In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, op 21 mei 2024, wordt het beroep van eiser tegen de toekenning van hulp bij het huishouden en de hoogte van het persoonsgebonden budget (pgb) beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigden, heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen, die hem hulp bij het huishouden had toegekend op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Eiser ontving aanvankelijk 5 uur hulp per week, maar na bezwaar werd dit verhoogd naar 6,5 uur. Eiser stelt dat dit aantal uren onvoldoende is en dat het pgb-tarief van € 16,76 te laag is om de benodigde hulp in te kopen.
De rechtbank oordeelt dat het college terecht het aantal uren heeft vastgesteld op 6,5 uur per week, gezien de medische omstandigheden van eiser en de adviezen van de GGD. De rechtbank concludeert dat de toekenning van hulp bij het huishouden voldoende is om aan de behoeften van eiser te voldoen. Wat betreft het pgb-tarief oordeelt de rechtbank dat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat er bijzondere deskundigheid vereist is voor de hulp die hij nodig heeft. Het college heeft de hoogte van het pgb-tarief onderbouwd en het is niet verplicht om dit tarief te indexeren. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en wijst de verzoeken om proceskostenvergoeding af, omdat deze niet zijn onderbouwd.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de budgethouder om zich goed te informeren over de mogelijkheden om hulp in te kopen en bevestigt dat het college niet verplicht is om hogere tarieven te hanteren dan de gecontracteerde tarieven.