ECLI:NL:RBLIM:2025:507

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
22 januari 2025
Zaaknummer
03.130984.24
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf van 12 jaar voor poging tot moord en belaging met GPS-tracker

Op 22 januari 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte twee pogingen tot moord heeft gepleegd op [slachtoffer 1] door de remkabels van haar auto door te knippen. De verdachte is ook veroordeeld voor belaging door het plaatsen van een GPS-tracker onder de auto van zowel [slachtoffer 1] als haar vader, [slachtoffer 2]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en haar medeverdachte opzettelijk en met voorbedachten rade handelden, wat blijkt uit hun communicatie en de omstandigheden van de zaak. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 12 jaar opgelegd, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De benadeelde partij, [slachtoffer 1], heeft een schadevergoeding gevorderd, waarvan een deel is toegewezen. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding voor het overige afgewezen, omdat deze onvoldoende was onderbouwd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.130984.24
tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 januari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
thans gedetineerd in [P.I.] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. P.W. Szymkowiak, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 januari 2025. De verdachte en haar raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Zij heeft (vanuit een andere zaal via een videoverbinding) de zitting gevolgd. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld. Namens [slachtoffer 1] is op zitting gehoord mr. S. Berwari, advocaat kantoorhoudende te Amsterdam.
Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de strafzaak tegen medeverdachte [naam 1] met het parketnummer 03.130879.24.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:samen met [naam 1] meermaals heeft geprobeerd [slachtoffer 1] te vermoorden (primair), althans [slachtoffer 1] te doden (subsidiair), althans aan [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (meer subsidiair);
Feit 2:samen met [naam 1] [slachtoffer 1] heeft belaagd;
Feit 3:samen met [naam 1] [slachtoffer 2] heeft belaagd.

3.De voorvragen

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de strafvervolging met betrekking tot feit 2 en feit 3. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat feit 2 en feit 3 klachtdelicten betreffen en dat de klacht van [slachtoffer 1] ontbreekt in feit 2. In feit 3 heeft [slachtoffer 2] zijn aangifte ingetrokken, waaruit de uitdrukkelijke wens blijkt dat de verdachte voor dit feit niet wordt vervolgd. Wanneer de wettelijke bepaling omtrent het doen van een klacht verruimd moet worden gelezen, geldt dit evenzeer voor de termijn waarbinnen een klacht nog kan worden ingetrokken.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de verhoren van aangeefster [slachtoffer 1] de expliciete wens en de bedoeling volgt dat strafvervolging zou worden ingesteld. Het ontbreken van de klacht hoeft dan ook niet te leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het intrekken van de aangifte van [slachtoffer 2] buiten de termijn van artikel 67 van het Wetboek van Strafrecht valt en dit leidt niet tot een niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie.
De rechtbank oordeelt dienaangaande als volgt.
Ten aanzien van het onder feit 2 en feit 3 ten laste gelegde, te weten belaging zoals vermeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht, is slechts dan vervolging mogelijk indien een klacht is ingediend. Het klachtvereiste strekt ertoe dat het slachtoffer kan afwegen of zijn persoonlijk belang om niet te worden geconfronteerd met eventuele negatieve gevolgen van een strafvervolging, de voorrang heeft boven het algemene belang van strafvervolging. Dit persoonlijk belang van het slachtoffer is in een geval waarin een klacht is vereist, niet in het geding indien de klacht weliswaar niet voldoet aan de wettelijke eisen van artikel 164 van het Wetboek van Strafvordering maar vaststaat dat de klachtgerechtigde de vervolging heeft gewenst (Hoge Raad 4 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2242). Indien een als klacht bedoeld stuk wel een aangifte maar geen verzoek tot vervolging inhoudt, kan niettemin het bestaan van een klacht als omschreven in het eerste lid van artikel 164 van het Wetboek van Strafvordering worden aangenomen indien op grond van het onderzoek ter terechtzitting komt vast te staan dat de klager ten tijde van het opmaken van bedoeld stuk de bedoeling had dat een vervolging zou worden ingesteld (vgl. HR 11 januari 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC8448, NJ 1994, 278, Hoge Raad 18 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:381 en Hoge Raad 30 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:967). [1]
De rechtbank is van oordeel dat voldoende gebleken is dat het de bedoeling was van aangeefster [slachtoffer 1] dat vervolging zou worden ingesteld voor feit 2. Dit volgt onder meer uit het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] waarin zij verklaart aangifte te doen van stalking. Zij heeft daarbij verklaard zich door de stalking bedreigd en aangetast in haar persoonlijke levenssfeer te voelen. [2] Voorts heeft [slachtoffer 1] zich gesteld als benadeelde partij ten aanzien van feit 1 en feit 2, en is ter terechtzitting namens haar een slachtofferverklaring voorgedragen. Aangezien uit het dossier en uit het onderzoek ter terechtzitting aldus voldoende is gebleken dat de aangeefster onmiskenbaar de bedoeling had dat de verdachte ook voor dit feit zou worden vervolgd, zal de rechtbank het Openbaar Ministerie ontvankelijk verklaren in de vervolging ten aanzien van feit 2.
Ten aanzien van feit 3 overweegt de rechtbank als volgt.
Artikel 67 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) bepaalt dat degene die een klacht indient, gedurende 8 dagen na de dag van indiening bevoegd blijft deze in te trekken.
De (mondelinge) klacht van [slachtoffer 2] is op 15 februari 2024 door de politie ontvangen. De email waarin hij te kennen geeft zijn aangifte te willen intrekken, dateert van 29 april 2024. Ook als deze email wordt gelezen als het intrekken van de eerder gedane klacht, dan geldt dat dit buiten voornoemde termijn van artikel 67 Sr is geschied. De rechtbank ziet, anders dan de verdediging, geen ruimte om deze wettelijke termijn ruimer te lezen. De klacht blijft derhalve staan, en het Openbaar Ministerie is ontvankelijk in de vervolging ten aanzien van feit 3.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 1 primair, feit 2 en feit 3.
Ten aanzien van feit 1 primair heeft de officier van justitie aangevoerd dat de medeverdachte [naam 1] heeft bekend dat hij de remkabels van de auto van [slachtoffer 1] twee keer heeft doorgeknipt. Het is een feit van algemene bekendheid dat door het doorknippen van de remleidingen van een auto de aanmerkelijke kans op een (zeer) ernstig verkeersongeluk met dodelijke afloop bestaat en dat geldt ook in het geval van aangeefster. Dat zij uiteindelijk niet in de auto heeft gereden vanwege het waarschuwingssysteem maakt dat niet anders.
