3.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
De verdachte wordt verweten dat hij op 4 en op 7 mei 2019 drie mensen van het leven heeft beroofd. In dit vonnis zal de rechtbank zich over die verwijten moeten buigen.
Een strafvonnis beantwoordt in hoofdlijnen de volgende, in de wet vastgelegde, vragen:
Heeft de verdachte de ten laste gelegde feiten gepleegd?
Zijn die feiten strafbaar?
Is de verdachte strafbaar?
Welke straf of maatregel is passend en geboden?
Die vragen sluiten op elkaar aan en hun wettelijke volgorde bepaalt daarmee ook de opzet van het vonnis.
In deze zaak heeft de verdachte de ten laste gelegde feiten bekend. Het is dan eigenlijk niet nodig om het bewijs uitgebreid te bespreken. Dat de verdachte de dader is, staat immers niet ter discussie.
Toch zal de rechtbank dat, het bespreken van het bewijs, hier wel doen. Zo wordt namelijk duidelijk wat de slachtoffers is overkomen op die twee bewuste dagen in mei 2019. Niet alleen vindt de rechtbank dat dat niet onderbelicht mag blijven, maar de rechtbank vindt een bespreking van hetgeen gebeurd is ook van belang voor het verdere begrip van haar vonnis.
De rechtbank zal dus eerst in dit hoofdstuk de feiten uiteenzetten. Ook zal de rechtbank in dit hoofdstuk een oordeel geven over de vraag of er sprake is van voorbedachte raad en dus of er sprake was van moord of doodslag. In hoofdstuk 4 komt dan de vraag aan de orde of de feiten strafbaar zijn. Hoofdstuk 5 behandelt de vraag waar deze strafzaak voornamelijk om draait: kunnen de feiten aan de verdachte worden toegerekend? Kan hij verantwoordelijk worden gehouden voor zijn daden of kon hij er, simpel gezegd, niets aan doen? Aansluitend buigt de rechtbank zich in hoofdstuk 6 over de vraag naar een passende afdoening. Ten slotte is in hoofdstuk 7 het oordeel over de vorderingen van de benadeelde partijen opgenomen. Ieder hoofdstuk wordt afgesloten met een samenvattende conclusie.
De feiten
Den Haag, Scheveningse bosjes, 4 mei 2019
Op 4 mei 2019 wordt omstreeks 15.39 uur een vrouw, naar later blijkt [slachtoffer 1], aangetroffen door wandelaars in het natuurgebied de Scheveningse Bosjes te Den Haag. Ze ligt naast haar bakfiets en heeft meerdere bloedvlekken op haar kleding en een snee in haar gezicht. In haar buurt loopt haar hond Lucy. Haar deels verlamde hond Max bevindt zich nog in de bakfiets. De politiemensen die als eerste ter plaatse komen, constateren geen hartslag meer bij [slachtoffer 1] en stellen vast dat haar lichaam al is afgekoeld.
Uit het forensisch onderzoekdat aan haar lichaam is uitgevoerd, blijkt dat zij drie snijletsels en dertig steekletsels heeft. Er is onder andere tot in het borstbeen, in de linkerlong, in het hart en in de schedel gestoken. Ook is haar linker pink afgesneden. Het intreden van de dood kan verklaard worden door algehele weefselschade ten gevolge van bij leven doorgemaakt zuurstoftekort, substantieel bloedverlies, ademhalings- en orgaanfunctiestoornissen en inademing van bloed, veroorzaakt door tien steekletsels aan het hoofd, de romp en de linker bovenarm. Die steekletsels gingen gepaard met meervoudige perforaties van belangrijke structuren zoals de hersenen, de longen en het hart.
Heerlen, Brunssumerheide, 7 mei 2019
Een paar dagen later worden op de Brunssummerheide in Heerlenna elkaar twee dode mensen aangetroffen door voorbijgangers.
Als eerste wordt om 11.53 uur het levenloze lichaam van, naar later blijkt, [slachtoffer 2]door wandelaars gevonden.Haar hond Teun ligt op dat moment naast zijn overleden bazin.
