ECLI:NL:RBLIM:2024:2428

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
15 mei 2024
Zaaknummer
ROE 23/1040
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanspraak op energietoeslag voor studenten en minimahuishoudens in het kader van de Participatiewet

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg op 15 mei 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een eenmalige energietoeslag voor het jaar 2022 beoordeeld. Eiseres, een studente, had op 20 november 2022 een aanvraag ingediend, die door het college van burgemeester en wethouders van Maastricht op 11 januari 2023 werd afgewezen. Het college stelde dat studenten geen recht hebben op de energietoeslag volgens de beleidsregels die voor minimahuishoudens en studenten zijn vastgesteld. Eiseres betwistte deze afwijzing en voerde aan dat de uitsluiting van studenten in strijd is met het gelijkheidsbeginsel en dat haar woonsituatie voldoet aan de definitie van zelfstandige woonruimte.

De rechtbank oordeelt dat het college geen ongerechtvaardigd onderscheid maakt tussen minimahuishoudens en studenten. De rechtbank stelt vast dat de beleidsregels voor beide groepen nagenoeg gelijkluidend zijn en dat de definitie van zelfstandige woonruimte in de beleidsregels voor minimahuishoudens en studenten dezelfde betekenis heeft. Eiseres voldoet niet aan de voorwaarden voor zelfstandige woonruimte, omdat zij een kamer huurt zonder eigen toegang en gedeelde voorzieningen. De rechtbank concludeert dat het college terecht de aanvraag van eiseres heeft afgewezen en dat er geen dringende redenen zijn om van de beleidsregels af te wijken. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
Zaaknummer: ROE 23/1040

Uitspraak van de meervoudige kamer van 15 mei 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht, het college
(gemachtigden: de heren W. Ottenheim en M. Driessen en mevrouw M. Otte).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag voor de eenmalige energietoeslag voor het jaar 2022.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 11 januari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 5 april 2023 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De enkelvoudige kamer van de rechtbank heeft het beroep op 15 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van het college, de heer W. Ottenheim. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
Op 5 maart 2024 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en het beroep naar de meervoudige kamer verwezen. De meervoudige kamer heeft het beroep op 30 april 2024 nogmaals op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigden van het college.

Waar gaat deze zaak over?

1. Eiseres heeft op 20 november 2022 de eenmalige energietoeslag voor het jaar 2022 aangevraagd. Bij de aanvraag heeft eiseres aangegeven dat zij studente is.
2. Het college heeft de aanvraag afgewezen, omdat studenten op grond van de door hem vastgestelde beleidsregel eenmalige energietoeslag 2022 gemeente Maastricht (hierna: de Beleidsregel energietoeslag voor minimahuishoudens) geen recht hebben op de energietoeslag. Het college heeft daarbij gewezen op de mogelijkheid om vanaf
16 januari 2023 een aanvraag in te dienen op grond van de beleidsregel tegemoetkoming energiekosten studenten gemeente Maastricht 2022/2023 (hierna: de Beleidsregel energietoeslag voor studenten).

Wat is het beoordelingskader?

3. Vanwege de hoge stijging van energiekosten heeft het kabinet op
10 december 2021 besloten om een eenmalige energietoeslag voor huishoudens met een laag inkomen mogelijk te maken. Dit is opgenomen in artikel 35, vierde en vijfde lid, van de Participatiewet (hierna: Pw) in de vorm van categoriale bijzondere bijstand.
4. Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Pw heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
5. Op grond van artikel 35, vierde lid, van de Pw kan, in afwijking van het eerste lid, tot en met 30 juni 2023 bijzondere bijstand ook aan een alleenstaande of een gezin worden verleend in de vorm van een energietoeslag, zonder dat wordt nagegaan of die alleenstaande of dat gezin in dat jaar een sterk gestegen energierekening had.
6. Op grond van artikel 35, vijfde lid, van de Pw kan de in het vierde lid bedoelde toeslag in afwijking van artikel 43, eerste lid, ambtshalve worden vastgesteld.
7. Op grond van artikel 1 van de Beleidsregel energietoeslag voor minimahuishoudens is er sprake van een zelfstandige woonruimte wanneer een eigen woonruimte in eigendom is of bij een eigen woonruimte waarbij op basis van een schriftelijke overeenkomst met een derde een commerciële prijs is overeengekomen als huurder waarbij er maandelijks energiekosten worden betaald.
8. Op grond van artikel 3, tweede lid, onder c van de Beleidsregel energietoeslag voor minimahuishoudens worden studenten niet tot de doelgroep van de eenmalige energietoeslag gerekend.
9. Op grond van artikel 4, eerste lid, onder d, van de Beleidsregel energietoeslag voor minimahuishoudens kan het college een eenmalige energietoeslag verstrekken aan een huishouden, zoals benoemd in de doelgroep van artikel 3, als voldaan wordt aan deze voorwaarden: [..]
d) Er sprake is van bewoning van een zelfstandige woonruimte.
10. Op grond van artikel 9 van de Beleidsregel energietoeslag voor minimahuishoudens kan het college, als de aanvrager niet in aanmerking komt voor een eenmalige energietoeslag, gelet op alle omstandigheden, in het individuele geval beoordelen of de aanvrager in afwijking van de beleidsregels alsnog in aanmerking komt voor een eenmalige energietoeslag, indien dringende redenen hiertoe noodzaken.
11. Op grond van artikel 1 van de Beleidsregel energietoeslag voor studenten is er sprake van een zelfstandige woning als er sprake is van een woning met eigen toegang en eigen keuken, douche en toilet. Is er geen eigen toegang of wordt keuken of douche en toilet gedeeld met de bewoners van andere woningen/kamers, dan is het een onzelfstandige woning. Een zelfstandige woning is of in eigendom van de student/bewoner of wordt door de student/bewoner in zijn geheel gehuurd op basis van een schriftelijke overeenkomst met een derde en tegen een commerciële prijs.