Uit de Whatsappberichtenwisseling volgt ook dat dit al vooraf de kennelijke bedoeling was van de medeverdachte en de verdachte, zodat ook de voorbedachte raad bewezen is: de medeverdachte schrijft immers aan de verdachte dat zij [slachtoffer 1] wilde laten verongelukken, en de verdachte schrijft over de aangeefster: ‘haar tijd komt nog wel’. Daarnaast kan ook het medeplegen worden bewezen, nu er voldoende bewijs voorhanden is waaruit blijkt dat de verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met de medeverdachte. Er bestond immers een duidelijke onderlinge taakverdeling, waarbij de verdachte de medeverdachte enerzijds heeft voorzien van essentiële informatie en de verdachte anderzijds daar zelf ook naar gevraagd heeft.
Ten aanzien van feit 2 en feit 3 heeft de medeverdachte [naam 1] bekend dat hij de GPS-trackers onder de auto van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft geplaatst. De verdachte was op de hoogte van het plaatsen van deze GPS-trackers en uit de Whatsappgesprekken volgt dat tussen de verdachte en haar medeverdachte over en weer informatie werd doorgegeven over de locaties van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Ook van deze feiten kan derhalve het medeplegen bewezen worden. De verdachten hebben wederrechtelijk, stelselmatig en opzettelijk inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] . Zij hebben aldus beiden gedwongen iets te dulden, en ze vrees aangejaagd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van feit 1. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte geen opzet had op de dood van [slachtoffer 1] en dat medeplegen niet bewezen kan worden. De medeverdachte heeft de remkabels doorgeknipt zonder medeweten van de verdachte. De verdachte heeft de medeverdachte niet aangestuurd en geen informatie verschaft om het doorknippen van de remkabels mogelijk te maken.
Ten aanzien van feit 2 en feit 3 heeft de verdediging eveneens vrijspraak bepleit. De verdachte wist niet dat de medeverdachte de GPS-trackers had geplaatst onder de auto’s van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , en het oogmerk op belaging ontbreekt. Belaging kan bovendien niet worden bewezen, omdat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich van de aanwezigheid van de trackers pas achteraf bewust werden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [3]
De bewijsmiddelen t.a.v. feit 1 primair
[slachtoffer 1]heeft
aangiftegedaan en zakelijk weergegeven het volgende verklaard: [4]
Mijn remleidingkabels zijn tussen 24 november 2023 om 01:00 uur en 26 november 2023 om 18:25 uur bij de [adres 1] in Heerlen, moedwillig doorgeknipt. Dit is geconstateerd door mij en een ANWB-medewerker nadat mijn auto de melding gaf dat mijn remoliepeil laag is en ik niet verder mocht rijden met het voertuig. De ANWB-medewerker bevestigde ook dat dit moedwillig is doorgeknipt en niet door enig ongedierte of door iets anders is gebeurd. Het is een rechte snij.
In het
proces-verbaalvan bevindingen staat zakelijk weergegeven het volgende gerelateerd: [5]
Op vrijdag 24 november 2023, te 01:00 uur, parkeerde aangeefster [slachtoffer 1] haar personenauto, merk Ford, [type] , [kleur] en voorzien van het Nederlandse kenteken [nummer] aan de [straat 1] te Heerlen. Toen aangeefster op zondag 26 november 2023, te 18:25 uur weer gebruik wilde maken van haar voornoemde personenauto gaf het display van de personenauto de melding "remolie leiding laag niet verder rijden". Na inspectie aan de personenauto bleek dat de
remslang welke zich rechtsvoor onder de wielkast bevindt was doorgeknipt cq gesneden.
[slachtoffer 1]heeft
aangiftegedaan en zakelijk weergegeven het volgende verklaard: [6]
Mijn remolieleidingen zijn tussen 19 januari 2024 om 18:30 uur en 19 januari 2024 om 21:49 uur bij de [adres 1] in Heerlen weer vernield. Dit keer zowel links voor als rechts voor beide kanten doorgesneden.
In het
proces-verbaalvan bevindingen staat zakelijk weergegeven het volgende gerelateerd: [7]
Op vrijdag 19 januari 2024, omstreeks 21:50 uur, kwam aangeefster [slachtoffer 1] aan bij haar personenauto, merk Ford, [type] , [kleur] en voorzien van het Nederlandse kenteken [nummer] . Na het starten van haar personenauto verscheen op het display van de personenauto de melding “remolie leiding laag niet verder rijden”. Hierop heeft aangeefster telefonisch contact opgenomen met de ANWB.
Op vrijdag 19 januari 2024 heeft een medewerker van de ANWB een onderzoek uitgevoerd aan de personenauto van aangeefster [slachtoffer 1] . De medewerker van de ANWB heeft tijdens het onderzoek aan de personenauto een filmpje gemaakt van de schade aan de remleidingen. Tijdens deze opname hoor je de medewerker van de ANWB het navolgende zeggen (letterlijke tekst):
“de breuk van de remleiding is best mooi. Als het een marter zou zijn dan zie je dat het afgeknabbeld zou zijn”’.
Getuige
[naam 9]heeft zakelijk weergegeven het volgende verklaard: [8]
Eind november 2023 kreeg ik in mijn autobedrijf een personenauto, merk Ford, [type] , [kleur] en voorzien van het Nederlandse kenteken [nummer] , ter reparatie aangeboden.
Ik heb de personenauto op de brug gezet en ik zag dat de remslang die linksvoor onder de wielkast zat was doorgeknipt dan wel doorgesneden.
Door mijn jarenlange ervaring en expertise in reparaties van auto’s durf ik met zekerheid te zeggen dat deze remslang was doorgeknipt dan wel doorgesneden. De schade aan deze remslang werd niet veroorzaakt door een dier of dergelijke.
Als men een remslang doorknipt dan is de remdruk volledig weg. Je zult mogelijk nog een á tweemaal heel zachtjes kunnen remmen. Daarna valt de remdruk volledig weg. Als mijn klant met deze schade was gaan rijden en ze had ongelukkig een noodstop moeten maken dan had ze nooit op tijd kunnen stilstaan met haar personenauto.