Bij forensisch onderzoek is vastgesteld dat aan het hoofd en aan de romp van [slachtoffer 2] vier steekletsels zijn toegebracht. Onder andere beide borstholten, de wortel van de rechterlong, de overgang van de bovenste holle ader naar de rechterboezem van het hart, de longslagader en de lever zijn geperforeerd. Aan haar hoofd worden ook zes snijletsels geconstateerd. Perforatie van borstholten en de long gaat doorgaans gepaard met long- en ademhalingsfunctiestoornissen en perforatie van grote bloedvaten en het hart leidt tot ernstig bloedverlies. Hierdoor ontstaat algehele weefselschade en wordt het intreden van de dood verklaard. De patholoog concludeert dat zij is overleden aan twee aan haar romp toegebrachte steekletsels. De overige steek- en snijletsels hebben geen substantiële rol gespeeld bij het intreden van de dood.
Nadat de gealarmeerde politie ter plaatse is gekomen, wordt door een wandelaar omstreeks 12.16 uur nog een lichaam gevonden op 200 tot 300 meter afstand van de plek waar [slachtoffer 2] ligt.Dit blijkt het lichaam van [slachtoffer 3]te zijn. Hond Kyra, die een steekwond in haar keel heeft, waakt over haar overleden baas.
Uit het forensisch onderzoek door de patholoog blijkt dat [slachtoffer 3] tien steekletsels heeft, waarvan acht insteken en één doorsteek. Ook worden vier snijletsels geconstateerd. Voorts blijkt hij afweerletsels te hebben. Zijn overlijden wordt verklaard door drie steekletsels aan zijn romp. Bij die letsels was er namelijk sprake van perforatie van een tussenribslagader en in het longweefsel gelegen vaatstructuren, hetgeen leidt tot bloedverlies. Verder waren ook beide borstholten, beide longen en het middenrif rechts geperforeerd, hetgeen leidt tot ademhalings- en longfunctiestoornissen. Het bloedverlies en de ademhalings- en longfunctiestoornissen hebben geleid tot algehele weefselschade, waardoor het overlijden wordt verklaard.Vanwege de eveneens geconstateerde afweerletsels lijkt [slachtoffer 3] zich dus, anders dan de vrouwelijke slachtoffers, te hebben verweerd.
De verdachte in beeld
Op 8 mei 2019 wordt door Mondriaan GGZ de geheimhoudingsplicht doorbroken door bij de officier van justitie melding te doen van de ontsnapping van een van hun patiënten. Deze patiënt was daags ervoor opgenomen op de gesloten afdeling van de kliniek te Maastricht nadat hij met bloed en modder op zijn kleren en een mes van de Brunssummerheide was thuisgekomen. Het betreft [verdachte] . [verdachte] wordt dan aangemerkt als verdachte van tweevoudige moord/doodslag op de neergestoken slachtoffers op de Brunssummerheide. Daarop start de politie een zoekactie naar hem.
Hoewel er sprake is van een behoorlijke geografische afstand, worden er overeenkomsten gezien tussen de dood van [slachtoffer 1] en die van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . De slachtoffers waren alle drie burgers zonder voorgeschiedenis met justitie, die in een natuurgebied hun honden uitlieten. Ook hebben ze alle drie steekletsels aan hun hoofd en hun romp. Wanneer dan blijkt dat de verdachte een student is die deeltijd in Den Haag woont, focust ook de Haagse recherche zich op de verdachte.
Gedurende het forensische en tactische onderzoek zijn aanwijzingen gevonden die de verdenking tegen de verdachte steeds sterker hebben gemaakt.
Op basis van de gegevens van zijn ov-chipkaart en zijn telefoongegevens kan worden vastgesteld dat de verdachte op 4 mei 2019 in Den Haag was en dat hij op 5 mei 2019 is teruggereisd naar zijn ouderlijk huis in Brunssum, alwaar hij op 7 mei 2019 nog steeds verbleef. De telefoongegevens laten verder zien dat de telefoon van de verdachte, rondom de tijdstippen waarop de slachtoffers zijn aangevallen, op zijn woonadres in Den Haag respectievelijk op het woonadres van zijn ouders is.
