Uitspraak
RECHTBANK Limburg
1.[eiseres sub 1] B.V.,
[eiseres sub 2],
[eiseres sub 3],
[eiseres sub 4],
[eiseres sub 2] , [eiseres sub 3] en [eiseres sub 4] ,
1.[gedaagde sub 1] ,
BEHEERMAATSCHAPPIJ ARROS B.V.,
[gedaagde sub 3],
[gedaagde sub 4],
ROXX INTERNATIONAL B.V.,
NIMA N.V.,
[gedaagde sub 4] , Roxx en Nima,
1.De procedure
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 9 oktober 2024,
2.De feiten
Opzegging dient schriftelijk te geschieden, tegen het einde van een boekjaar en met inachtneming van een termijn van zes maanden’.
[gedaagde sub 1] zijn werkzaamheden als statutair directeur zal beëindigen per 31-06-2014.
3-12-2013.
[naam accountant] , de verdere afhandeling in goed overleg kan geschieden rekening houdend met ieders belang.
Kernafspraken voor ontvlechting [naam groep bedrijven eiseressen]” (hierna: het document) opgesteld, wat door hem en [gedaagde sub 1] is geparafeerd. Het document vermeldt onder meer:
- Waardering van hele bedrijf volgens statuut ( [eiseres sub 1] )
- één onafhankelijke deskundige (gecertificeerde waardeerder benoemd in goed onderling overleg)
- Aandelenruil [eiseres sub 1] <-> [eiseres sub 3] / NV <-> Arros (…)
bindendworden overgedragen.
- Indien aandelen ruil dan een 5 jarig concurrentie beding, over en weer, van toepassing
- [eiseres sub 3] / NV blijft doorgaan in ongewijzigde bestuursamenstelling
- [eiseres sub 3] / NV blijven huidige activiteiten uitvoeren
- De revenuen van alle projecten (m.u.v. betonblokkenmatten/geotextiel) die worden aangenomen vanaf 1 juli 2014 komen ten goede van Arros/ [gedaagde sub 4] .
- Alle werken in opdracht voor 30 juni 2014 (incl. werk de Waal) komen ten goede van de [naam groep bedrijven eiseressen] Groep.
- [eiseres sub 3] /NV investeringsstop
- Na waardering is uitgevoerd.
- Overeenkomst laten opstellen door [naam 6] (…) / [naam 7] (…)
- (…)
- Geen rechtszaken over en weer bij afketsen deal
was reeds bekend en is berekend
2430 ton gelost, ook 2430 ton berekend door Amer aan € 3,50 dus geen LWT?
Wel 9 uur liggeld ad. € 69,79 per uur, een op een doorberekenen?
3.Het geschil
primair: gedaagden, met uitzondering van Nima, hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [eiseres sub 1] en/of [eiseres sub 3] van € 8.162.704,- ten titel van schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover primair vanaf
1 juli 2014, subsidiair vanaf 4 mei 2016 en meer subsidiair vanaf een in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening;
1 juli 2014, subsidiair vanaf 4 mei 2016 en meer subsidiair vanaf een in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening;
zowel primair als subsidiair: gedaagden, met uitzondering van Nima, hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [eiseres sub 1] en/of [eiseres sub 3] van € 429.290,11 ten titel van schadevergoeding (overige schadeposten), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover primair vanaf 4 mei 2016 althans een in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening;
4.De beoordeling
geen rechtszaken over en weer bij afketsen deal’. Daarmee verhoudt zich volgens [gedaagden] niet dat op instigatie van [eiseressen] uitvoerige verhaals- en bewijsbeslagen zijn gelegd en door [eiseressen] de onderhavige bodemprocedure is geëntameerd. Gelet daarop is [eiseressen] niet-ontvankelijk in haar vorderingen, althans dienen deze vorderingen te worden afgewezen. Indien er geen overeenkomst over alle onderdelen van de kernafspraken tot stand mocht zijn gekomen, zijn er genoeg redenen en gronden om de broers en hun beheermaatschappijen te veroordelen om de wél overeengekomen onderdelen na te komen en ten aanzien van alle onderdelen waarover (nog) geen overeenstemming bestaat, door te onderhandelen. Ten aanzien van de overeengekomen punten bestaat immers een rompovereenkomst, aldus [gedaagden]
Kernafspraken voor ontvlechting [naam groep bedrijven eiseressen]” van 26 juni 2014 geen onderhandse akte als bedoeld in art. 156 lid 3 Rv. is, want het document is niet ondertekend. Het is reeds daarom geen akte. In het midden kan daarom blijven of het geschrift bestemd was om tot bewijs te dienen, wat ook nodig is om van het document een onderhandse akte te maken. Deze kernafspraken hebben dus niet het door [gedaagde sub 1] gepretendeerde rechtsgevolg op grond van art. 157 lid 2 Rv. dat de inhoud ervan dwingend bewijs oplevert van de waarheid van de verklaring van een partij omtrent hetgeen de akte bestemd is ten behoeve van de wederpartij te bewijzen.