In het
proces-verbaalvan bevindingen staat zakelijk weergegeven het volgende gerelateerd: [9]
Op 19 januari 2024, omstreeks 18:30 uur, parkeerde aangeefster [slachtoffer 1] haar personenauto, merk Ford, [type] , [kleur] en voorzien van het Nederlandse kenteken [nummer] in een parkeervak ter hoogte van de [adres 2] te Heerlen.
Bewoner van de [adres 2] te Heerlen, de heer [naam 2] , had contact opgenomen met aangeefster [slachtoffer 1] dat hij camerabeelden had en dat hij deze beelden aan haar beschikbaar wilde stellen ten behoeve van het onderzoek.
De beveiligingscamera is gevestigd aan het perceel [adres 2] te Heerlen. De
beveiligingscamera heeft zicht op de oprit van de woning, parkeervakken en de openbare weg.
Beschrijving beelden
Op 19 januari 2024 om 21:19:58 uur, komt een personenauto aangereden. De personenauto parkeert ter hoogte van de [adres 3] in een parkeervak.
Uit de geparkeerde personenauto stapt een onbekend mannelijk persoon (NN01). Deze persoon loopt vervolgens in de richting van de personenauto van aangeefster.
De man (NN01) bukt zich bij de personenauto van aangeefster en blijft ter hoogte van het rechter achterwiel enige tijd zitten. De man kijkt met zijn hoofd in de richting van het achterwiel.
De man (NN01) bukt / ligt vervolgens enige tijd bij het linker- en rechter voorwiel van de personenauto van aangeefster.
In het
proces-verbaalvan bevindingen staat zakelijk weergegeven het volgende gerelateerd: [10]
Op woensdag 10 april 2024, werd in de loop van de middag een bericht vanuit de politie verspreid op social media. Hierin werd gevraagd naar herkenning van personen en/of getuigen naar aanleiding van het doorsnijden van remkabels van het voertuig van het slachtoffer, gepleegd op 19 januari 2024. In dit bericht werden ook beelden getoond.
Uit het onderzoek telefoontap, geschakeld op het telefoonnummer [telefoonnummer 1] bleek het volgende:
Op donderdag 11 april 2024, luisterde ik, verbalisant, [naam 3] , een gesprek uit die gevoerd werd op woensdag 10 april 2024 om 18:47 uur. Dit is nadat het bericht op social media is geplaatst. Dit gesprek werd gevoerd door de gebruikers van het de nummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] . Uit CIOT-bevraging blijkt dat de nummers op naam staan van:
[telefoonnummer 1]
[verdachte] (NNV9109)
[adres 4]
[telefoonnummer 2]
[naam 1] (NNM8321)
[adres 5]
Het gesprek is letterlijk uitgewerkt.
NNV9109 (1) NNM8321 (2)
2: Waar heb jij dat gezien dan?
1: Ik zie geen link van he, nee. .. Ik kreeg een linkje van [naam 4] . "Is dat die auto van die trut?" "Ik zou het niet weten?"
1: Staat het ook op facebook dan?
2: Jajaaaa, op facebook, opsporing verzocht, op het nieuws, overal... oooveral.
1: Ok, maar je gezicht zie je niet he?
2: ja jawel!
1: En jouw gezicht zie je?
2: Jajaaaa
1: Wat zeggen ze dan?
2: 'zucht' het gaat zich dr'om dat jij tegen mij zegt.... daar hoor je noooooit meer wat van... en wat heb ik jou gezegd? Die zijn zwaar onderzoek bezig... nee nee nee ntv dat snap ik. Het is op het nieuws op dinge.. opsporing verzocht, overal, overal is het erop.... ooooveral. Twee keer poging tot doodslag
1: Ja, ik heb het gezien... ntv... ik heb alleen maar zo een NOS uhh bericht gekregen van mijn broertje
2: Wat zei die?
1: Dat jij op je knieën zat en uhh, dat was het, meer niet
In het
proces-verbaalvan bevindingen staat zakelijk weergegeven het volgende gerelateerd: [11]
Op woensdag 8 mei 2024, onderzocht ik, [naam 5] , het verkregen extractierapport van de inbeslaggenomen mobiele telefoon, Apple Iphone, van de verdachte [naam 1] . De simkaart die in het toestel werd aangetroffen had het navolgende telefoonnummer + [telefoonnummer 2] .
Tussen bovengenoemde gebruikers werden in de periode van 30 juli 2023 tot en met 15 april 2024 in totaliteit 7266 berichten verstuurd dan wel ontvangen.
Gebruiker [verdachte] / [telefoonnummer 1] - CIOT bevraging:
[verdachte]
[adres 6]
Gebruiker [naam 6] / [telefoonnummer 2] - CIOT bevraging:
[naam 1]
[adres 5]
In deze berichten wordt herhaaldelijk gesproken over klaploper/mafklapper en strontkut/kut. Door de inhoud en context van de volledige chatberichten tussen de gebruikers is het zeer aannemelijk dat met klaploper/mafklapper aangever
de heer [slachtoffer 1] wordt bedoeld en met strontkut/kut aangeefster mevrouw [slachtoffer 1] wordt bedoeld.
