3.3Het oordeel van de rechtbank
De bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3:
[slachtoffer]heeft aangifte gedaan en heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik ben vandaag, op 18 december 2022, neergestoken in de auto voor de Insulaflat gelegen in Heerlen. Ik stond met de auto voor de ingang van de Insulaflat geparkeerd. Ik zat in een donkerblauwe Volvo. Ik was aan het videobellen met mijn neef. Ik was voor de flat aan het wachten op een oude vriend van vroeger, we zouden namelijk samen gaan eten. Op een gegeven moment stapte die oude vriend de auto in. Die vriend begon meteen op mij in te steken met een roestig mes. Ik voelde dat hij meerdere keren op mij in stak. Ik voelde dat hij als eerste in stak op mijn hoofd ter hoogte van mijn rechteroor. Ik reed meteen naar de eerste hulp in het ziekenhuis in Heerlen. Hierna heeft deze persoon weer geprobeerd om mij neer te steken. Het leek alsof hij mij echt wilde doden. Ik had het gevoel dat hij speciaal naar het ziekenhuis was gekomen met een missie, een missie om mij dood te steken. Voor mijn gevoel was het hem de eerste keer niet gelukt om mij dood te steken en probeerde die oude vriend van mij het een tweede keer.
[slachtoffer]heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik had 18 december 2022 rond 14:00 uur afgesproken met een oude bekende, [verdachte] . Ik zag dat hij, [verdachte] , kwam aangelopen. Ik zag dat hij alleen was. Ik zag dat [verdachte] in de auto stapte. Ik zag dat hij één knie op de zitting van de bijrijdersstoel plaatste. Ik voelde opeens dat ik met een voorwerp gestoken werd in mijn gezicht. Ik voelde dat dit was ter hoogte van mijn hals of oor. Ik zag dat er bloed wegvloeide aan de rechterkant van mijn gezicht. Ik voelde een enorme pijn. Ik zag en voelde dat [verdachte] met een voorwerp op mij bleef insteken. Ik voelde dat ik geraakt of gestoken werd op meerdere plekken op mijn hoofd, in mijn schouder, in mijn nek en in mijn rug. Ik was aan het schreeuwen tegen [verdachte] . "Wat doe je, stop." Ik heb dit meerdere keren herhaald. Ik had geen kans om mij te weren of om af te weren. Ik zag dat [verdachte] nog steeds in dezelfde positie zat. Ik zag dat hij vervolgens uitstapte. Ik zag toen kans om de koppeling van de auto in te trappen en probeerde weg te rijden. Terwijl ik dit deed, zag ik dat [verdachte] weer in de auto probeerde te stappen. Ik reed toen eerst achteruit en daarna vooruit en zag dat [verdachte] uit de auto viel. Ik ben toen direct weggereden. Toen ik later in de traumakamer lag in het ziekenhuis hoorde ik een hoop geschreeuw vlak bij mij. Ook hoorde ik dat er mensen in gevecht waren, tenminste zo klonk dat voor mij. Toen ik even mijn hoofd optilde zag ik ineens die [verdachte] daar staan. Ik zag dat hij een groot mes in zijn rechterhand vasthield. Ik zag dat hij voordat hij door mijn neef overmeesterd werd, met dat grote mes rondzwaaide. Ik zag dat hij in mijn richting zwaaide met dat grote mes. Ik dacht ook dat hij dit grote mes in mijn richting wilde gooien.
Getuige
[naam getuige]heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op zondag 18 december 2022 zag ik dat er een auto stopte op de kruising Holleweg met de Maandagstraat in Heerlen. Ik zag dat de auto van het merk Volvo was en zwart of donker van kleur was. Ik zag dat de bestuurder van de auto licht getint was en donker gekleurde haren had. Ik zag dat er iemand uit de auto stapte. Ik zag dat dit een man was. Ik zag dat de man een baard had en een zwarte muts droeg.
Verbalisant[naam verbalisant] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Naar aanleiding van de aangiftes ter zake van bedreiging en poging tot moord in het Zuyderland M C. werden de beelden van het Zuyderland ziekenhuis opgevraagd. De ter beschikking gestelde beelden van 18 december 2022 van verschillende camera's werden door mij bekeken en hieronder in chronologisch wijze verwoord.