Wat zijn de standpunten van partijen?

12. Het college stelt zich in het bestreden besluit primair op het standpunt dat de eenmalige energietoeslag dient te worden afgewezen, omdat eiseres student is en deze groep op grond van artikel 3, tweede lid, sub c van de Beleidsregel energietoeslag voor minimahuishoudens is uitgesloten van de energietoeslag. De Beleidsregel energietoeslag voor minimahuishoudens maakt volgens het college geen ongerechtvaardigd onderscheid. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft de energietoeslag namelijk uitdrukkelijk niet bedoeld voor studenten. Studenten wonen over het algemeen kleiner dan niet-studenten en het energieverbruik is lager. Hierdoor worden studenten minder had geraakt door de gestegen kosten voor energie en hebben zij een energietoeslag minder hard nodig dan huishoudens die groter wonen. Subsidiair stelt het college zich op het standpunt dat eiseres niet in aanmerking komt voor de energietoeslag, omdat de kamer die eiseres huurt, niet kan worden aangemerkt als een zelfstandige woonruimte. De woning heeft geen eigen toegang, geen eigen keuken, geen eigen badkamer en geen eigen toilet. Het college stelt zich ten slotte op het standpunt dat er geen dringende redenen zijn op basis waarvan eiseres alsnog in aanmerking komt voor de energietoeslag.
13.
Eiseres voert aan dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom uitsluiting van studenten in de Beleidsregel energietoeslag voor minimahuishoudens niet in strijd is met artikel 14 van het EVRM [1] en artikel 1 van het Twaalfde Protocol bij het EVRM. Eiseres verwijst naar verschillende uitspraken van verschillende rechtbanken waarin geoordeeld is dat een categoriale uitsluiting van studenten niet gerechtvaardigd is en in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. [2] Daarnaast stelt eiseres zich op het standpunt dat haar situatie voldoet aan de definitie van zelfstandige woonruimte uit de Beleidsregel energietoeslag voor minimahuishoudens, omdat zij beschikt over een eigen woonruimte waarbij zij op basis van een schriftelijke overeenkomst met een derde een commerciële prijs is overeengekomen en waarbij zij maandelijks energiekosten betaalt. Het feit dat zij geen zelfstandig energiecontract heeft afgesloten, maar dat de energiekosten zijn inbegrepen in de maandelijkse huur, doet daaraan niet af, omdat de verhuurder op basis van de huurovereenkomst de hogere energiekosten wel aan haar mag doorberekenen en dat ook doet. In de Beleidsregel energietoeslag voor minimahuishoudens staat niet dat haar woonruimte een eigen toegang, een eigen keuken, een eigen badkamer en eigen toilet moet hebben. Eiseres verblijft het meest op haar eigen kamer met een eigen toegang, zodat die niet zonder haar toestemming toegankelijk is voor medekamerbewoners. Het huis waarin eiseres woont is bovendien slecht geïsoleerd. De hogere energiekosten treffen eiseres dus net zo goed als ieder ander die zijn energiekosten zelf moet betalen, aldus eiseres.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