Gesprek 05 november 2023
Bericht van [naam 6] (11:58 uur): “Ik ga niet slape voor dat ik die dochter heb gehad”
Bericht van [verdachte] (11:59 uur): “Ik hou alleen van jou mijn schatje”
Gesprek 21 november 2023
Bericht van [naam 6] (13:56 uur): “Kan je me vanavond uurtje komen hale dat ik dat met die kut regel voordat ik morge niks meer kan dan is dat ook geregeld ik heb je dat belooft dan doe ik dat ook”
Bericht van [naam 6] (14:39 uur): “Kom mij gewoon halen ik wil en doe dat heel graag voor je is zo gebeurd 5 minuten”
Bericht van [naam 6] (15:44 uur): “Ik vind dat ik dat jou op zijn minst verschuldigd ben”
Bericht van [naam 6] (18:47 uur): “Als je het wil afmaken met die kut dan hoor ik het wel ze is bij domino’s”
Gesprek 10 december 2023
Bericht van [naam 6] (22:14 uur): “Nu kijke als die stronthoer daar is”
Bericht van [naam 6] (22:15 uur): “Is die ook meteen klaar”
Bericht van [naam 6] (22:21 uur): “Stronthoer is er ook”
Bericht van [naam 6] (22:21 uur): “Die is ook zo klaar”
Gesprek 25 december 2023
Bericht van [verdachte] (11:45 uur): “Die kutwijf staat ook hier haar auto dan”
Bericht van [naam 6] (11:46 uur): “Als ik vanavond bij jou ben zal ik wel weer daarheen lopen”
Bericht van [naam 6] (11:46 uur): “Duurt telang”
Bericht van [verdachte] (11:46 uur): “Ja vindt ik ook”
Gesprek 26 december 2023
Bericht van [naam 6] (14:49 uur): “Jij hebt een hekel aandoe kut en wil ze laten verongelukken”
Bericht van [naam 6] (14:50 uur): “Dan moet je wel beetje meewerken”
Gesprek 29 december 2023
Bericht van [naam 6] (15:41 uur): “Als je terug van [naam 7] komt kijk als die kut daar is”
Bericht van [verdachte] (15:43 uur) : “Oké”
Gesprek 01 januari 2024
Bericht [naam 6] (16:40 uur): “Kijk eens als die kut daar is”
Bericht van [verdachte] (20:40 uur): “Nee ze is er niet”
Gesprek 06 januari 2024
Bericht van [naam 6] (10:25 uur): “Kut is in de [straat 2] ”
Bericht van [naam 6] (23:12 uur): “Als ik nu bij jou was geweest had ik die kut kunne pakke die is nog steeds om de hoek bij jou”
Bericht van [verdachte] (23:13 uur): “Haar tyd komt nog wel”
Bericht [naam 6] (23:14 uur): “Zo graag wil je het ook niet meer volgens mij of wel”
Bericht van [verdachte] (23:14 uur): “Tuurlijk wel”
Gesprek 15 januari 2024
Bericht van [verdachte] (12:14 uur): “Waar is die kut wijf nu”
Bericht van [naam 6] (12:16 uur): “ [straat 2] ”
Medeverdachte
[naam 1]heeft als getuige ter terechtzitting het volgende zakelijk weergegeven verklaard:
Ik heb beide keren de remkabels doorgeknipt van de auto van [slachtoffer 1] .
Met ‘die kut’ bedoelde ik [slachtoffer 1] .
De
verdachteheeft ter terechtzitting zakelijk weergegeven het volgende verklaard:
Met ‘strontkut’ bedoelde ik [slachtoffer 1] .
Bewijsoverwegingen t.a.v. feit 1 primair
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat de medeverdachte [naam 1] de remleidingen van de auto van aangeefster [slachtoffer 1] op twee momenten heeft doorgeknipt: eenmaal in de periode tussen 24 november 2023 en 26 november 2023 (remslang rechtsvoor) en eenmaal op 19 januari 2024 (remslangen linksvoor én rechtsvoor). Zijn op dit punt bekennende verklaring wordt ondersteund door de camerabeelden van de plaats delict van 19 januari 2024, waarop te zien is dat een persoon handelingen verricht aan de rechter en linker voorkant van de auto van de aangeefster, en het tapgesprek van 11 april 2024 tussen de verdachte en de medeverdachte, waarin de medeverdachte onder meer zegt dat hij op die beelden te zien is.
Medeplegen?
De vraag ligt voor of uit de bewijsmiddelen een nauwe en bewuste samenwerking naar voren komt tussen de verdachte en haar medeverdachte, zoals vereist voor een bewezenverklaring van medeplegen.
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor als bewijsmiddelen opgenomen berichten in onderling verband en samenhang bezien tot geen andere conclusie kunnen leiden dan dat de verdachte met medeverdachte [naam 1] samen het plan had gevat om de aangeefster om het leven te brengen, waarbij de medeverdachte de feitelijke handelingen heeft verricht. Noch het procesdossier, noch hetgeen de verdachte en de medeverdachte hieromtrent hebben verklaard biedt aanknopingspunten voor een alternatieve lezing. De berichten bevatten immers onmiskenbaar kwaadwillende intenties van zowel de verdachte als van de medeverdachte, die naadloos passen in de uiteindelijke vertaling van die intenties: het tot tweemaal toe doorknippen van de remleidingen van de auto van de aangeefster. Het doel van de verdachte was dat de aangeefster moest
“verongelukken”; de medeverdachte zou aan de verwezenlijking van dat doel meewerken: hij had dit aan de verdachte immers beloofd. Toen de eerste poging niet tot het door de verdachte en de medeverdachte gewenste resultaat had geleid, liet de verdachte aan de medeverdachte weten dat de tijd van de aangeefster nog zou komen en dat de kwaadwillende intenties niet waren veranderd. Een kleine twee weken na die openbaring van de verdachte volgde de tweede poging. De verdachte en de medeverdachte hielden de bewegingen van de aangeefster nauwlettend in de gaten. Zo ook kort voor de tweede poging: de verdachte wilde van de medeverdachte weten waar de aangeefster zich bevond. Samen hebben zij het plan gesmeed, hetgeen is uitgemond in twee pogingen om de aangeefster van het leven te beroven. De voornoemde berichten, in onderling verband en samenhang bezien, rechtvaardigen alleszins de conclusie dat de verdachte opzet had op de samenwerking met de medeverdachte en op de te verrichten gedragingen: het doorknippen van de remleidingen.
Aan het deel van de bekennende verklaring van de medeverdachte dat erop neerkomt dat de verdachte van niets wist, hecht de rechtbank geen geloof, nu dit deel van de verklaring van de medeverdachte wordt weersproken door de voornoemde berichten.
Opzet op de dood?
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of het dossier steun biedt voor bewezenverklaring van opzet bij de verdachte en haar medeverdachte, al dan niet in voorwaardelijke vorm, op de dood van aangeefster.
De rechtbank is in dit verband van oordeel dat uit de hiervoor genoemde berichten volgt dat de verdachten met vol opzet hebben gehandeld. Beiden hadden zich immers willens en wetens tot doel gesteld om aangeefster om het leven te brengen. Ter verwezenlijking van dat doel werden de remleidingen van de auto van de aangeefster tot twee maal toe doorgeknipt door de medeverdachte. Het doorknippen van de remleidingen is een geschikt middel om een persoon om het leven te brengen. Dit doet immers het remvermogen van de auto aanmerkelijk afnemen, waardoor een verkeersongeval met dodelijke afloop, met name indien de bestuurder krachtig moet remmen om een ongeval te voorkomen, mogelijk is. Zulke verkeerssituaties zijn niet ongebruikelijk. Het voorgaande wordt ook bevestigd door de getuige [naam 9] , die in dit verband heeft verklaard dat de aangeefster, indien zij was gaan rijden, nooit op tijd had kunnen stilstaan met de auto.
