Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
i. Zijdens verdachte is ter terechtzitting primair ten verweer betoogd dat hij van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Daartoe is - op gronden als in de pleitnota vervat en onder verwijzing naar de ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaringen van de gedragsdeskundigen Van der Weele en Beetsma - aangevoerd dat verdachte het ten laste gelegde niet opzettelijk heeft begaan, aangezien bij verdachte ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan ontbrak als gevolg van een bij hem bestaande ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
ii. Uit het strafdossier blijkt dat het slachtoffer [slachtoffer] ter gelegenheid van haar aangifte tegenover de politie een verklaring heeft afgelegd, onder meer inhoudende - zakelijk weergegeven en voorzover te dezen van belang - :
- dat [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte) op enig moment in de nacht van 21 april 2007 haar slaapkamer binnenkwam en zei dat zij een "alien" was, dat zij zijn energie weghaalde en dat zij zijn hersens aftapte;
- dat [verdachte] vervolgens zei dat hij "iets" moest gaan pakken;
- dat hij na ongeveer 5 minuten terugkwam in haar slaapkamer en dat zij zag dat hij toen een groot voorwerp in zijn handen had en dat het volgens haar een zwaar voorwerp was;
- dat het best een deel van een bankschroef geweest zou kunnen zijn;
- dat [verdachte] dat voorwerp met twee handen boven zijn hoofd in de lucht hield;
- dat zij dacht dat [verdachte] haar met dat voorwerp wilde slaan;
- dat zij vervolgens in een reflex het dekbed naar [verdachte] gooide;
- dat zij zag, dat het dekbed tussen [verdachte] en haar terecht kwam op het moment dat [verdachte] een slaande beweging in haar richting maakte met het voorwerp dat hij in zijn handen had;
- dat zij vervolgens voelde dat het voorwerp tegen haar been terecht kwam;
- dat zij dacht dat [verdachte] haar wilde vermoorden.
iii. Uit het dossier blijkt voorts dat op zaterdag 21 april 2007 bij de politie de melding binnenkwam dat er bij een bewoner van de [b-straat] te [plaats] een vrouw had aangebeld die was mishandeld door haar zoon. Bij die melding kreeg de politie het signalement door van deze zoon. Ter plaatse gekomen trof de politie daarop een man aan, die voldeed aan het opgegeven signalement. Deze man verklaarde vervolgens spontaan tegenover de politie dat hij naar [plaats] was gekomen om zijn moeder te vermoorden. Deze man, zijnde verdachte, werd daarop door de politie aangehouden.
iv. Ten slotte is ook verdachte door de politie omtrent zijn betrokkenheid bij het ten laste gelegde ondervraagd. Bij die gelegenheid heeft hij onder meer - zakelijk weergegeven en voorzover te dezen van belang - verklaard:
- dat hij op de slaapkamer van [slachtoffer] (het hof begrijpt: het slachtoffer [slachtoffer]) is geweest en tegen haar heeft gezegd dat zij een alien is en dat zij zijn energie aftapte;
- dat hij tegen haar heeft gezegd dat hij iets ging pakken en dat hij toen even weg is geweest;
- dat hij een deel van een bankschroef heeft gepakt uit de kelder;
- dat hij daarmee op haar hoofd wilde slaan omdat hij die alien uit zijn hoofd verwijderd wilde hebben;
- dat hij haar aanviel omdat zij een alien was die in zijn lijf zat en dat hij wilde bereiken dat zij uit zijn hoofd ging.
v. Op grond van het vorenstaande komt het hof tot de slotsom dat verdachte in de nacht van 21 april 2007 na kalm beraad en rustig overleg getracht heeft om zijn moeder, het slachtoffer [slachtoffer], met een deel van een bankschroef, zijnde een hard en zwaar voorwerp te vermoorden.
vi. Naar het oordeel van het hof had verdachte - gezien in het bijzonder zijn uitlatingen bij de politie dat hij zijn moeder wilde vermoorden - ook de opzet daartoe. Dat de ter terechtzitting in hoger beroep gehoorde gedragsdeskundigen hebben aangegeven dat verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde van elk inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan verstoken is geweest, staat aan het aannemen van opzet in de hiervoor bedoelde zin in het geval van verdachte niet in de weg.
vii. Het verweer wordt verworpen."