Er zijn ook getuigen die verklaren dat zij de verdachte rondom de plaatsen delict hebben gezien.
Dan is er nog bewijs in de vorm van verschillende DNA-matches. In de woning van de verdachte in Den Haag is een (schoongemaakt) mes aangetroffen. Op het lemmet van dat mes is DNA aangetroffen dat matcht met het DNA van [slachtoffer 1] . Voorts is er op een rugzak van de verdachte DNA-materiaal aangetroffen dat matcht met zowel het DNA van de verdachte als met het DNA van [slachtoffer 1] . En dan is er op de linker handschoen van [slachtoffer 1] nog DNA aangetroffen dat matcht met het DNA van de verdachte.
Op de jas en koptelefoon van de verdachte is bloed aangetroffen met daarin DNA dat matcht met dat van [slachtoffer 2] .Op diezelfde jas is ook bloed aangetroffen met DNA-materiaal dat matcht met dat van [slachtoffer 3] . Ook is bloed op de schoen van de verdachte aangetroffen, dat matcht met het DNA van [slachtoffer 3] .
Ten slotte is er nog bewijs in de vorm van het (schoongemaakte) vleesmes, dat de verdachte zou hebben meegenomen naar de Brunssummerheide en dat later door zijn moeder aan de politie is overhandigd. Het NFI heeft het mes onderzocht. De conclusie van het onderzoek is dat de diverse letsels van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] veel waarschijnlijker zijn wanneer ze zijn toegebracht met dat bewuste mes dan met een willekeurig ander mes.
De bekentenis
De verdachte heeft in zijn eerste verhoren ofwel expliciet ontkend dat hij iets met de feiten te maken had ofwel hij heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen. Naarmate het forensisch en tactisch onderzoek vorderde, is de verdachte tijdens zijn verhoren ook met de hiervoor opgesomde bewijsmiddelen zoals de DNA-matches geconfronteerd. Op 2 augustus 2019, drie maanden na zijn aanhouding, heeft hij vervolgens alsnog bekend dat hij [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] met messteken om het leven heeft gebracht ter uitvoering van zijn plan om willekeurige personen te doden. In daaropvolgende verhoren en terechtzittingen is hij bij die verklaring gebleven.
De verdachte heeft verklaard dat hij voorafgaand aan 4 mei 2019 steeds meer berichten begon te zien in kentekenplaten van auto’s die voorbij reden, in tijden van de klok en in nieuwsberichten. Hij ving ook verschillende signalen op. Voorbeelden van die berichten en signalen kan hij echter nauwelijks geven. Uiteindelijk ontvangt hij de boodschap dat hij twee mensen moet vermoorden, of anders zal zijn familie worden uitgemoord. Op 3 mei 2019 is hij ervan overtuigd dat dat moet gebeuren. Wie hij moet doden, waar en hoe blijkt niet uit de boodschap. Waar en hoe beslist hij in de ochtend van 4 mei 2019. Hij besluit dat hij het in de Scheveningse Bosjes gaat doen, omdat hij die plek kent. Het is er beschut, overdag zijn er mensen, maar het is er niet te druk. Verder besluit hij dat hij het gaat doen met een mes. Vervolgens reist de verdachte met de trein van Sittard naar Den Haag, waar hij die avond een afspraak heeft. Hij arriveert om 14.05 uur op het station in Den Haag en om 14.24 uur komt hij aan bij zijn appartement aan de [adres 1] .