Voorbedachte raad?
Ten slotte rijst de vraag of de verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ moet ingevolge de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat zij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat zij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van haar voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachten rade is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat.
De rechtbank oordeelt dat uit het berichtenverkeer tussen de verdachte en de medeverdachte in onderling verband en samenhang bezien volgt dat de verdachte en haar medeverdachte zich gedurende enige tijd hebben kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat zij niet hebben gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat zij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van haar voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Van enige contra-indicaties is niet gebleken.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het aan de verdachte tenlastegelegde medeplegen van poging tot moord wettig en overtuigend bewezen.
De bewijsmiddelen t.a.v. feit 2 en feit 3
Aangeefster
[slachtoffer 1]heeft in haar verhoor zakelijk weergegeven het volgende verklaard: [12]
Tevens wil ik bij deze aan u kenbaar maken dat ik ook aangifte van stalking doe. Er werd een tracker onder mijn personenauto aangetroffen. Hiermee maak ik op dat iemand zonder mijn toestemming mijn doen en laten kan volgen. Ik voel mij hierdoor bedreigd en aangetast in mijn persoonlijke levenssfeer.
Aangeefster
[slachtoffer 1]heeft in haar verhoor zakelijk weergegeven het volgende verklaard: [13]
Opmerking verbalisant:
Aangifte 1:
Tussen vrijdag 24 november 2023 om 10.00 uur en zondag 26 november 2023 om 18.25 uur werd een vernieling gepleegd aan een personenauto, merk Ford, [type] , [kleur] , voorzien van het Nederlandse kenteken [nummer] .
Deze personenauto stond geparkeerd op de [straat 1] te Heerlen.
Door aangeefster, [slachtoffer 1] , werd van de vernieling aan de personenauto
aangifte gedaan.
Aangifte 2:
Voorts werd er tussen vrijdag 19 januari 2024 om 18.30 uur en vrijdag 19 januari 2024 om 21.49 uur wederom aan deze personenauto vernielingen gepleegd. Van de personenauto zouden de remolieleidingen van links- alsmede rechtsvoor te zijn doorgesneden.
Verklaring aangever over de tweede aangifte:
Bij de controle in de garage en de reparatie van mijn auto werd toen geconstateerd dat ik een tracker in het skelet van mijn personenauto had zitten. In het middengedeelte van de onderkant van mijn personenauto zou deze zijn bevestigd. Deze tracker zou actief zijn en knipperde en iedere keer als we spraken dan knipperde deze tracker. Als we stil bleven dan knipperde deze tracker niet. Zodoende wisten we zeker dat dit een tracker was met geluid/audio opname.
Volgens de garage zat bij de tracker al wat roestvorming eromheen en was daarom langer op mijn auto aanwezig.
Ik heb mijn vader toen gebeld en hem verteld over de tracker. De reden dat ik mijn vader belde was dat mij binnenschoot dat mijn vader recentelijk had gezegd dat zodra hij zijn auto instapte, hij een piepje hoorde op zijn telefoon. Ik
realiseerde namelijk dat mogelijk mijn vader ook een tracker onder zijn auto had
zitten, omdat deze mogelijk verbinding zocht met de gsm van mijn vader. Mijn vader was op dat moment aan het werk en is naar buiten gegaan naar zijn auto. Mijn vader heeft toen zijn auto helemaal gecontroleerd en er zat inderdaad ook een tracker onder de auto van mijn vader.
Ik heb vrees voor de toekomst. Ik vrees al het erge. Ik controleer heel vaak en opnieuw onder andere mijn voertuig. Ik ben in de omgeving op mijn hoede en ben hier zelfs paranoïde van geraakt.
[slachtoffer 2]heeft op 15 februari 2024 aangifte gedaan en zakelijk weergegeven het volgende verklaard: [14]
Ik wil graag aangifte doen van het feit dat er een tracker is aangetroffen in mijn auto. Iemand volgt mijn doen en laten waar ik geen toestemming voor heb gegeven.Ik voel me hierdoor bedreigd en aangetast in mijn persoonlijke levenssfeer. In deauto van mijn dochter is ook een tracker aangetroffen.
In 2014 heb ik [verdachte] leren kennen. Inmiddels zijn we gescheiden in 2021.dat is nu ook het probleem, want [verdachte] wil een deel van het huis hebben. Ik denk dat het daar allemaal om te doen is. Ik denk dat de tracker die bij mij en bij mijn dochter is gevonden van haar is. Ik heb meerdere whatsapp berichten van haar gekregen waaruit blijkt dat ze wist waar mijn dochter en ik op bepaalde tijden waren. Zo stuurde ze mij bijvoorbeeld een bericht dat mijn dochter op een ochtend tussen 06.00 uur en 07.00 uur was weggeweest. Ze heeft mij ook een keer geappt dat ze het niet normaal vond dat ik van 00.15 uur tot 03.00 uur bij de basic fit gesport had. Dat klopte precies, want ik werk in vijf ploegen dienst waardoor ik een onregelmatig dag patroon heb.
In het
proces-verbaalvan bevindingen staat zakelijk weergegeven het volgende gerelateerd: [15]
Op woensdag 8 mei 2024, onderzocht ik, [naam 5] , het verkregen extractierapport van de inbeslaggenomen mobiele telefoon, Apple Iphone, van de verdachte [naam 1] . De simkaart die in het toestel werd aangetroffen had het navolgende telefoonnummer + [telefoonnummer 2] .
Tussen bovengenoemde gebruikers werden in de periode van 30 juli 2023 tot en met 15 april 2024 in totaliteit 7266 berichten verstuurd dan wel ontvangen.
Gebruiker [verdachte] / [telefoonnummer 1] - CIOT bevraging:
[verdachte]
[adres 6]
Gebruiker [naam 6] / [telefoonnummer 2] - CIOT bevraging:
[naam 1]
[adres 5]
In deze berichten wordt herhaaldelijk gesproken over klaploper/mafklapper en strontkut/kut. Door de inhoud en context van de volledige chatberichten tussen de gebruikers is het zeer aannemelijk dat met klaploper/mafklapper aangever
de heer [slachtoffer 1] wordt bedoelt en met strontkut/kut aangeefster mevrouw [slachtoffer 1] wordt bedoelt.