Op 18 december 2022 omstreeks 14:42-14:43 uur rijdt een kleine lichtblauwe personenauto richting de ingang van de parkeerplaats van de spoedeisende hulp (SEH) van het Zuyderland M.C. Een persoon, van wie de kleding overeenkomt met de verdachte [verdachte] , stapt uit deze personenauto ter hoogte van de parkeerplaats van de SEH. De bestuurder van de lichtblauwe auto rijdt weer terug via de weg waar hij/zij vandaan kwam.
Omstreeks 15:04 uur loopt een jonge vrouw de SEH naar binnen. Uit de beelden van een later tijdstip, blijkt dit de vriendin van [slachtoffer] te zijn. Haar vader volgt haar op enkele meters.
Vlak achter de vader komt vervolgens verdachte [verdachte] in beeld. Hij loopt dan enkele
meters achter de vader aan. Ik, verbalisant, herken [verdachte] hierop van de foto, gemaakt na zijn aanhouding bij de ID zuil.
[verdachte] volgt de vriendin en haar vader op korte afstand richting de balie. Hier meldt de vriendin zich en zij lopen daarna richting de wachtkamer van de SEH. Dit gebeurt na 15:04 uur.
De vader gaat in de wachtkamer zitten. [verdachte] neemt tegenover hem plaats en de vriendin van [slachtoffer] blijft op de gang wachten. De deur richting de traumakamers van de SEH wordt geopend en een verpleegkundige maakt een gebaar naar de vriendin van: “Kom maar”. De vriendin loopt naar de deur en loopt naar rechts (verdwijnt uit beeld), haar vader loopt enkele meters achter haar aan. [verdachte] staat op en volgt de vader.
[verdachte] loopt in beeld bij de andere camera op de gang ter hoogte van de traumakamers en lijkt wat te treuzelen. Hij gaat met zijn rug richting het voorbij komend personeel staan en het lijkt alsof hij de kamer waarvoor hij staat, wilt inlopen, maar houdt ondertussen zijn blik in de richting van de daarnaast gelegen traumakamer. Als de verpleegkundigen voorbijlopen, loopt hij achter ze aan en verdwijnt onder uit beeld. Omdat hij dan niet weer op de andere camera verschijnt en gezien de reacties van het personeel blijkt dat hij traumakamer 2 is ingegaan.
Verbalisant[naam verbalisant] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Uit de beelden van het ziekenhuis blijkt dat [verdachte] een zwarte muts draagt en een kort baardje heeft. Dit komt overeen met de beschrijving van de getuige [naam getuige] van de man die uit de auto stapte.
Het
letselrapportageten aanzien van [slachtoffer] vermeldt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Het volgende letsel werd vastgesteld:
Hoofd:
- gehechte wond (snij/steek) aan de rechterzijde, grootte circa 3 centimeter.
Gelaat:
- gehechte wond (snij/steek) op de rechter gelaatshelft voor het oor, grootte circa 3,5 centimeter.
Nek:
- afgeplakte wond (snij/steek) rechts in de nek, grootte circa 1,5 centimeter.
Rechterarm:
- afgeplakte wond (snij/steek) op rechter bovenarm.
- een viertal oppervlakkige snijwonden aan de voorkant van de rechter schoudergordel.
Rechterhand:
- oppervlakkig snijwondje aan het middenkootje van de rechter middelvinger aan de zijde van de handpalm.
Linkerhand:
- oppervlakkig snijwondje aan de handpalm tussen straal 2 en 3.
Met het toebrengen van steekletsel aan het hoofd en/of de hals bestaat de kans dat vitale structuren worden geraakt en er ernstig letsel ontstaat en mogelijk een slachtoffer komt te overlijden. Zeker als de steekwonden dieper waren geweest.
Het aanvullend
letselrapportageten aanzien van [slachtoffer] vermeldt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Bij steken in het hoofd, gelaat en nek is er altijd een risico, zeker bij een
vechtpartij, dat er vitale structuren(bloedvaten) worden geraakt met
levensbedreigend letsel tot gevolg. Zelfs een bot mes kan het aanwezige letsel bij betrokkene veroorzaken.
