Wat is het oordeel van de rechtbank?
14.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiseres ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Discriminatie als verboden in het EVRM en/of artikel 1 van het Twaalfde protocol bij het EVRM?
15. De rechtbank stelt voorop dat studenten voor het jaar 2022 niet bij wet in formele zin zijn uitgesloten voor het recht op energietoeslag. Voor het jaar 2023 is dit anders: uit artikel 35, vijfde lid, onderdeel b, van de Pw volgt nadrukkelijk dat studenten die in aanmerking komen voor studiefinanciering geen recht op energietoeslag hebben voor het jaar 2023 op grond van de Pw. In deze zaak staat de energietoeslag voor het jaar 2022 centraal.
16. Niet in geschil is, en ook de rechtbank is van oordeel, dat studenten met een minimuminkomen en andere minima zich voor wat betreft de aanspraak op energietoeslag voor het jaar 2022 in een vergelijkbare situatie bevinden. De eerste vraag die vervolgens dient te worden beantwoord, is of het college deze twee groepen bij de beoordeling van een aanspraak op een energietoeslag voor het jaar 2022 ongelijk behandelt.
17. Ter beantwoording van die vraag is van belang dat het college gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 35, vierde lid, van de Pw, door voor de hiervoor genoemde groepen twee verschillende beleidsregels op te stellen: de Beleidsregel energietoeslag voor minimahuishoudens en later ook de Beleidsregel energietoeslag voor studenten. Laatstgenoemde beleidsregel is in werking getreden op 14 januari 2023. Op grond van deze Beleidsregel kan een aanvraag worden ingediend tot uiterlijk 1 juli 2023, is de peildatum de datum van de aanvraag en de peilmaand de kalendermaand die daaraan vooraf gaat.De Beleidsregel energietoeslag voor studenten kent de mogelijkheid de peilmaand te vervroegen naar oktober, november of december 2022.Uit de toelichting volgt dat hiervoor is gekozen, omdat studenten de energietoeslag pas begin 2023 kunnen aanvragen. Studenten die dan een inkomen hebben net boven de inkomensgrens kunnen, wanneer hun inkomen eerder lager was, kiezen voor een peilmaand in het laatste kwartaal van 2022. Het college heeft ter zitting toegelicht dat studenten zelf een aanvraag moeten indienen om voor de Beleidsregel energietoeslag voor studenten in aanmerking te komen en dat zij in de aanloop naar die regeling daar ook actief op zijn gewezen. Voorts heeft het college ter zitting toegelicht dat studenten die materieel in 2022 aan de voorwaarden van de Beleidsregel energietoeslag voor studenten voldoen, maar formeel niet omdat zij, bijvoorbeeld, per 1 augustus 2022 zijn afgestudeerd, desverzocht wel alsnog voor de energietoeslag in aanmerking zijn gebracht.
18. Het voorgaande betekent dus dat het college voor zowel minimahuishoudens als voor studenten de mogelijkheid heeft geboden om aanspraak te maken op een energietoeslag voor de gestegen energiekosten in 2022. Ter zitting heeft de rechtbank met partijen vastgesteld dat de materiële voorwaarden om voor deze energietoeslag in aanmerking te komen in beide Beleidsregels nagenoeg gelijkluidend zijn en niet wezenlijk van elkaar verschillen; er gelden voor studenten geen aanvullende voorwaarden waaraan zij moeten voldoen om voor de energietoeslag in aanmerking te komen. Het voorgaande is volgens eiseres anders voor wat betreft het begrip ‘zelfstandige woonruimte’. Tussen partijen staat niet ter discussie dat kamerbewoners onder de Beleidsregel energietoeslag voor studenten niet voor een energietoeslag in aanmerking komen, maar – vanwege het verschil in de definitie van een zelfstandige woonruimte – is wel in geschil of dit onder de Beleidsregel energietoeslag voor minimahuishoudens anders is. De rechtbank is evenals het college van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
19. Aan eiseres kan worden toegegeven dat haar woonsituatie – te weten het huren van een kamer, waarbij zij gemeenschappelijke ruimten als een keuken, badkamer en toilet met twee andere huurders deelt – valt onder de letterlijke definitie van zelfstandige woonruimte in de Beleidsregel energietoeslag voor minimahuishoudens. Naar het oordeel van de rechtbank moet echter bij de uitleg van de definitie niet alleen naar de letterlijke tekst worden gekeken, maar onder meer ook naar de context van die bepaling en het doel van het daarmee beoogde beleid. In dat kader is relevant dat de uitsluiting van studenten in de Beleidsregel energietoeslag voor minimahuishoudens conform het advies van de wetgever heeft plaatsgevonden, omdat de woonsituatie van studenten in het algemeen te divers is.In de handreiking die Stimulanz in opdracht van het Ministerie van SZW heeft opgesteld staat meer specifiek over die woonsituatie dat ongeveer de helft van de studenten nog thuis bij de ouders woont en dus geen eigen energierekening heeft en dat het voor een aanzienlijk deel bij uitwonende studenten gaat om kamerbewoners, met een huurprijs inclusief energiekosten. Voor studenten geldt daarom niet, zo staat in de handreiking, dat zij als categorie naar waarschijnlijkheid in overwegende mate getroffen zijn door een hogere energierekening, waardoor de toelating van studenten zou leiden tot een risico op overcompensatie en daarmee geen doelmatige besteding van middelen.
