ECLI:NL:HR:2021:1028

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 juni 2021
Publicatiedatum
28 juni 2021
Zaaknummer
19/04248
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over medeplegen van bedreiging en poging tot diefstal met geweld met betrekking tot meerdaadse samenloop

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 juni 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte was veroordeeld voor medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en poging tot diefstal met geweld. De Hoge Raad heeft de relevante overwegingen uit eerdere arresten herhaald met betrekking tot eendaadse samenloop en voortgezette handeling. Het hof had geoordeeld dat er sprake was van meerdaadse samenloop, maar de Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaarde geweldshandelingen een samenhangend feitencomplex opleverden, waardoor de verdachte in wezen één verwijt werd gemaakt. Ondanks de gegrondheid van het cassatiemiddel leidde dit niet tot vernietiging van de uitspraak, omdat de opgelegde gevangenisstraf van 36 maanden ver onder het strafmaximum van 8 jaren lag. De verdachte had dus onvoldoende belang bij cassatie, wat leidde tot de verwerping van het beroep.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/04248
Datum29 juni 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 10 september 2019, nummer 22-004825-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat het hof met betrekking tot het onder 1 en 3 bewezenverklaarde ten onrechte artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) heeft toegepast.
3.2.1
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“1 subsidiair:
hij op 02 maart 2016 te Ridderkerk, tezamen en in vereniging met een ander, [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft zijn mededader opzettelijk dreigend een vuurwapen voorgehouden aan en/of gericht op genoemde personen en vervolgens meermalen met een vuurwapen geschoten in de richting van de auto van genoemde personen;
3.
hij op 02 maart 2016 te Ridderkerk op het Huygensplantsoen, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid cocaïne en/of enig ander goed en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 1] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 2] , en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan van bedreiging met geweld tegen die [betrokkene 1] en die [betrokkene 3] en die [betrokkene 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken,
en/of
om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [betrokkene 1] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 2] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid cocaïne en/of enig ander goed en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan die [betrokkene 1] en/of die [betrokkene 3] en/of die [betrokkene 2] ,
- een vuurwapen gericht op en/of voorgehouden aan die [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] en
- meermalen met een vuurwapen heeft geschoten in de richting van die [betrokkene 1] en/of die [betrokkene 3] en/of die [betrokkene 2]
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.”
3.2.2
Het hof heeft het onder 1 bewezenverklaarde gekwalificeerd als “medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd” en het onder 3 bewezenverklaarde als “poging tot diefstal, voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en/of poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen”.
3.2.3
Het hof heeft als wettelijke voorschriften waarop de straf mede is gebaseerd onder meer artikel 57 Sr en niet de artikelen 55 of 56 Sr vermeld.
3.2.4
Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden en dienaangaande onder meer het volgende overwogen:
“De verdachte heeft samen met een ander op de openbare weg geprobeerd een overval te plegen op drie inzittenden van een auto, door hen te bedreigen met een vuurwapen. Hierbij werd onverhoeds hun auto klem gezet en werd hen door de medeverdachte het vuurwapen voorgehouden. Daarnaast heeft de medeverdachte nabij die auto met een vuurwapen meerdere schoten gelost. Vermoedelijk was het
de verdachte en zijn mededader te doen om harddrugs(opbrengsten). Tijdens een onderzoek naar de vluchtroute van de inzittenden van de Seat Ibiza werd namelijk een hoeveelheid van circa drie kilogram cocaïne aangetroffen in een tas die waarschijnlijk door hen was achtergelaten. Van het voorgevallene, in een woonwijk, op de vroege avond, zijn vele mensen getuige geweest. Dit zijn ernstige feiten die gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving teweegbrengen.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 1 augustus 2019.
Het hof is van oordeel dat op de onderhavige feiten niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf.”
3.3
In zijn arresten van 20 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1111 tot en met ECLI:NL:HR:2017:1115, heeft de Hoge Raad enige algemene overwegingen over de eendaadse samenloop en de voortgezette handeling gegeven. De overwegingen uit voornoemde arresten laten zich op hoofdlijnen als volgt samenvatten.
De eendaadse samenloop en de voortgezette handeling vervullen een wezenlijke functie bij het voorkomen van onevenredige aansprakelijkheid en bestraffing in geval van gelijktijdige berechting van sterk samenhangende strafbare feiten.
Voor de eendaadse samenloop komt het vooral aan op de vraag of de bewezenverklaarde gedragingen in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren dat de verdachte daarvan (in wezen) één verwijt wordt gemaakt. Voor de voortgezette handeling komt het erop aan of de verschillende bewezenverklaarde, elkaar in de tijd opvolgende gedragingen (ook met betrekking tot het “wilsbesluit”) zo nauw met elkaar samenhangen dat de verdachte daarvan (in wezen) één verwijt wordt gemaakt.
3.4
Het hof heeft, gelet op de enkele vermelding van artikel 57 Sr als toepasselijke wettelijke bepaling wat betreft de samenloop, geoordeeld dat met betrekking tot het onder 1 en 3 bewezenverklaarde sprake is van meerdaadse samenloop. De bewezenverklaarde geweldshandelingen leveren echter een zich op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op, omdat de onder 3 bewezenverklaarde poging tot diefstal met geweld in vereniging en/of poging tot afpersing in vereniging wat betreft de bedreiging met geweld bestond uit het ook onder 1 bewezenverklaarde – het opzettelijk dreigend een vuurwapen voorhouden aan en/of richten op genoemde personen en vervolgens meermalen met een vuurwapen schieten in de richting van (de auto) van genoemde personen. De strekking van de betreffende strafbepalingen – te weten enerzijds artikel 285 lid 1 Sr en anderzijds artikel 312 leden 1 en 2 en artikel 317 lid 1 Sr – loopt niet dusdanig uiteen dat niet zou kunnen worden geoordeeld dat de verdachte van die handelingen (in wezen) één verwijt wordt gemaakt. Het oordeel van het hof is derhalve niet zonder meer begrijpelijk. Het cassatiemiddel is gegrond.
3.5
De gegrondheid van het cassatiemiddel leidt niet tot vernietiging van de bestreden uitspraak. Dat berust op het volgende. De door het hof opgelegde gevangenisstraf van 36 maanden ligt ver onder het strafmaximum van 8 jaren dat zou gelden als met de steller van het cassatiemiddel van eendaadse samenloop zou worden uitgegaan, terwijl het hof blijkens de strafmotivering bij de strafoplegging geen zelfstandige betekenis heeft toegekend aan het onder 1 bewezenverklaarde feit. De verdachte heeft dus onvoldoende belang bij cassatie.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
29 juni 2021.