Medewerker Zuyderland ziekenhuis
[personeelsnummer 1]heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 18 december 2022 tussen 15:00 uur en 15:10 uur, was ik aanwezig in traumakamer 2 van de SEH en stond ik aan de linkerzijde van het slachtoffer, dit gezien vanuit het slachtoffer. Ik zag dat een blonde vrouw, ik denk tussen de 30 en 40 jaar oud binnen kwam gelopen. Ik hoorde de frontoffice medewerker vervolgens roepen, "meneer u mag niet binnen". Ik zag dat mijn frontoffice medewerker een man fysiek en verbaal probeerde tegen te houden. Ik hoorde alleen dat ‘mes’ werd geroepen, volgens mij door de frontoffice medewerker. Hierop ontstond paniek en ging opeens alles heel snel. Ik zag dat een man de kamer was binnen gekomen welke een groot vleesmes in zijn handen had. Ik zag dat de man het mes bleef vasthouden en er mee rondzwaaide. Omdat de man/verdachte in traumakamer 2 van de SEH kwam binnengelopen met een zeer groot keukenmes, hier mee rondzwaaide in mijn bijzijn en mij misschien had kunnen raken, voelde ik mij zeer bedreigd en was ik bang. Ik voelde me bedreigd en dit incident heeft een flinke impact op me.
Medewerker Zuyderland ziekenhuis
[personeelsnummer 2]heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 18 december 2022 begon mijn dienst om 15:00 uur. De deur van traumakamer 2 ging open. Ik zag dat niet alleen de vriendin binnen kwam maar ook een man. Ik zag direct dat die man een groot mes in zijn handen had. Ik zag dat de man het mes in zijn rechterhand hield. Ik zag dat hij het mes in een onderhandse grip vasthield. Ik zag meteen dat het een heel groot mes was. Ik zag de man met het mes de kamer binnen komen en ik zag dat hij direct op de patiënt af liep. Ik zag dat de man met het mes wel om zich heen keek. Meteen daarna overviel mij een gevoel van kwetsbaarheid. Ik voelde me bedreigd en bang door de man met het grote mes.
Ik zag dat de neef van de patiënt de dader optilde en hem op de grond gooide. De neef ging op de dader zitten. Hij zat op de schouders van de man. Ik pakte toen een arm vast, een andere collega pakte de andere arm vast en een arts controleerde de benen.
Medewerker Zuyderland ziekenhuis
[personeelsnummer 5]heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op zondag 18 december 2022 was ik werkzaam bij de intake van de polikliniek/SEH. Omstreeks 14.55 uur meldde zich een blonde vrouw aan de balie, bij haar was een
oudere man, ik denk dat dit haar vader was. Ik opende de schuifdeur van de traumakamer en ik zag de oudere man, waarvan dat ik vermoed dat het de vader van de vriendin was, staan. Ik zei tegen hem dat hij in de wachtkamer moest wachten. Op dat moment, voelde ik dat er iemand linksachter me doorglipte. Ik trok de persoon aan de mouw van zijn kleding. Ik zei: 'U mag niet naar binnen, er zijn er al twee binnen, u moet naar buiten.' Ik zag dat de verdachte zijn rechterarm optilde, hij tilde dit hoog boven zijn hoofd, ik zag dat hij een steekvoorwerp in zijn had vasthield. Op het moment dat ik een maaiende beweging maakte, zag ik het mes en de grootte
ervan. Tijdens deze beweging kwam het mes mijn kant op. Het mes was ongeveer 40 centimeter. Ik zag en hoorde dat er paniek uitbrak. Ik zag dat de verdachte bleef zwaaien met dat mes. Ik zag dat het mes ook mijn kant op kwam, dit was voor mij erg beangstigend. Ik vind het heftig dat iemand zo doelbewust en berekenend zijn kans heeft afgewacht om binnen te komen om zijn “klus af te maken”. Ik werk in de dienstverlening om mensen te helpen en het moet een veilige werkomgeving zijn. Deze man heeft ervoor gezorgd dat dit gevoel bij mij geschaad is.
Medewerker Zuyderland ziekenhuis
[personeelsnummer 4]heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op zondag 18 december 2022, omstreeks 15.00 uur, waren mijn twee collega's bezig met de overdracht in traumakamer 2 van de SEH, gevestigd in Zuyderland M.C., gelegen aan de Henri Dunantstraat 5 te Heerlen. In deze kamer waren we bezig met de behandeling van een patiënt met steekverwondingen. Ik was in traumakamer 2 aanwezig. Op een bepaald moment zag ik dat een vrouw naar binnen kwam. Zij bleek later de vriendin van het slachtoffer te zijn. Daar achteraan kwam een man. Ik zag dat die man een mes uit zijn jas trok en in de richting van de patiënt en mij liep. Volgens mij hield de verdachte het mes vast in zijn rechterhand en ik zag dat hij het vasthield hoog boven zijn hoofd. De verdachte hield de punt van het mes in de richting van de patiënt en mij. Ik stond op dat moment aan het hoofdeinde van het bed van de patiënt. Ik ben heel erg geschrokken. Ik was echt bang dat er iets met mij zou gebeuren.