20. Naar het oordeel van de rechtbank is de uitleg van eiseres - erop neerkomend dat kamerbewoners ook onder de Beleidsregel energietoeslag voor minimahuishoudens vallen - in strijd met het hiervoor beschreven doel en de context van de Beleidsregel energietoeslag voor minimahuishoudens. Het bewonen van een kamer was namelijk juist één van de redenen dat studenten als groep van de categoriale bijstand zijn uitgesloten. Hiermee strookt dan niet dat kamerbewoners die geen student zijn wel onder de reikwijdte van de regel zouden worden gebracht. Daarbij komt dat volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep in het kader van de sociale zekerheidswetgeving, waaronder de Pw, sprake is van zelfstandige woonruimte als deze is voorzien van een eigen toegang en van een eigen woon- en slaapruimte, was- en kookgelegenheid en toilet, die niet met anderen worden gedeeld.Uit niets blijkt dat het college hier nadrukkelijk van heeft willen afwijken, door ook ruimtes die in het normale spraakgebruik “onzelfstandige woonruimten” worden genoemd, zoals kamers met gedeelde voorzieningen, ook onder de reikwijdte van de Beleidsregel energietoeslag voor minimahuishoudens te brengen. Dat wordt bevestigd door de uitvoeringspraktijk van het college die naar voren komt uit de door het college overgelegde gegevens over de afwijzing van de aanvragen om energietoeslag van dertien kamerbewoners die geen student zijn. De rechtbank is gelet op het voorgaande dan ook van oordeel dat “zelfstandige woonruimte” in de Beleidsregel energietoeslag voor minimahuishoudens eenzelfde betekenis toekomt als in de Beleidsregel energietoeslag voor studenten, namelijk dat hieronder wordt verstaan een woning met eigen toegang en eigen keuken, douche en toilet en niet (ook) de situatie dat er geen eigen toegang is en/of de keuken en/of douche en/of toilet wordt gedeeld met de bewoners van andere woningen/kamers.
21. De rechtbank komt gelet op het voorgaande tot de conclusie dat het college in zijn beleid geen relevant onderscheid maakt tussen minimahuishoudens enerzijds en studenten anderzijds bij de beoordeling van een aanspraak op een energietoeslag voor het jaar 2022. Aan de vraag of er sprake is van een
verbodenonderscheid komt de rechtbank dan ook niet toe.
Toepassing in de zaak van eiseres
22. Niet in geschil is dat eiseres geen zelfstandige woonruimte in de hiervoor bedoelde zin (rechtsoverweging 20) bewoont. In het bestreden besluit heeft het college zich onder meer op het standpunt gesteld dat deze omstandigheid maakt dat eiseres terecht niet voor een energietoeslag voor het jaar 2022 in aanmerking is gebracht. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank dit met het college eens is. De beroepsgrond dat eiseres ook voldoet aan de definitie van zelfstandige woonruimte in de Beleidsregel energietoeslag voor minimahuishoudens slaagt daarom niet.
23. De rechtbank is van oordeel dat het college voorts evenmin toepassing heeft hoeven geven aan de hardheidsclausule, nu de rechtbank niet is gebleken van dringende redenen om af te wijken van de Beleidsregel(s). Ook is de rechtbank niet gebleken van omstandigheden, die het college aanleiding hadden moeten geven op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) af te wijken van de Beleidsregels. Uit niets volgt dat de energiekosten in het geval van eiseres dermate zijn gestegen dat zij deze niet heeft kunnen betalen. De rechtbank betrekt daarbij dat eiseres de stijging van de energiekosten heeft kunnen delen met haar twee huisgenoten.