ECLI:NL:RBLIM:2023:6878

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 oktober 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
9857600 EZ 22-35
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en aansprakelijkheid van Dexia in effectenleaseovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 12 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] c.s. en Dexia Nederland B.V. over een effectenleaseovereenkomst. [eiser] c.s. vorderde schadevergoeding van Dexia, stellende dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door hen als cliënt te accepteren, terwijl de tussenpersoon, FRED, niet beschikte over de benodigde vergunning en hen persoonlijk had geadviseerd. De rechtbank oordeelde dat Dexia haar zorgplicht heeft geschonden en dat er een causaal verband bestaat tussen het onrechtmatig handelen van Dexia en de schade die [eiser] c.s. heeft geleden. De rechtbank verklaarde voor recht dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld en veroordeelde Dexia tot schadevergoeding aan [eiser] c.s., vermeerderd met wettelijke rente. De vorderingen van Dexia in reconventie werden afgewezen. De uitspraak is van belang in het kader van de aansprakelijkheid van financiële instellingen bij effectenleaseovereenkomsten, vooral in situaties waarin tussenpersonen zonder vergunning advies geven.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 9857600 EL 22-35
vonnis van de kantonrechter van 12 oktober 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
handelend ten behoeve van de gemeenschap, tevens in hoedanigheid van wettelijk erfgenaam van [afnemer] (hierna: Afnemer),
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces,
tegen
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: USG Legal Professionals.
Partijen worden hierna ‘ [eiser] ’ en ‘Dexia’ genoemd. [eiser] en Afnemer worden hierna gezamenlijk ‘ [eiser] c.s.’ (mannelijk enkelvoud) genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 12 april 2022 van [eiser] ;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van Dexia;
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie van [eiser] ;
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie van Dexia;
  • de conclusie van dupliek in reconventie van [eiser] .
1.2.
Ten slotte is partijen meegedeeld dat vonnis wordt gewezen.

2.2.De feiten

2.1.
[eiser] c.s. heeft de volgende leaseovereenkomst (hierna: de overeenkomst) ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Dexia:
Nr.
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
I.
[contractnummer]
09-07-2001
AEX Plus Effect
2.2.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomst een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
I.
29-07-2005
- € 6.315,28
2.3.
Volgens opgave van Dexia heeft [eiser] c.s. op grond van de overeenkomst – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 15.564,85 aan maandtermijnen en een bedrag van € 6.315,28 wegens restschuld aan Dexia betaald. Volgens die opgave heeft [eiser] c.s. geen bedrag aan dividenden van Dexia ontvangen en geen fiscaal voordeel genoten. Op 18 januari 2012 heeft Dexia een bedrag van € 5.601,28 aan [eiser] c.s. uitgekeerd, volgens Dexia tweederde deel van de restschuld inclusief reeds verschenen rente.
2.4.
De gemachtigde van [eiser] , Leaseproces, heeft bij brief van 30 november 2005 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomsten ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook andere gronden nog aan te voeren.
2.5.
Afnemer is overleden op [overlijdensdatum] 2016. [eiser] is haar erfgenaam.

3.De vordering en het verweer in conventie en in reconventie

3.1.
[eiser] vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voorwaardelijk, namelijk voor zover Dexia het aanvraagformulier en haar versie van de ondertekende overeenkomst niet in het geding brengt, Dexia zal veroordelen ex artikel 843a Rv om een afschrift van het aanvraagformulier en haar versie van de ondertekende overeenkomst aan [eiser] te verstrekken,
onvoorwaardelijk:
1. voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] en/of toerekenbaar is tekort geschoten,
2. voor recht zal verklaren dat [eiser] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en dat Dexia gehouden is om deze schade aan [eiser] te vergoeden,
3. Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [eiser] van al datgene dat [eiser] aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
4. Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [eiser] , met rente,
5. Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met rente.
3.2.
Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvordering, waarbij Dexia vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht zal verklaren dat Dexia met betrekking tot de overeenkomst met [contractnummer] aan al haar verplichtingen heeft voldaan en derhalve niets meer aan [eiser] verschuldigd is,
2. [eiser] zal veroordelen in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.

4.Beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie4.1. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [eiser] .