Medewerker Zuyderland ziekenhuis
[personeelsnummer 6]heeft – zakelijk weergegeven – het volgende bij de rechter-commissaris verklaard:
Ik liep langs de SEH en ik zag een collega bij een traumakamer staan en die riep “hier staat iemand met een mes”. De verdachte had een groot keukenmes van de Ikea in zijn hand en hij maakte een stekende beweging naar de patiënt. De patiënt lag in het bed in de traumakamer. De verdachte zei “ik ben rustig, ik ben klaar. Het is niet gelukt.”
De bewijsoverwegingen:
Heeft verdachte [slachtoffer] in de auto gestoken?
De rechtbank staat allereerst voor de vraag of kan worden bewezen dat de verdachte [slachtoffer] heeft gestoken met een mes. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt aan de hand van bovengenoemde bewijsmiddelen vast dat [slachtoffer] met de verdachte had afgesproken op 18 december 2022 omstreeks 14:00 uur en met de auto naar de woning van de verdachte was gereden. Volgens [slachtoffer] is het verdachte die hem vervolgens daar in de auto met een mes steekt. De getuige [naam getuige] ziet op dat moment een man met een muts en een baard die uit de auto van [slachtoffer] stapte. Het lukt [slachtoffer] op dat moment om weg te rijden met de auto.
[slachtoffer] besluit direct naar het Zuyderland ziekenhuis te rijden naar de spoedeisende hulp om zich te laten helpen aan zijn verwondingen. De verdachte is de vriendin van [slachtoffer] gevolgd naar de traumakamer waar [slachtoffer] lag en is met getrokken mes op hem afgekomen. De beschrijving van getuige [naam getuige] van de man die uit de auto stapt, komt overeen met de beschrijving van de verdachte bij het ziekenhuis. Deze omstandigheden maken naar het oordeel van de rechtbank dat het niet anders kan dan dat de verdachte degene is geweest die [slachtoffer] heeft gestoken in de auto.
Opzet en voorbedachten rade
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachten rade’ moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachten rade gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachten rade pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
Voor de bewezenverklaring van het opzet en het bestanddeel ‘voorbedachten rade’ acht de rechtbank in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
De verdachte heeft geen verklaring afgelegd over zijn handelen, zijn plan en gedachten bij de politie en ook niet ter terechtzitting van 26 maart 2024. De rechtbank zal daarom aan de hand van de feiten en omstandigheden die uit het dossier volgen moeten beoordelen of sprake is van voorbedachten rade. Zoals beschreven stelt de rechtbank vast dat de verdachte met [slachtoffer] had afgesproken nabij de woning van verdachte. De verdachte komt aangelopen, trekt de deur van de auto open en begint direct zonder bekende aanleiding met een mes in te steken op het hoofd en de nek van [slachtoffer] , hetgeen naar uiterlijke verschijningsvorm is gericht op het doden van die [slachtoffer] . Uit de forensische rapportage volgt ook dat met het toebrengen van dit letsel aan het hoofd en/of dat hals de kans bestaat dat vitale structuren worden geraakt en het slachtoffer mogelijk komt te overlijden. Het lukt [slachtoffer] om weg te rijden en begeeft zich dan naar het ziekenhuis. De verdachte heeft zich daarna ook naar het ziekenhuis begeven, waar hij zich ruim 20 minuten ophoudt, waarna hij achter de vriendin van [slachtoffer] en haar vader aan de SEH inloopt, met hen daar kort wacht en vervolgens achter de vriendin van [slachtoffer] de traumakamer inloopt. Verdachte heeft zich aldus op listige wijze in de traumakamer weten te manoeuvreren. Hij is meteen met getrokken mes op [slachtoffer] afgelopen en heeft het mes met de punt op [slachtoffer] gericht. De verdachte heeft met het mes rondgezwaaid en een van de medewerkers beschrijft het handelen van de verdachte als doelbewust en berekenend. Door omstanders is verdachte vervolgens tegen de grond gewerkt. Later bij de aanhouding van de verdachte heeft de verdachte gezegd: “ik ben rustig, ik ben klaar. Het is niet gelukt.”.