In zijn appartement neemt de verdachte een mes uit de besteklade met de bedoeling er iemand mee te doden. Het is een ‘Jamie Oliver-mes’, dat eruit zag als een geschikt mes: iets dat scherp was, waarmee hij het snel kon doen. Hij weet niet wie hij gaat doden, het zal een willekeurige persoon zijn. Hij laat zijn telefoon achter in zijn appartement om niet getraceerd te kunnen worden en vertrekt te voet naar de Scheveningse Bosjes met het mes in zijn jaszak. Daar aangekomen wandelt hij een tijd rond om moed te verzamelen. De voor de verdachte geheel onbekende [slachtoffer 1] is toevallig degene die zijn slachtoffer zal worden. Zij fietst voorbij, er is niemand in de buurt en hij ziet zijn kans schoon. Hij rent naar haar toe met het mes en steekt van achter op haar in. Zij valt van haar fiets en komt op haar rug terecht. Verdachte blijft haar steken totdat ze niet meer beweegt. Hij steekt haar ongeveer 30 keer. Dan ziet hij dat ze dood is. Ten bewijze dat hij heeft voldaan aan zijn opdracht besluit hij haar pink af te snijden. Hij denkt namelijk ‘bewijs’ nodig te hebben voor ‘de jury’. De pink gooit hij even later echter weer weg, omdat hij het te gruwelijk vindt om met die pink rond te lopen. Hij beseft wat hij gedaan heeft en is dan heel erg van streek. Hij wilde het niet en vond het afschuwelijk om te doen. Hij zegt dan tegen de lucht: ‘Oké, dat is nummer 1 en laat mij nummer 2 zijn.’ Uiteindelijk loopt hij terug naar zijn appartement, waar hij – naar eigen zeggen – tussen 16.00 en 17.00 uur aankomt. Hij komt thuis, spoelt het mes af, doet het terug in de besteklade, kleedt zich om en stuurt ook nog een berichtje aan zijn moeder waarin hij onder meer vermeldt dat hij zin heeft in de afspraak met een vriendin die voor die avond gepland staat. Vervolgens doet hij boodschappen en gaat hij koken, aangezien hij om 19.00 uur met die vriendin heeft afgesproken.
Op 5 mei 2019 reist hij dan terug naar zijn ouders te Brunssum.
De verdachte heeft verklaard dat maandag 6 mei 2019 de hele dag niets aan de hand was en dat hij dacht dat alles goed was. Totdat hij die avond met zijn ouders op de bank zit en het idee krijgt dat de televisie hem vertelt dat zijn moeder eraan gaat. Vanaf dat moment ziet hij eigenlijk overal berichten in. Hij kan echter geen voorbeelden van die berichten geven; het was alsof de televisie tegen hem praatte.
Ergens die avond heeft hij in ieder geval opgepikt dat hij opnieuw mensen moet doden en dat het dit keer echt menens is: het moeten er twee zijn. De volgende ochtend weet hij dat hij het zal gaan doen. Hij probeert zich zoveel mogelijk normaal te gedragen en laat eerst nog de hond uit. Hij zet daarna zijn telefoon uit, zodat hij niet getraceerd kan worden, pakt een groot mes uit het messenblok uit de keuken van zijn ouders, stopt dat in zijn rugzak en loopt naar de Brunssummerheide om twee moorden te plegen. Die locatie is een bewuste keuze, omdat er daar wel mensen zijn, maar ook weer niet te veel. Er is dus een goede kans dat je het kunt doen zonder omstanders. Onderweg luistert hij naar heavymetalmuziek om in de stemming te komen en moed te verzamelen, zo verklaarde hij ter terechtzitting.
Eenmaal op de Brunssummerheide pakt hij het mes uit de rugzak en doet het in zijn jaszak. Vervolgens wacht hij af totdat hij een goede kans ziet. Hij wil dan twee mensen vermoorden, omdat hij echt wil dat het voorbij zal zijn. Hij ziet een jonge vrouw, loopt achter haar aan met de gedachte om haar aan te vallen, maar kan zich er toch niet toe zetten om haar te doden, dit waarschijnlijk wegens de jonge leeftijd van die vrouw. Daarna ziet hij weer een vrouw, de voor hem onbekende [slachtoffer 2] . Op het moment dat hij [slachtoffer 2] ziet, is er niemand in de buurt en doet zich dus een goede kans voor. Hij rent dan naar haar toe en steekt op haar in. Hij gaat daarmee door totdat ze dood is. Dat ze dood is, weet hij omdat er geen beweging meer in haar zit. Van binnenuit is hij keihard aan het huilen, omdat hij het verschrikkelijk vond om te doen. Eenmaal op adem gekomen, gaat hij op zoek naar een tweede slachtoffer. Hij loopt dan de voor hem onbekende [slachtoffer 3] tegemoet en als hij deze voorbij is, kijkt hij over zijn schouder en ziet opnieuw een goede kans. Hij rent op [slachtoffer 3] af en steekt van achteren op hem. De man verzet zich nog door met de hondenriemhouder tegen verdachtes hoofd te slaan, maar de verdachte blijft doorsteken en gaat door totdat [slachtoffer 3] niet meer beweegt. Toen wist hij dat ook hij dood was. De verdachte voelt zich daarna kortademig, verdoofd, enigszins opgelucht en vooral heel erg van streek. Hij doolt nog even verder over de heide tot aan de Rode Beek en wandelt dan naar huis.