14.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiseres ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Discriminatie als verboden in het EVRM en/of artikel 1 van het Twaalfde protocol bij het EVRM?
15. De rechtbank stelt voorop dat studenten voor het jaar 2022 niet bij wet in formele zin zijn uitgesloten voor het recht op energietoeslag. Voor het jaar 2023 is dit anders: uit artikel 35, vijfde lid, onderdeel b, van de Pw volgt nadrukkelijk dat studenten die in aanmerking komen voor studiefinanciering geen recht op energietoeslag hebben voor het jaar 2023 op grond van de Pw. In deze zaak staat de energietoeslag voor het jaar 2022 centraal.
16. Niet in geschil is, en ook de rechtbank is van oordeel, dat studenten met een minimuminkomen en andere minima zich voor wat betreft de aanspraak op energietoeslag voor het jaar 2022 in een vergelijkbare situatie bevinden. De eerste vraag die vervolgens dient te worden beantwoord, is of het college deze twee groepen bij de beoordeling van een aanspraak op een energietoeslag voor het jaar 2022 ongelijk behandelt.
17. Ter beantwoording van die vraag is van belang dat het college gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 35, vierde lid, van de Pw, door voor de hiervoor genoemde groepen twee verschillende beleidsregels op te stellen: de Beleidsregel energietoeslag voor minimahuishoudens en later ook de Beleidsregel energietoeslag voor studenten. Laatstgenoemde beleidsregel is in werking getreden op 14 januari 2023. Op grond van deze Beleidsregel kan een aanvraag worden ingediend tot uiterlijk 1 juli 2023, is de peildatum de datum van de aanvraag en de peilmaand de kalendermaand die daaraan vooraf gaat. [3] De Beleidsregel energietoeslag voor studenten kent de mogelijkheid de peilmaand te vervroegen naar oktober, november of december 2022. [4] Uit de toelichting volgt dat hiervoor is gekozen, omdat studenten de energietoeslag pas begin 2023 kunnen aanvragen. Studenten die dan een inkomen hebben net boven de inkomensgrens kunnen, wanneer hun inkomen eerder lager was, kiezen voor een peilmaand in het laatste kwartaal van 2022. Het college heeft ter zitting toegelicht dat studenten zelf een aanvraag moeten indienen om voor de Beleidsregel energietoeslag voor studenten in aanmerking te komen en dat zij in de aanloop naar die regeling daar ook actief op zijn gewezen. Voorts heeft het college ter zitting toegelicht dat studenten die materieel in 2022 aan de voorwaarden van de Beleidsregel energietoeslag voor studenten voldoen, maar formeel niet omdat zij, bijvoorbeeld, per 1 augustus 2022 zijn afgestudeerd, desverzocht wel alsnog voor de energietoeslag in aanmerking zijn gebracht.
18. Het voorgaande betekent dus dat het college voor zowel minimahuishoudens als voor studenten de mogelijkheid heeft geboden om aanspraak te maken op een energietoeslag voor de gestegen energiekosten in 2022. Ter zitting heeft de rechtbank met partijen vastgesteld dat de materiële voorwaarden om voor deze energietoeslag in aanmerking te komen in beide Beleidsregels nagenoeg gelijkluidend zijn en niet wezenlijk van elkaar verschillen; er gelden voor studenten geen aanvullende voorwaarden waaraan zij moeten voldoen om voor de energietoeslag in aanmerking te komen. Het voorgaande is volgens eiseres anders voor wat betreft het begrip ‘zelfstandige woonruimte’. Tussen partijen staat niet ter discussie dat kamerbewoners onder de Beleidsregel energietoeslag voor studenten niet voor een energietoeslag in aanmerking komen, maar – vanwege het verschil in de definitie van een zelfstandige woonruimte – is wel in geschil of dit onder de Beleidsregel energietoeslag voor minimahuishoudens anders is. De rechtbank is evenals het college van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
19. Aan eiseres kan worden toegegeven dat haar woonsituatie – te weten het huren van een kamer, waarbij zij gemeenschappelijke ruimten als een keuken, badkamer en toilet met twee andere huurders deelt – valt onder de letterlijke definitie van zelfstandige woonruimte in de Beleidsregel energietoeslag voor minimahuishoudens. Naar het oordeel van de rechtbank moet echter bij de uitleg van de definitie niet alleen naar de letterlijke tekst worden gekeken, maar onder meer ook naar de context van die bepaling en het doel van het daarmee beoogde beleid. In dat kader is relevant dat de uitsluiting van studenten in de Beleidsregel energietoeslag voor minimahuishoudens conform het advies van de wetgever heeft plaatsgevonden, omdat de woonsituatie van studenten in het algemeen te divers is. [5] In de handreiking die Stimulanz in opdracht van het Ministerie van SZW heeft opgesteld staat meer specifiek over die woonsituatie dat ongeveer de helft van de studenten nog thuis bij de ouders woont en dus geen eigen energierekening heeft en dat het voor een aanzienlijk deel bij uitwonende studenten gaat om kamerbewoners, met een huurprijs inclusief energiekosten. Voor studenten geldt daarom niet, zo staat in de handreiking, dat zij als categorie naar waarschijnlijkheid in overwegende mate getroffen zijn door een hogere energierekening, waardoor de toelating van studenten zou leiden tot een risico op overcompensatie en daarmee geen doelmatige besteding van middelen. [6]