De rechtbank is van oordeel dat uit bovenstaande volgt dat verdachte zowel in de auto als in de traumakamer het volle opzet had om [slachtoffer] te doden en dat daarbij sprake was van voorbedachten rade. Van enige ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin verdachte zou hebben gehandeld is niet gebleken. Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die het aannemen van voorbedachten rade in de weg staan.
Begin van uitvoering bij feit 2
Van een poging is sprake wanneer het voornemen van de verdachte zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een begin van uitvoering, nu de verdachte doelbewust naar het ziekenhuis is gegaan, naar binnen is gelopen achter de vriendin van [slachtoffer] aan en met een getrokken mes in de richting van [slachtoffer] de traumakamer binnen is gelopen. Hierbij heeft de verdachte stekende bewegingen gemaakt in de richting van [slachtoffer] . Deze gedragingen zijn naar uiterlijke verschijningsvorm volledig gericht op de voltooiing van zijn plan om [slachtoffer] van het leven te beroven. Dat hij daarin niet is geslaagd is enkel te danken aan het feit dat de neef van [slachtoffer] en de medewerkers van het ziekenhuis hem daarvan hebben weerhouden.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer] tot tweemaal toe heeft geprobeerd te vermoorden.
Voortgezette handeling ten aanzien van feit 1 en feit 2:
De verdediging heeft de rechtbank verzocht, bij bewezenverklaring van feit 1 en feit 2, voortgezette handeling aan te nemen met betrekking tot deze feiten.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Van een voortgezette handeling in de zin van artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht is sprake indien de verschillende bewezen verklaarde, elkaar in de tijd opvolgende gedragingen (ook met betrekking tot het 'wilsbesluit') zo nauw met elkaar samenhangen dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen niet (meer dan enigszins) uiteenloopt.
De rechtbank is van oordeel dat de feiten 1 en 2 wezenlijk verschillende verwijten opleveren, omdat naar het oordeel van de rechtbank sprake is van twee losstaande besluiten van de verdachte. Het eerste besluit van de verdachte speelt zich af op de parkeerplaats van zijn woning omstreeks 14:00 uur en het tweede besluit speelt zich af in het Zuyderland ziekenhuis ruim één uur na het eerst genomen besluit. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte zichzelf opnieuw te rade is gegaan, nadat hij zijn eerste poging zag mislukken, om vervolgens een nieuw besluit te nemen om naar het ziekenhuis te gaan en daar [slachtoffer] opnieuw te proberen te steken met een mes.
De bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 3:
Onder feit 3 wordt aan de verdachte verweten dat hij medewerkers van Zuyderland M.C., bekend onder personeelsnummer [personeelsnummer 1] , [personeelsnummer 2] , [personeelsnummer 5] , [personeelsnummer 3] en [personeelsnummer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling.
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen en/of zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
De rechtbank stelt aan de hand van bovenstaande bewijsmiddelen en overwegingen ten aanzien van feit 1 en feit 2 vast dat de verdachte op 18 december 2022 het Zuyderland ziekenhuis binnen is gekomen en met een getrokken mes de traumakamer binnen is gelopen waar [slachtoffer] op dat moment behandeld werd aan zijn verwondingen door medewerkers van het ziekenhuis. Met uitzondering van medewerker [personeelsnummer 3] , is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard dat bij medewerkers [personeelsnummer 1] , [personeelsnummer 2] , [personeelsnummer 5] en [personeelsnummer 4] door zijn handelen de redelijke vrees op de dood of ernstig letsel zou ontstaan. De verdachte komt immers traumakamer 2 opgelopen met een mes voor zich uitgestoken waarbij deze medewerkers in zijn looplijn stonden dan wel zich met hem in de kamer bevonden
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de bedreiging van medewerkers van Zuyderland M.C., bekend onder personeelsnummer [personeelsnummer 1] , [personeelsnummer 2] , [personeelsnummer 5] en [personeelsnummer 4] wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken voor bedreiging van medewerker [personeelsnummer 3] , welke zich bevond in traumakamer 1 en paniek hoorde vanuit traumakamer 2. Uit het dossier blijken onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat bij deze medewerker in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen en/of zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen.