Uitspraak
RECHTBANK limburg
uitspraak van de meervoudige kamer van 24 januari 2020 in de zaak tussen
Woningvereniging Nederweert, te Nederweert, eiseres
Procesverloop
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2020.
Rechtbank Limburg
In deze zaak gaat het om de aan een woningbouwvereniging opgelegde aanslagen voor rioolheffing. De rechtbank Limburg heeft op 24 januari 2020 uitspraak gedaan in de bodemzaak, waarin de woningbouwvereniging, eiseres, in beroep ging tegen het besluit van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen (BsGW) dat de bezwaren tegen de aanslagen ongegrond verklaarde. De rechtbank oordeelt dat het bevoegdheidsgebrek dat aan de aanslagen kleefde, bij het bestreden besluit is hersteld. Eiseres stelde dat de aanslagen onbevoegd waren opgelegd en dat het bestreden besluit onbevoegd was genomen. De rechtbank concludeert dat de bevoegdheid tot het aanwijzen van een heffingsambtenaar bij het college van burgemeester en wethouders ligt en dat de overdracht van deze bevoegdheid aan het dagelijks bestuur van BsGW niet correct was uitgevoerd. Echter, de rechtbank oordeelt dat de bevoegdheid uiteindelijk is hersteld door de juiste ambtenaar die de primaire besluiten heeft genomen.
Daarnaast heeft eiseres zich beroepen op het gelijkheidsbeginsel, stellende dat andere objecten zoals garageboxen en onbebouwde percelen ten onrechte buiten de heffing zijn gehouden. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat deze objecten niet voldoen aan de voorwaarden voor heffing, en dat er geen sprake is van een ongelijkheidsbehandeling. Eiseres heeft ook betoogd dat de opbrengst van de rioolheffing de geraamde lasten overstijgt, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat dit niet het geval is. Tot slot heeft eiseres aangevoerd dat de heffing in strijd is met de Kaderrichtlijn Water, maar de rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken waarin is geoordeeld dat het heffen van rioolheffing van de eigenaar van een onroerende zaak niet in strijd is met deze richtlijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.