Op basis van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen, in het bijzonder het forensisch bewijs en de verklaring van de verdachte, vindt de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 4 mei 2019 in de Scheveningse Bosjes te Den Haag [slachtoffer 1] met messteken in het hoofd en in het bovenlichaam heeft gedood en dat hij op 7 mei 2019 op de Brunssummerheide te Heerlen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] met messteken in het bovenlichaam heeft gedood.
De juridische kwalificatie
Het doden van een medemens kan op verschillende manieren juridisch worden gekwalificeerd. Die kwalificatie bepaalt mede de strafmaat. Bij de kwalificatie speelt een rol wat de bedoeling van de dader was: was hij uit op de dood van zijn slachtoffer of was de dood een ongewild en niet te voorzien gevolg van zijn handelen? Ook is relevant of het doden van het slachtoffer een van te voren bedacht plan was of dat het is gebeurd in een plotselinge hevige gemoedsopwelling: het verschil tussen moord en doodslag.
Opzet
Uit de verklaring van de verdachte blijkt dat hij zowel op 4 mei 2019 als op 7 mei 2019 op pad is gegaan met de bedoeling om mensen te doden. Dat was – naar eigen zeggen – zijn opdracht. Ook de uiterlijke verschijningsvorm van zijn handelen laat er geen twijfel over bestaan dat de verdachte uit was op de dood van zijn slachtoffers. De rechtbank doelt dan op de hevigheid van het geweld waarmee door de verdachte met een groot vleesmes op zijn slachtoffers is ingestoken: vele steek- en snijletsels in vitale delen van het lichaam, sommige tot diep in vitale organen.
De rechtbank acht aldus bewezen dat de verdachte uit was op de dood van zijn slachtoffers. Hij had daar telkens het opzet op.
Voorbedachte raad
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'met voorbedachten rade' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat een verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. Zo kunnen bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) uiteindelijk het oordeel rechtvaardigen dat een verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachte raad heeft gehandeld.
De verdediging heeft in dit verband gesteld dat de ernstige psychotische stoornis die is vastgesteld door de deskundigen in de weg staat aan het aannemen dat de verdachte zich rekenschap heeft kunnen geven van de gevolgen van zijn voorgenomen daad. Hierbij verwijst de verdediging onder meer naar hetgeen de deskundigen van het Pieter Baan Centrum stellen als zij opmerken dat men in een psychose weliswaar afwegingen kan maken, maar dat die afwegingen niet weloverwogen zijn, omdat de realiteit volkomen is verstoord.
De rechtbank is op grond van het rapport van het Pieter Baan Centrum van oordeel dat er bij de verdachte sprake was van een psychotische decompensatie toen hij de slachtoffers om het leven bracht. Dit zal verder uitgebreid besproken worden in hoofdstuk 5.
De vraag die zich vervolgens aandient, is of deze bij de verdachte geconstateerde decompensatie een rol speelt in het hierboven geschetste toetsingskader van de Hoge Raad aangaande de voorbedachte raad. Uit de door de verdediging aangehaalde jurisprudentie en het artikel over voorbedachte raad, blijkt in ieder geval dat er de afgelopen jaren verschillend is geoordeeld door rechtbanken en gerechtshoven over hoe voorbedachte raad zich verhoudt tot een psychische stoornis. De Hoge Raad heeft evenwel meermalen geoordeeld dat ontoerekeningsvatbaarheid bewijs van voorbedachte raad niet uitsluit. Zelfs wanneer de keuzevrijheid van een verdachte ten tijde van het feit zodanig was aangetast dat het bewezen verklaarde niet kan worden toegerekend, sluit dit niet uit dat sprake is van voorbedachte raad.