20. Naar het oordeel van de rechtbank is de uitleg van eiseres - erop neerkomend dat kamerbewoners ook onder de Beleidsregel energietoeslag voor minimahuishoudens vallen - in strijd met het hiervoor beschreven doel en de context van de Beleidsregel energietoeslag voor minimahuishoudens. Het bewonen van een kamer was namelijk juist één van de redenen dat studenten als groep van de categoriale bijstand zijn uitgesloten. Hiermee strookt dan niet dat kamerbewoners die geen student zijn wel onder de reikwijdte van de regel zouden worden gebracht. Daarbij komt dat volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep in het kader van de sociale zekerheidswetgeving, waaronder de Pw, sprake is van zelfstandige woonruimte als deze is voorzien van een eigen toegang en van een eigen woon- en slaapruimte, was- en kookgelegenheid en toilet, die niet met anderen worden gedeeld. [7] Uit niets blijkt dat het college hier nadrukkelijk van heeft willen afwijken, door ook ruimtes die in het normale spraakgebruik “onzelfstandige woonruimten” worden genoemd, zoals kamers met gedeelde voorzieningen, ook onder de reikwijdte van de Beleidsregel energietoeslag voor minimahuishoudens te brengen. Dat wordt bevestigd door de uitvoeringspraktijk van het college die naar voren komt uit de door het college overgelegde gegevens over de afwijzing van de aanvragen om energietoeslag van dertien kamerbewoners die geen student zijn. De rechtbank is gelet op het voorgaande dan ook van oordeel dat “zelfstandige woonruimte” in de Beleidsregel energietoeslag voor minimahuishoudens eenzelfde betekenis toekomt als in de Beleidsregel energietoeslag voor studenten, namelijk dat hieronder wordt verstaan een woning met eigen toegang en eigen keuken, douche en toilet en niet (ook) de situatie dat er geen eigen toegang is en/of de keuken en/of douche en/of toilet wordt gedeeld met de bewoners van andere woningen/kamers.
21. De rechtbank komt gelet op het voorgaande tot de conclusie dat het college in zijn beleid geen relevant onderscheid maakt tussen minimahuishoudens enerzijds en studenten anderzijds bij de beoordeling van een aanspraak op een energietoeslag voor het jaar 2022. Aan de vraag of er sprake is van een
verbodenonderscheid komt de rechtbank dan ook niet toe.
Toepassing in de zaak van eiseres
22. Niet in geschil is dat eiseres geen zelfstandige woonruimte in de hiervoor bedoelde zin (rechtsoverweging 20) bewoont. In het bestreden besluit heeft het college zich onder meer op het standpunt gesteld dat deze omstandigheid maakt dat eiseres terecht niet voor een energietoeslag voor het jaar 2022 in aanmerking is gebracht. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank dit met het college eens is. De beroepsgrond dat eiseres ook voldoet aan de definitie van zelfstandige woonruimte in de Beleidsregel energietoeslag voor minimahuishoudens slaagt daarom niet.
Hardheidsclausule
23. De rechtbank is van oordeel dat het college voorts evenmin toepassing heeft hoeven geven aan de hardheidsclausule, nu de rechtbank niet is gebleken van dringende redenen om af te wijken van de Beleidsregel(s). Ook is de rechtbank niet gebleken van omstandigheden, die het college aanleiding hadden moeten geven op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) af te wijken van de Beleidsregels. Uit niets volgt dat de energiekosten in het geval van eiseres dermate zijn gestegen dat zij deze niet heeft kunnen betalen. De rechtbank betrekt daarbij dat eiseres de stijging van de energiekosten heeft kunnen delen met haar twee huisgenoten.

Conclusie en gevolgen

24. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Zij krijgt het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.C.A. Wilschut als voorzitter en mr. T.M. Schelfhout en mr. P.H. Broier als leden, in aanwezigheid van mr. M.P.A. Jacobs-van Wijlick, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 mei 2024.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 15 mei 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Europese Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden
3.Artikel 1 van de Beleidsregel energietoeslag voor studenten
4.Artikel 4, onder 3, van de Beleidsregel energietoeslag voor studenten
5.Kamerstukken II 2021/22, 36057, nr. 3, p. 13.
6.Handreiking eenmalige energietoeslag 2022 van Stimulanz, 20 december 2022, p. 26.
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 3 februari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:390 (https://www.recht.nl/rechtspraak/?ecli=ECLI:NL:CRVB:2015:390) en 21 december 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2764 en CRvB 20 april 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:946.