geen rechtszaken over en weer bij afketsen deal’ is daarmee evenmin overeengekomen, omdat het bestaan van de overeenkomst, waarvan het beding deel uitmaakt, te weten de overeenkomst die volgens [gedaagden] op 25/26 juni 2014 tot stand zou zijn gekomen, niet is komen vast te staan (zoals de rechtbank eveneens overwoog in het vonnis van 6 september 2017 (r.o. 4.11) en in het vonnis in incident van 14 maart 2018 (r.o. 3.1)).
- voorbereidingen op het vertrek van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 3] ,
- zorgvuldige overdracht door Arros/ [gedaagde sub 1] ,
- het al dan niet door (een van) gedaagde(n) afsnijden van [eiseres sub 3] van groeves,
- het al dan niet door (een van) gedaagde(n) inpalmen van klanten en overhevelen van projecten van [eiseres sub 3] ,
- het gebruik van certificaten,
- overige stellingen van [eiseressen]
30 juni 2014. Vervolgens blijkt uit de e-mail van [gedaagde sub 1] van 12 mei 2014 – anders dan [eiseressen] stelt – niet dat [gedaagden] (wederom) is teruggekomen op een vertrek. In die e-mail is immers vermeld (zie hiervoor onder 2.15): “
Het besluit van [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 1] om te stoppen is wel definitief”. En daarna volgt evenmin uit de bespreking tussen [gedaagde sub 1] en [naam accountant] op 6 juni 2014 dat [gedaagde sub 1] is teruggekomen op zijn vertrek. Op dat moment is besproken dat indien niet op korte termijn de afspraak zou worden gemaakt dat [eiseres sub 3] aan [gedaagde sub 1] zal worden verkocht, hij zal kiezen voor een scenario waarbij [gedaagde sub 3] handelsactiviteiten start met ondersteuning van [gedaagde sub 1] . Dat [gedaagde sub 1] onomwonden heeft aangegeven toch te willen blijven, blijkt hier in ieder geval niet uit.
- [naam 15] van Cuvelier verklaart (productie 191) dat Roxx geen exclusiviteit heeft bij Cuvelier en dat Cuvelier in de jaren 2014, 2015 en 2016 (ook) aan andere klanten, zoals [naam groep bedrijven eiseressen] , stenen heeft verkocht. Verder verklaart [naam 16] van Cuvelier (productie 194) dat [eiseres sub 3] in de periode 2019 tot en met 2022 regelmatig materiaal heeft ingekocht bij Cuvelier en dat niemand ooit het exclusief recht van verkoop heeft gehad in de periode 2019 tot en met 2022;
- [naam 17] , destijds werkzaam voor Sagrex verklaart (productie 223) dat alle verplichtingen naar [naam groep bedrijven eiseressen] werden nageleefd en dat het niet klopt dat werven door Roxx International werden meegetrokken. Ook werden er geen door [naam groep bedrijven eiseressen] reeds gereserveerde werven/materialen naar Roxx overgeheveld en Sagrex heeft, wat betreft nieuwe werven, ook gesprekken gehad met [naam groep bedrijven eiseressen] om deze binnen te halen;
- [naam 18] verklaart (productie 274) dat één van de klanten van [naam 18] [naam groep bedrijven eiseressen] is, dat [naam 18] tot medio 2016 aanzienlijke hoeveelheden LD-slakken aan [naam groep bedrijven eiseressen] heeft verkocht voor waterbouwprojecten in Nederland en dat hij wil benadrukken dat [naam 18] zowel aan Roxx als aan andere bedrijven in Nederland geen monopolypositie of exclusieve marketingrechten voor hun slak-gebaseerde bouwmaterialen in Nederland garandeert;
- [naam 19] verklaart (productie 283) dat het [naam bedrijf] vrijstaat om zijn materialen via elke leverancier te verkopen en dat met Roxx International van maart 2015 tot heden geen (exclusief) contract is gesloten.
‘ [naam groep bedrijven eiseressen] ’. Hierop is [eiseressen] niet meer ingegaan, zodat niet is aangetoond dat de door [eiseressen] aangehaalde planning zag op Roxx. Daarmee is in lijn dat [gedaagden] onweersproken heeft gesteld dat [eiseressen] de in de planning genoemde projecten heeft beleverd.
5.De beslissing
€ 15.000,00 ter zake door [gedaagden] betaalde kosten voor de deskundige,
mr. C.S. van den Pauwert en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2024.