AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting en verschoonbaarheid van termijnoverschrijding
In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 2 oktober 2023 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een eerdere uitspraak over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De opposante had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag, die was bekendgemaakt door het aanbrengen van een bon op haar voertuig. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar niet-ontvankelijk was verklaard omdat het te laat was ingediend. Opposante betwistte echter dat zij de bon had aangetroffen en stelde dat de bezwaartermijn pas begon te lopen na ontvangst van een duplicaat van de naheffingsaanslag. De rechtbank overwoog dat de bekendmaking van de naheffingsaanslag op verschillende manieren kan plaatsvinden en dat in dit geval de bezwaartermijn was aangevangen op de dag na het aanbrengen van de bon. De rechtbank concludeerde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat de opposante niet kon weten dat de bon was achtergelaten. De rechtbank vernietigde de eerdere uitspraak en droeg de verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van opposante. Tevens werden de proceskosten van opposante vergoed.
Voetnoten
1.Gedateerd op 7 december 2021, verzonden op 13 december 2021 en door verweerder ontvangen op 15 december 2021.
2.Artikel 3:41 van de Awb en artikel 8 Invorderingswet 1990.
3.Artikel 234, zevende lid, van de Gemeentewet.
4.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 1 maart 2000, ECLI:HR:2000:AA4987.
5.Zie de eerder aangehaalde uitspraak van de Hoge Raad van 1 maart 2000 (en artikel 6:8, eerste lid, van de Awb).
7.Als dit niet in het systeem zou zijn geregistreerd, zou geen duplicaat naheffingsaanslag verzonden zijn.
8.Zie de eerder aangehaalde uitspraak van de Hoge Raad van 1 maart 2000.
10.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 mei 2019, ECLI:NL:ABRSV:2019:1645. 12.Artikel 1, dat zegt dat een in een wet gestelde termijn die eindigt op, voor zover hier relevant, een zaterdag of zondag, wordt verlengd tot de eerstvolgende dag die niet een zaterdag of zondag is.
13.Eenvoudigweg omdat niet bewezen kan worden dat de bon nog onder de ruit zat toen opposante bij haar voertuig arriveerde; vergelijk de hiervoor genoemde uitspraak van het gerechtshof ’sHertogenbosch van 6 september 2013.
14.Onder verwijzing naar de hiervoor aangehaalde uitspraak van de Hoge Raad van 14 juli 2000.
16.Onder 8.1 en verder van die conclusie.
17.Vergelijk de conclusie van Widdershoven onder 8.3.