4.2.
De procedures hebben geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. [1] Deze jurisprudentie wordt bij de beoordeling van de vorderingen als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
4.3.
Toepassing van deze maatstaven en beoordelingskaders leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
[eiser] c.s. heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld;
E. er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade
en de onrechtmatige daad van Dexia.
verjaring4.4. Dexia stelt dat een eventuele vordering van [eiser] inmiddels is verjaard. Dit verweer wordt niet gevolgd. In de jurisprudentie zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op de verjaring. [2] Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigden van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
tussenpersoon
4.5.
[eiser] c.s. heeft de overeenkomst met Dexia afgesloten via de tussenpersoon FRED. Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikte over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In de prejudiciële beslissing van 10 juni 2022 [3] , waarop partijen hebben kunnen reageren, heeft de Hoge Raad uitgelegd in welke gevallen Dexia heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999 (dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995). Daarvan is volgens de Hoge Raad sprake als de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon (zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning), tevens – naar Dexia wist of behoorde te weten – als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven. Dexia stelt dat het gegeven beleggingsadvies naar het destijds geldende Europese recht niet vergunningplichtig was. In het vonnis van de rechtbank Overijssel van 22 juni 2021 (ECLI:NL:RBOVE:2021:2548), dat heeft geleid tot de hiervoor genoemde prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 10 juni 2022, heeft de rechtbank toegelicht, onder verwijzing naar een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 oktober 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:8462), dat en waarom geen sprake is van strijd met het toepasselijke Europese recht. Er is geen reden om thans anders te oordelen. De Hoge Raad heeft, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn. Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer ook als dat onder omstandigheden als een ‘verkooppraatje’ kan worden gekarakteriseerd.
4.6.
De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [eiser] c.s. heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had of behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [eiser] c.s., anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [eiser] als de partij die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia beroept. De door [eiser] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn.
Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [eiser] in 2007 – weten dat over de totstandkoming van de overeenkomst en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
4.7.
[eiser] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
[eiser] c.s. heeft op advies van een financieel adviseur van FRED een AEX Plus Effect overeenkomst afgesloten met Bank Labouchere.
[eiser] c.s. heeft naar aanleiding van een advertentie contact opgenomen met FRED. De medewerker van FRED stelde voor om een afspraak in te plannen met een financieel adviseur van FRED, te weten [adviseur] (hierna: de adviseur). De adviseur is vervolgens meerdere malen bij [eiser] c.s. thuis geweest.
Tijdens het eerste gesprek heeft de adviseur geïnformeerd naar de financiële situatie en wensen van [eiser] c.s. Hierbij werd de hypothecaire situatie van [eiser] c.s., zijn inkomen en zijn gezinssituatie besproken. [eiser] c.s. had de wens om zijn pensioen aan te vullen. [eiser] is een aantal keer werkloos geweest waardoor een pensioengat is ontstaan. De adviseur stelde dat hij hier een geschikt voor had en adviseerde om een AEX Plus Effect overeenkomst af te sluiten.
De adviseur adviseerde de volgende constructie aan [eiser] c.s. [eiser] c.s. zou maandelijks een bedrag van NLG 700,00 betalen in het AEX Plus Effect. Aangezien dit een flink bedrag was adviseerde de adviseur om de overwaarde op te nemen in de hypotheek. Zodoende kon er een beleggingsrekening voor ongeveer NLG 85.000,00 worden geopend. Vanaf de beleggingsrekening zou het maandelijkse bedrag van NLG 700,00 worden betaald. Volgens de adviseur zou deze constructie een aanzienlijk bedrag opleveren, waarmee [eiser] c.s. zijn pensioen kon aanvullen.
Tijdens de gesprekken heeft de adviseur enkel gesproken over positieve resultaten. Er is geenszins rekening gehouden met negatieve resultaten, en over tegenvallende koersresultaten is in het geheel niet gesproken.
De adviseur heeft [eiser] c.s. niet gewezen op de specifieke risico's van de overeenkomst. Zo heeft hij er niet op gewezen dat met een lening (de hypotheek) de rentelasten voor de andere lening (de effectenleaseovereenkomst) werden betaald en dat bij tegenvallende koersontwikkelingen, de inleg geheel verloren kon gaan, en er bovendien een schuld kon ontstaan uit hoofde van de effectenleaseovereenkomst. Als [eiser] c.s. had geweten van deze risico's, had hij deze overeenkomst niet afgesloten.
De adviseur heeft het aanvraagformulier door [eiser] c.s. laten ondertekenen. Vervolgens heeft de adviseur het aanvraagformulier aan Bank Labouchere toegezonden. De adviseur heeft vervolgens de overeenkomst tijdens een huisbezoek door [eiser] c.s. laten ondertekenen. Deze heeft de adviseur aan Bank Labouchere toegezonden.
[eiser] c.s. had geen ervaring met beleggen en geen kennis van complexe financiële producten. [eiser] c.s. vertrouwde op de deskundigheid van de adviseur en heeft het advies van de adviseur opgevolgd. [eiser] c.s. heeft een AEX Plus Effect overeenkomst afgesloten met een maandbetaling van NLG 700,01. [eiser] c.s. heeft een hypotheek van
NLG 114.999,99 afgesloten bij de Postbank om de overeenkomst te kunnen voldoen. Hiervan is NLG 85.000,00 naar de beleggingsrekening gegaan om de maandbetalingen te kunnen voldoen.
4.8.
[eiser] heeft, ter onderbouwing van zijn stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een kopie van het aanvraagformulier van 1 maart 2001 op naam van [eiser] c.s. betreffende het AEX Plus Effect product met een maandelijkse inleg van NLG 700,00 en een looptijd van twintig jaar, waarop handgeschreven de gegevens van [eiser] c.s. zijn ingevuld en verder contractnummer ‘ [X] ’ en rekeningnummer ‘ [rekeningnummer] Postbank’ handgeschreven staan vermeld. Het aanvraagformulier is voorzien van het ATP-nummer ‘ [ATP-nummer] ’. Als betrokken kantoor en adviseur worden ‘Fred B.V.’ en ‘ [adviseur] ’ vermeld. ,
- een kopie van de overeenkomst van 9 juli 2001 met contractnummer [contractnummer] ’ op naam van [eiser] c.s., genaamd ‘AEX Plus Effect’ en voorzien van het adviseursnummer:
[adviseursnummer] -FRED,
- een kopie van een aan [eiser] c.s. gerichte nota van afrekening van 2 juli 2001 van een notariskantoor, betreffende een hypothecaire geldlening van NLG 114.999,99 waarvoor ten behoeve van de Postbank een recht van hypotheek wordt gevestigd. Uit de nota blijkt dat NLG 85.000,00 zal worden gestort op een beleggersrekening,
- een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel waaruit blijkt dat FRED zich sinds juni 1996 bezighield met advies en bemiddeling in financiële zaken en assurantiën,
- een screenshot van de website van FRED zoals die eruitzag in oktober 2000, waarop te lezen is: “
Fred houdt niet van kleine lettertjes. En ook niet van moeilijke woorden. Fred is dan ook geen dertien in een dozijn financieel dienstverlener. Fred is financiële raad en daad, recht voor z’n raap. Fred is de enige die tussen u en uw geld mag komen. Als u via onze website laat weten dat u behoefte heeft aan financiële raad en daad, krijgt u thuis bezoek van een financieel adviseur van Fred. Fred is in heel Zuid-Nederland actief.”, en: “
Hierboven leest u hoe u de maandlasten van uw hypotheek flink kunt verlagen door de overwaarde van uw huis te gebruiken als inleg in een beleggingsplan. Dat is mooi toch? Het kan nog mooier. In de grafiek hieronder ziet u hoe het in de praktijk kan uitpakken. Stel u heeft een hypotheek van NLG 250.000 terwijl uw huis inmiddels NLG 450.000 waard is. Deze overwaarde van NLG 200.000 gebruikt u als inleg in een zogenaamd beleggingsdepot. In een gunstig scenario is dit bedrag in zeven jaar uitgegroeid tot bijna NLG 550.000.”.
4.9.
Met deze feitelijke uiteenzetting en stukken heeft [eiser] voldoende onderbouwd gesteld dat sprake is geweest van vergunningplichtige advisering. Dexia heeft de door [eiser] geschetste gang van zaken slechts in algemene termen betwist. Dexia had echter meer concreet moeten maken dat en waarom volgens haar destijds geen sprake is geweest van advisering. Zo had Dexia moeten uiteenzetten op welke wijze de overeenkomst in haar visie tot stand was gekomen. Dexia heeft weliswaar erop gewezen dat zij op geen enkele wijze betrokken is geweest bij het contact tussen [eiser] c.s. en de adviseur van de tussenpersoon, maar dat kan Dexia niet baten. Voor zover Dexia daardoor in bewijsnood is, komt dat voor haar rekening en risico. Niet alleen had zij zoals hiervoor is overwogen eerder bewijs kunnen verzamelen maar daarbij komt dat Dexia destijds ervan heeft afgezien om eigen voorlichting te geven aan potentiële klanten en gebruik heeft gemaakt van deze tussenpersoon voor de afzet van haar producten. Dit terwijl het voor haar als aan toezicht onderworpen effecteninstelling verboden was om van die tussenpersoon cliënten aan te nemen aan wie adviezen waren verstrekt. Het had op haar weg gelegen om daarop controle uit te oefenen en ervoor te zorgen dat zij wel over concrete informatie beschikte over de totstandkoming van een contract en de daarbij betrokken (medewerker van de) tussenpersoon. [4] Daarom wordt uitgegaan van de juistheid van de door [eiser] geschetste gang van zaken nu Dexia deze onvoldoende heeft weersproken. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
wetenschap Dexia
4.10.
[eiser] stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat de tussenpersoon een op de persoon van [eiser] c.s. toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. Uit diverse uitspraken volgt dat Dexia ermee bekend moet zijn geweest dat tussenpersonen, zoals FRED, op grote schaal individueel persoonlijk financieel advies gaven. [5] Hoewel in dit geval niet is gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan [eiser] c.s., had het op de weg van Dexia gelegen om bij de totstandkoming van de overeenkomst met [eiser] c.s., actief navraag te doen bij de tussenpersoon of de desbetreffende klant de overeenkomst is aangegaan op advies van de tussenpersoon, om te kunnen beoordelen of zij de overeenkomst met [eiser] c.s. kon en mocht aangaan. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht is gesteld noch gebleken. Zij had derhalve behoren te weten dat [eiser] c.s. door de tussenpersoon is geadviseerd.
aansprakelijkheid Dexia4.11. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met [eiser] c.s. de overeenkomst is aangegaan, heeft zij jegens [eiser] c.s. onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan [eiser] c.s. omstandigheden toerekenbaar die tot de schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft. [6] Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van de afnemer te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
vorderingen van [eiser]4.12. De door [eiser] gevorderde verklaringen voor recht zullen daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens [eiser] c.s. heeft gehandeld door [eiser] c.s. als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eiser] c.s. niet alleen als klant aanbracht maar [eiser] c.s. tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat en dat Dexia gehouden is de daaruit voortvloeiende schade aan [eiser] te vergoeden.
4.13.
De als gevolg hiervan door [eiser] c.s. geleden schade kunnen partijen inmiddels berekenen. De voor vergoeding in aanmerking komende schade bestaat uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen) en het niet vergoede gedeelte van de (fictieve) restschuld. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder dividenduitkeringen, fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten. Een en ander volgens het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door [eiser] niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist. In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3).
Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
4.14.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere door [eiser] aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
voorwaardelijke vordering
4.15.
[eiser] vordert Dexia ex artikel 843a Rv op te dragen om een afschrift te verstrekken van het aanvraagformulier en haar versie van de ondertekende overeenkomst. Dexia. Dexia heeft beide stukken in het geding gebracht, zodat de vordering wegens gebrek aan belang zal worden afgewezen.
vordering Dexia
4.16.
Gelet op de beoordeling in conventie worden de vorderingen van Dexia afgewezen.
proceskosten en nakosten
4.17.
Omdat [eiser] inhoudelijk gelijk krijgt, zal Dexia worden veroordeeld in de proceskosten. De gevorderde nakosten zullen worden vastgesteld op € 132,00 en voorwaardelijk worden toegewezen, voor zover nakosten gemaakt zullen worden en Dexia niet vrijwillig binnen veertien dagen na aanschrijving van [eiser] aan de veroordeling in het vonnis heeft voldaan.
4.18.
De gevorderde rente over de proces- en nakosten zal als na te melden worden toegewezen.

5.Beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [eiser] c.s. heeft gehandeld door [eiser] c.s. als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eiser] c.s. niet alleen als klant aanbracht maar [eiser] c.s. tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat en dat Dexia gehouden is de daaruit voortvloeiende schade aan [eiser] te vergoeden,
5.2.
veroordeelt Dexia om aan [eiser] te betalen de schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover zoals weergegeven in 4.13.,
5.3.
veroordeelt Dexia in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening, aan de zijde van [eiser] tot op heden vastgesteld op:
a. kosten dagvaarding € 125,03
b. griffierecht € 86,00
c. salaris gemachtigde
€ 528,00
€ 739,03,
5.4.
veroordeelt Dexia, onder de voorwaarde dat deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [eiser] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, vastgesteld op € 132,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na aanschrijving tot voldoening aan dit vonnis, alsmede te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis,
5.5.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.7.
wijst de vorderingen af,
5.8.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiser] gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen en uitgesproken door mr. M.W. van der Veen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 oktober 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
type: CS

Voetnoten

1.In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135).
2.Zie onder meer gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 3 november 2020 ECLI:NL:GHARL:2020:8992, gerechtshof Amsterdam, 25 januari 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1462 en gerechtshof Den Bosch 10 januari 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:23.
3.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI :NL:HR:2022:862.
4.Vergelijk gerechtshof Arnhem Leeuwarden 16 mei 2023 ECLI:NL:GHARL:2023:4177.
5.Zie bijvoorbeeld Hoge Raad 9 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:882.
6.Hoge Raad 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7. Deze lijn is nadien bevestigd in de arresten van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935, en van 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:862.