In de berichten tussen de gebruikers [naam 6] en [verdachte] komt duidelijk naar voren dat gebruiker [naam 6] veelvuldig de actuele locatie/positie van klaploper/mafklapper en strontkut/kut doorgeeft aan gebruiker [verdachte] .
Gesprek 17 september 2023
Bericht van [verdachte] (17:34 uur): “Hij is er”
Bericht van [verdachte] (17:34 uur): “Auto goed geparkeerd”
Bericht van [naam 6] (17:35 uur): “2 minute”
Bericht van [naam 6] (17:35 uur): “Is klaar”
Bericht van [verdachte] (17;40 uur): “Oké”
Gesprek 7 oktober 2023
Bericht van [naam 6] (18:25 uur): “Klaploper is nog in achen”
Bericht van [verdachte] (18:26 uur): “Niet normaal”
Bericht van [verdachte] (18:26 uur): “Hij is bij de Lidl zegt hij”
Bericht van [naam 6] (18:28 uur): “Is nog niet vertrokken”
Bericht van [naam 6] (18:40 uur): “En toch staat ie nog steeds op de zelfde plaats offline”
Bericht van [verdachte] (18:41 uur): “Hij zegt Lidl dan komt die”
Bericht van [naam 6] (18:41 uur): “Hij is nog niet vertrokken”
Bericht van [naam 6] (18:45 uur): “Hij is in Kerkrade”
Bericht van [naam 6] (18:57 uur): “Paar minute is ie er”
29 oktober 2023
Bericht van [naam 6] (20:01 uur): “Strontkut is er niet”
Bericht van [verdachte] (20:08 uur): “Dat is echt jammer”
Bericht van [naam 6] (20:09 uur): “Meneer is ook nog thuis”
Gesprek 21 november 2023
Bericht van [naam 6] (18:47 uur): “Als je het wil afmaken met die kut dan hoor ik het wel ze is bij domino’s”
Gesprek 09 december 2023
Bericht van [naam 6] (16:18 uur): “Denk dat het nog wel even duurt voordat die mafklapper komt die is in Duitsland”
Bericht van [naam 6] (17:01 uur): “Mafklapper is net thuis aangekomen”
Gesprek 10 december 2023
Bericht van [verdachte] (18:19 uur): “Mafklapper is weg”
Bericht van [naam 6] (18:20 uur): “Gps zeg dat ie nog steeds bij je is”
Bericht van [verdachte] (18:20 uur): “Auto staat er zie ik”
Bericht van [naam 6] (22:14 uur): “Nu kijke als die stronthoer daar is”
Bericht van [naam 6] (22:15 uur): “Is die ook meteen klaar”
Bericht van [naam 6] (22:21 uur): “Stronthoer is er ook”
Bericht van [naam 6] (22:21 uur): “Die is ook zo klaar”
Gesprek 11 december 2023
Bericht van [naam 6] (02:44 uur): “Mafklapper komt 5 minuten geleden thuis aan in [straat 2] ”
Gesprek 25 december 2023
Bericht van [naam 6] (10:57 uur): “Klaploper is ook gaan sporten tot 3uur vannacht”
Bericht van [verdachte] (11:08 uur): “Heb hem aangesproken dat het niet normaal is meisjes lang niet gezien maar wel tot 3 ur sporten”
Bericht van [naam 6] (11:09 uur): “Ik zal eens kijken hoelaat die is gaan sporten”
Bericht van [verdachte] (11:09 uur): “Ja doe dat krijgt die arme zoon de schuld”
Bericht van [naam 6] (11:10 uur): “Kwart over 12 is ie vertrokken”
Bericht van [naam 6] (11:16 uur): “10 voor 3 was ie nog bij basic fit”
Bericht van [verdachte] (11:45 uur): “Die kutwijf staat ook hier haar auto dan”
Gesprek 28 december 2023
Bericht van [naam 6] (09:59 uur): “Gps voor die kut is ook klaar voor gebruik”
Gesprek 29 december 2023
Bericht van [naam 6] (15:41 uur): “Als je terug van [naam 7] komt kijk als die kut daar is”
Bericht van [verdachte] (15:43 uur) : “Oké”
Gesprek 01 januari 2024
Bericht [naam 6] (16:40 uur): “Kijk eens als die kut daar is”
Bericht van [verdachte] (20:40 uur): “Nee ze is er niet”
Gesprek 03 januari 2024
Bericht van [naam 6] (16:26 uur): “Kut rijd op de autosnelweg”
Bericht van [naam 6] (16:32 uur): “Bartoring in Landgraaf is ze”
Bericht van [verdachte] (16:44 uur): “Oké wat is dat voor iets”
Bericht van [naam 6] (16:46 uur): “Ze is alweer onderweg”
Gesprek 04 januari 2024
Bericht van [naam 6] (07:36 uur): “Die kut is nog op dezelfde plaats”
Gesprek 06 januari 2024
Bericht van [naam 6] (10:25 uur): “Kut is in de [straat 2] ”
Bericht van [naam 6] (10:26 uur): “Mafklapper is ook thuis”
Bericht van [naam 6] (12:01 uur): “Mafklapper was pas om 4uur vannacht terug van sporten”
Bericht van [verdachte] (12:08 uur): “Gek is het”
Bericht van [naam 6] (23:12 uur): “Als ik nu bij jou was geweest had ik die kut kunne pakke die is nog steeds om de hoek bij jou”
Gesprek 09 januari 2024
Bericht van [naam 6] (07:25 uur): “Mafklapper is gaan sporten”
Bericht van [verdachte] (07:25 uur): “Wanneer is hij gaan sporten?”
Bericht van [naam 6] (07:26 uur): “Half 8)”
Bericht van [verdachte] (07:26 uur): “Ow oké nou nou dat is nieuw”
Bericht van [naam 6] (10:57 uur): “Mafklapper is nog aan het sporten”
Gesprek 10 januari 2024
Bericht van [naam 6] (07:01 uur): “Mafklapper was pas om half 1 thuis vannacht”
Bericht van [naam 6] (17:30 uur): “Mafklapper is net thuis en die kut is nog steeds in Landgraaf”
Gesprek 14 januari 2024
Bericht van [naam 6] (21:13 uur): “Die trut is in de [straat 2] ”
Gesprek 15 januari 2024
Bericht van [verdachte] (12:14 uur): “Waar is die kut wijf nu”
Bericht van [naam 6] (12:16 uur): “ [straat 2] ”
Medeverdachte
[naam 1]heeft als getuige ter terechtzitting het volgende zakelijk weergegeven verklaard:
Het klopt dat ik een GPS-tracker onder de auto van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebt geplaatst.
De bewijsoverweging t.a.v. feit 2 en feit 3
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer (HR 29 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5710; HR 4 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3095).
Aan de hand van bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de medeverdachte [naam 1] een GPS-tracker onder de auto van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft geplaatst. Zodoende kon hij voor langere periode zien waar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich bevonden met de auto. De medeverdachte deelde de locaties met de verdachte, waarbij de verdachte ook zelf vroeg naar de locaties van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . De verdachte heeft [slachtoffer 2] meerdere malen laten blijken dat zij wist waar hij en [slachtoffer 1] zich bevonden of hadden bevonden.
De rechtbank is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte en haar medeverdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van de slachtoffers zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer sprake is geweest. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn door de verdachte en haar medeverdachte gedwongen te dulden dat hun gangen konden worden gevolgd. Dat zij pas later erachter zijn gekomen dat zij via de GPS-tracker voor langere tijd in de gaten zijn gehouden, acht de rechtbank (in navolging van de Hoge Raad in zijn arrest van 21 april 2020 (ECLI:NL:HR:2020:673) niet relevant. De rechtbank acht daarmee feit 2 en feit 3 bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1 primair
op tijdstippen in de periode van 24 november 2023 tot en met 19 januari 2024 te Heerlen tezamen en in vereniging met [naam 1] ter uitvoering van het door verdachte en haar mededader voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk en
met voorbedachten rade van het leven te beroven meermaals de remleiding(en) van een personenauto waarvan voornoemde [slachtoffer 1] gebruik maakte heeft doorgeknipt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
in de periode van 28 december 2023 tot en met 19 januari 2024 in Nederland,
tezamen en in vereniging met [naam 1] wederrechtelijk stelselmatig
opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door voornoemde [slachtoffer 1] in de gaten te houden met behulp van een GPS tracker aangebracht op een personenauto waarvan [slachtoffer 1] gebruik maakte, met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets te dulden;
Feit 3
in de periode van 24 november 2023 tot en met 15 februari 2024 in Nederland,
tezamen en in vereniging met [naam 1] wederrechtelijk stelselmatig
opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] , door voornoemde [slachtoffer 2] in de gaten te houden met
behulp van een GPS tracker aangebracht op een personenauto waarvan [slachtoffer 2]
[slachtoffer 1] gebruik maakte, met het oogmerk die [slachtoffer 2] te dwingen iets te dulden.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 primair:
medeplegen van poging tot moord, meermalen gepleegd
Feit 2:
medeplegen van belaging
Feit 3:
medeplegen van belaging
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

7.De straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen van 14 jaren met aftrek van het voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om, bij een bewezenverklaring van feit 2 en feit 3, te volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft samen met haar medeverdachte [naam 1] tot twee keer toe geprobeerd [slachtoffer 1] te vermoorden door de remleidingen van haar auto door te knippen. De verdachte heeft zich daarmee tweemaal schuldig gemaakt aan een van de meest ernstige misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent: poging tot moord. Als [slachtoffer 1] de sabotage niet tijdig had bemerkt, had dit fatale gevolgen kunnen hebben. Dit geldt niet alleen voor haar, maar ook voor andere weggebruikers. Dat er geen ongelukken zijn gebeurd, is dan ook niet te danken aan het handelen van de verdachten. De verdachte heeft daarnaast samen met haar medeverdachte [naam 1] [slachtoffer 1] en haar vader [slachtoffer 2] belaagd door onder hun auto een GPS-tracker te plaatsen. De verdachten hebben daarmee inbreuk gemaakt op hun persoonlijke levenssfeer.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 3 december 2024 waaruit volgt dat zij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke zaken.
De rechtbank houdt in strafverzwarende zin rekening met de ontkennende proceshouding van de verdachten op zitting. De verdachte zou niets hebben geweten van het handelen van de medeverdachte en heeft haar betrokkenheid op een ongeloofwaardige manier ontkend. Zo diende de berichtenuitwisseling tussen haar en de medeverdachte volgens de verdachte anders dan kwaadwillend te worden geïnterpreteerd. Het was grootspraak, aldus de verdachte. Over bepaalde haar incriminerende berichten verklaarde de verdachte dat zij die mogelijk wel ontvangen, maar niet gezien had. De rechtbank gelooft de verdachte niet en acht haar proceshouding daarom strafverzwarend. Daarnaast houdt de rechtbank in strafverzwarende zin ermee rekening dat het motief voor de feiten moet worden gezocht binnen de familiaire sfeer. [slachtoffer 2] is de ex-man en [slachtoffer 1] is de ex-stiefdochter van de verdachte, die met beiden in onmin leefde.
Gelet op de ernst van het door de verdachte gepleegde feiten en de gevolgen die met name het eerste feitvoor het slachtoffer [slachtoffer 1] en anderen had kunnen hebben, kan niet worden volstaan met een lichtere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 12 jaar met aftrek van het voorarrest passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

8.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

8.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert schadevergoeding tot een bedrag van € 62.708,47 ter zake van feit 1 en feit 2. Deze vordering is opgebouwd uit de navolgende posten:
voertuigschade: € 664,84
medische kosten: € 1.142,93
reiskosten: € 155,70
verlies aan verdienvermogen: € 13.737,25
studievertraging: € 2.007,75
immateriële schade: € 45.000,-
De benadeelde heeft verzocht om vermeerdering van het toe te wijzen bedrag met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de materiële schade op het standpunt gesteld dat de kosten voor de autogarage (€ 89,84), de ANWB (€ 75,-), de medische kosten (€ 1.142,93), de reiskosten (€ 155,70) en het verlies aan verdienvermogen (€ 5.245,65) voldoende zijn onderbouwd en toegewezen kunnen worden. Ten aanzien van de overige posten heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze onvoldoende zijn onderbouwd en dat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het bedrag gematigd dient te worden tot € 15.000,-. Het overige deel acht de officier van justitie onvoldoende onderbouwd, zodat de benadeelde in zoverre niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en gevorderd hierover de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de kosten voor de autogarage (€ 89,84) en de ANWB (€ 75,-) voldoende onderbouwd zijn en toegewezen kunnen worden. De overige posten acht de verdediging onvoldoende onderbouwd. De verdediging heeft de rechtbank verzocht om de benadeelde partij in dat deel niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel dit af te wijzen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, mede gelet op artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek, voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde feit 1 rechtstreeks schade heeft geleden. Dit bedrag is opgebouwd uit de posten:
a. kosten autobedrijf [naam 9] Landgraaf: € 89,84
b. kosten ANWB: € 75,-
De rechtbank zal dit deel van de vordering toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 januari 2024.
De verdachte is naar burgerlijk recht samen met haar mededader aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank ziet verder aanleiding om de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
De gemaakte kosten voor de reis naar en van het politiebureau ad € 7,- lenen zich binnen deze procedure niet voor vergoeding. De rechtbank verwijst naar de conclusie van de procureur-generaal met nummer ECLI:NL:PHR:2024:280. De rechtbank zal de vordering in zoverre afwijzen.
Ten aanzien van alle overige gevorderde kosten in verband met materiële schade is de rechtbank van oordeel dat deze posten onvoldoende onderbouwd zijn. Voor de door de benadeelde partij opgevoerde immateriële schade die zou zijn geleden door feit 1 en feit 2 geldt dat met de ook voor de verdediging toegankelijk gemaakte stukken (de benadeelde partij heeft ervoor gekozen om de medische stukken niet met de verdediging te delen) deze schade onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank voelt zich niet vrij stukken in haar overwegingen te betrekken waarvan de verdediging geen kennis heeft kunnen nemen.
Zonder kennisname van deze stukken is de immateriële schade niet alleen op zichzelf onvoldoende onderbouwd, maar blijft ook in het ongewisse of en in hoeverre (een deel van) de gestelde schade samenhangt met eerdere feiten die geen deel uitmaken van dit dossier.
Het aanhouden van de zaak uitsluitend om de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen deze posten nader te onderbouwen, levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal daarom in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Zij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 285b en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 164,84, vermeerderd met de wettelijke rente te berekenen over de periode van
19 januari 2024 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijst de vordering tot vergoeding van reiskosten tot een bedrag van
  • bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van €
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of haar mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Mestrom, voorzitter, mr. D. Osmić en mr. K.G. Witteman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.A.M. Tubée, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 januari 2025.
Buiten staat
Mr. Mestrom en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Feit 1
zij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 november 2023 tot en
met 19 januari 2024 te Heerlen, in de gemeente Heerlen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met [naam 1] , althans een of meer anderen,
althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen
misdrijf om [slachtoffer 1] , althans een ander, opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven meermaals, althans eenmaal, de remleiding(en) van een personenauto waarvan voornoemde [slachtoffer 1] , althans een ander, gebruik maakte heeft
doorgeknipt/gesneden, althans kapot geknipt/gesneden, in ieder geval onklaar
heeft gemaakt terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 november 2023 tot en
met 19 januari 2024 te Heerlen, in de gemeente Heerlen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met [naam 1] , althans een of meer anderen,
althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen
misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
meermaals, althans eenmaal, de remleiding(en) van een personenauto waarvan
voornoemde [slachtoffer 1] , althans een ander, gebruik maakte heeft
doorgeknipt/gesneden, althans kapot geknipt/gesneden, in ieder geval onklaar
heeft gemaakt terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
zij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 november 2023 tot en
met 19 januari 2024 te Heerlen, in de gemeente Heerlen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met [naam 1] , althans een of meer anderen,
althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen
misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
meermaals, althans eenmaal, de remleiding(en) van een personenauto waarvan
voornoemde [slachtoffer 1] , althans een ander, gebruik maakte heeft
doorgeknipt/gesneden, althans kapot geknipt/gesneden, in ieder geval onklaar
heeft gemaakt terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
zij in of omstreeks de periode van 28 december 2023 tot en met 19 januari 2024 te
Heerlen, in de gemeente Heerlen, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met [naam 1] , althans een of meer anderen, althans alleen, wederrechtelijk
Stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door voornoemde [slachtoffer 1] te volgen en/of in de gaten te houden met behulp van een GPS tracker aangebracht op een personenauto waarvan [slachtoffer 1] , althans een ander, gebruik maakte, met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
Feit 3
zij in of omstreeks de periode van 24 november 2023 tot en met 15 februari 2024 te
Heerlen, in de gemeente Heerlen, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging van [naam 1] , althans een of meer anderen, althans alleen, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] , door voornoemde [slachtoffer 2] te volgen en/of in de gaten te houden met behulp van een GPS tracker aangebracht op een personenauto waarvan [slachtoffer 2] , althans een ander, gebruik maakte, en/of
voornoemde [slachtoffer 2] berichten te sturen waaruit blijkt dat zij,
verdachte, wist waar die [slachtoffer 1] en/of zijn dochter [slachtoffer 1] op welke
tijdstippen waren geweest met het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.

Voetnoten

1.Hoge Raad 10 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:13.
2.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 1] d.d. 17 februari 2024, pagina 37 van het procesdossier.
3.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL 2437-2024010309, gesloten d.d. 21, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 386.
4.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] d.d. 3 december 2023, pagina 23.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 juni 2024, pagina 305.
6.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] d.d. 20 januari 2024, pagina 25.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 februari 2024, pagina 72.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 9] d.d. 1 maart 2024, pagina 140 en pagina 141.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 februari 2024, pagina 54 en pagina 56 t/m pagina 59.
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 april 2024, pagina 127 en pagina 128.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 mei 2024, pagina 237, 239, 242 t/m 244, 261 t/m 264 en 269.
12.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] d.d. 17 februari 2024, pagina 36 en pagina 37.
13.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever d.d. 6 februari 2024, pagina 30.
14.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] d.d. 15 februari 2024, pagina 38 en pagina 39.
15.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 mei 2024, pagina 237, 239, 241, 244, 253, 255 t/m 257 en 260 t/m 269.