024 ECLI:NL:GHSCHE:2024:3936, gerechtshof Arnhem Leeuwarden 11 februari 2025 ECLI:NL:GHARL:2025:684, ECLI:NL:GHARL:2025:686, ECLI:NL:GHARL:2025:687, ECLI:NL:GHARL:2025:688 en ECLI:NL:GHARL:2025:689, gerechtshof Amsterdam 11 februari 2025 ECLI:NL:GHAMS:2025:379.
5.Zie bijvoorbeeld Hoge Raad 9 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:882.
6.Hoge Raad 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7. Deze lijn is nadien bevestigd in de arresten van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935, en van 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:862.