Voor de rechtbank is dan ook het springende punt of de verdachte, gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad, al dan niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Volgens de rechtbank is daarvan geen sprake geweest.
De verdachte heeft verklaard dat hij de opdracht kreeg om mensen te doden, maar dat hij vervolgens zelf bepaalde wie hij doodde, wanneer hij dat deed en waar hij dat deed.
Aan die keuzes ging een aantal afwegingen vooraf, zoals blijkt uit de hiervoor weergegeven verklaring van de verdachte. Hij kiest plekken uit waar hij bekend is en waar voldoende mensen komen, maar ook weer niet te veel. Hij neemt steeds een geschikt mes mee. Bij de gepleegde feiten in Brunssum laat hij de hond thuis, omdat die anders in de weg zou lopen. Hij zorgt er telkens voor dat hij niet via zijn telefoon getraceerd kan worden en ook maakt hij ter plekke nog afwegingen ten aanzien van de geschiktheid van zijn slachtoffers: een jonge vrouw laat hij lopen en als hypothetisch voorbeeld noemt hij nog een grote man met een herdershond, waaraan hij zich niet gewaagd zou hebben. Op 4 mei 2019 besluit hij bovendien, in afwijking van zijn opdracht, geen tweede persoon te doden.
De verdachte maakt dus allerlei afwegingen waaruit blijkt dat hij zich een voorstelling maakt van hoe en waar hij de opdracht het beste kan volbrengen. Daarnaast blijkt uit telefoongegevens en getuigenverklaringen dat de verdachte (ook) in staat was om normale bezigheden uit te voeren toen de waan begin mei op zijn hevigst moet zijn geweest. Zo reist hij heen en weer naar Den Haag, heeft hij gesprekken met zijn hulpverleners waarin hij coherent is en appt hij vrijwel direct na de aanval op [slachtoffer 1] naar zijn moeder dat hij zin heeft in de voor die avond geplande afspraak met een vriendin, voor welke afspraak hij nog boodschappen doet en een maaltijd bereidt.
In het licht van de vraag naar het wel of niet bestaan hebben van voorbedachte raad, brengt dit de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte voldoende tijd heeft genomen om zich te beraden op de door hem genomen besluiten om mensen om het leven te brengen en dat hij nagedacht heeft over de wijze van de uitvoering ervan. Ook na de gepleegde moorden heeft de verdachte met de nodige kalmte gehandeld. En dat alles pleit tegen het aannemen van handelen in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Een verdere aanwijzing die daartegen pleit, ziet de rechtbank in de omstandigheid dat de verdachte beide keren eerst moed moet verzamelen alvorens hij aan zijn opdracht om te doden kan voldoen. In de Scheveningse Bosjes doet hij dit door enige tijd rond te wandelen en tijdens zijn wandeling naar de Brunssummerheide luistert hij naar heavymetalmuziek om zichzelf in de stemming te brengen en om moed te verzamelen.
Uit de omstandigheden dat de verdachte al deze afwegingen gemaakt heeft en hij zichzelf eerst in de stemming moest brengen om zijn doel – het doden van een aantal mensen – te verwezenlijken, leidt de rechtbank dus af dat de verdachte niet gehandeld heeft in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Dat het doel was ingegeven door een bij de verdachte bestaande waan en dat alle gemaakte keuzes binnen die bestaande waan moeten worden geïnterpreteerd, is relevant in het kader van de in hoofdstuk 5 te bespreken toerekenbaarheid. Dit doet echter niets af aan de conclusie dat hij binnen die waan alsnog met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte volgens een daartoe vooraf bedacht plan de drie slachtoffers met meerdere messteken opzettelijk heeft gedood en dat zijn handelen daarmee in alle drie de gevallen valt te kwalificeren als moord.