In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn inzake de toekenning van huishoudelijke hulp op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Appellante, geboren in 1952, heeft beperkingen door dystrofie, artrose en COPD, en ontving tot 8 november 2012 zes uur per week huishoudelijke hulp. Na een aanvraag voor verlenging en uitbreiding van de hulp, heeft het college in oktober 2012 een besluit genomen waarbij de hulp werd verlaagd naar 5 uur per week, en later naar 2 uur en 45 minuten per week. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de rechtbank Gelderland heeft het beroep ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de verlaagde normtijden niet reëel zijn en niet voldoen aan haar zorgbehoefte. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college niet voldoende heeft aangetoond dat de verlaagde normtijden op objectieve criteria berusten. De Raad vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat appellante recht heeft op 3 uur en 40 minuten huishoudelijke verzorging per week, met terugwerkende kracht vanaf 23 november 2012. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van appellante.