ECLI:NL:RBLIM:2019:3662

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 april 2019
Publicatiedatum
18 april 2019
Zaaknummer
C/03/256119 / FA RK 18-3906
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • L. Bastiaans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Adoptie van een meerderjarige en de gevolgen voor het recht op eerbiediging van family life

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 19 april 2019 een beschikking gegeven over de adoptie van een meerderjarige dochter door haar stiefvader. Het verzoekschrift voor adoptie werd ingediend op 12 oktober 2018, met een gecorrigeerd verzoek op 29 oktober 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat de (stief)dochter, geboren in 1977, op het moment van indiening van het verzoek 42 jaar oud was, wat in beginsel in strijd is met de wettelijke vereisten voor adoptie van een meerderjarige. Echter, de rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake was van bijzondere omstandigheden die een terzijdestelling van het minderjarigheidsvereiste rechtvaardigen, zoals bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De stiefvader heeft gedurende het merendeel van de minderjarige leeftijd van de (stief)dochter de rol van vader vervuld en er is een sterke emotionele band tussen hen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de problematische relatie van de (stief)dochter met haar biologische vader, die lijdt aan geestelijke gezondheidsproblemen en geen rol van betekenis heeft gespeeld in haar leven. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het niet toewijzen van het adoptieverzoek een ongeoorloofde inbreuk op het recht op familie- en gezinsleven zou zijn. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot adoptie toegewezen en de adoptie van de (stief)dochter door de stiefvader uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Limburg

Familie en jeugd
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: C/03/256119 / FA RK 18-3906
Beschikking van 19 april 2019 betreffende adoptie
in de zaak van:
[verzoeker],
hierna ook te noemen stiefvader,
wonende te [woonplaats verzoeker] , [adres verzoeker] ,
advocaat: mr. E.P.J. Appelman.
Als belanghebbenden merkt de rechtbank
[belanghebbende sub 1], echtgenote van de stiefvader,
hierna ook te noemen de moeder,
eveneens wonende te [woonplaats belanghebbende sub 1] , [adres belanghebbende sub 1] ,
[(stief)dochter] ,
geboren op [geboortedag (stief)dochter] 1977 te [geboorteplaats (stief)dochter]
hierna ook te noemen de (stief)dochter,
en
[vader (stief)dochter]
wonende te [woonplaats vader (stief)dochter] , [adres vader (stief)dochter] ,
hierna te noemen: de vader.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verzoekschrift is bij de rechtbank binnengekomen op 12 oktober 2018, gevolgd door een gecorrigeerd verzoekschrift binnengekomen op 29 oktober 2018.
Het verzoek houdt in dat de rechtbank de adoptie zal uitspreken van [(stief)dochter] , geboren te [geboorteplaats (stief)dochter] op [geboortedag (stief)dochter] 1977, als dochter[zoon/ dochter] van [verzoeker] en [belanghebbende sub 1] .
1.2.
Op 15 februari 2019 heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren plaatsgevonden. De griffier heeft daarvan een afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
Bij deze behandeling zijn verschenen:
- de stiefvader en de moeder, bijgestaan door mr. E.P.J. Appelman
- de (stief)dochter.
Per abuis is de vader niet opgeroepen voor deze mondelinge behandeling, zodat dit alsnog diende te gebeuren.
1.3.
Op 25 maart 2019 heeft een nadere mondelinge behandeling met gesloten deuren plaatsgevonden. De vader is – ofschoon behoorlijk opgeroepen – niet in persoon verschenen.

2.De feiten

2.1.
Op [geboortedag (stief)dochter] 1977 te [geboorteplaats (stief)dochter] is geboren:
[(stief)dochter] ,
als dochter van [belanghebbende sub 1] , de moeder en [vader (stief)dochter] , de vader.
2.2.
Op [dag scheiding vader (stief)dochter en belanghebbende sub 1] 1980 zijn de vader en de moeder gescheiden. Op [huwelijksdag verzoeker en belanghebbende sub 1] 1989 zijn
de stiefvader en de moeder met elkaar gehuwd.
2.3.
Op [dag wijziging geslachtnaam (stief)dochter] 2002 is de geslachtsnaam van de (stief)dochter gewijzigd in “ [nieuwe geslachtsnaam (stief)dochter] ” en op [dag doorhaling derde voornaam (stief)dochter] 2002 is de derde voornaam “ [derde voornaam (stief)dochter] ” van de (stief)dochter op de geboorteakte doorgehaald.

3.Het verzoek en het standpunt van de moeder en de dochter

3.1.
Verzoeker verzoekt de adoptie uit te spreken van [(stief)dochter] door [verzoeker] .
Gesteld is – kort samengevat – dat adoptie in het belang van de (stief)dochter is en dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat de adoptie, ondanks de meerderjarigheid van de (stief)dochter, wordt uitgesproken. De stiefvader beroept zich op het volgende.
In een uitspraak van de Hoge Raad van 25 januari 2013, ECLI:NL:PHR:2013:3Y5053 is de
hoofdregel bevestigd dat adoptie van een meerderjarige slechts mogelijk is indien er sprake is van bijzondere omstandigheden. In de jurisprudentie zijn een aantal uitspraken bekend waarbij zulks aan de orde was en het verzoek werd toegewezen. Zoals ook blijkt uit overige rechtspraak - zowel voor als na wijzing van het arrest van de Hoge Raad - kan in bepaalde gevallen de voorwaarde van art. 1:228 lid 1 sub a 3W terzijde worden geschoven.
De ouders zijn toen de dochter drie jaar was uit elkaar gegaan en kort erna gescheiden. Toen de dochter drie jaar oud was, heeft de moeder een relatie gekregen met de stiefvader. De dochter heeft na de scheiding bij haar vader gewoond. In die situatie was sprake van alcoholmisbruik en de dochter werd vaak alleen thuis gelaten. Toen zij zes jaar was, heeft de vader, terwijl de dochter alleen thuis was, een ernstig motorongeluk gekregen waarbij hij een hersenbeschadiging heeft opgelopen. De dochter is per direct bij de moeder en de stiefvader gaan wonen en is door hen opgevoed. Toen is aan het licht gekomen dat de dochter seksueel is misbruikt door haar vader. Er is sinds haar zesde jaar slechts zeer sporadisch contact geweest tussen de vader en de dochter en nu al geruime tijd niet meer. De vader verblijft in een kliniek voor mensen met niet-aangeboren hersenletsel. Bovendien is er sprake van dementie en gevolgen van langdurig alcoholmisbruik.
De eerste bijzondere omstandigheid is dat de (stief)dochter gedurende het overgrote deel van haar minderjarige leeftijd met de stiefvader in gezinsverband heeft samengeleefd. Daarbij heeft de stiefvader in alle opzichten de rol van vader jegens de (stief)dochter vervuld en doet hij dat - waar mogelijk - nog steeds. Gelet hierop is er sprake van een sterke emotionele band. Dit wordt mede versterkt door het feit dat er in het verleden sprake is geweest van seksueel misbruik van de (stief)dochter, dat later tot gevolg heeft gehad dat zij 1,5 jaar opgenomen is geweest in een kinderopvangtehuis vanwege psychische problemen. Mede doordat de stiefvader zich met zijn echtgenote heeft ontfermd over de (stief)dochter gedurende het merendeel van haar minderjarige leven, heeft zij zich desondanks geestelijk en emotioneel sterk weten te ontwikkelen.
De tweede bijzondere omstandigheid is gelegen in het feit dat de stiefvader, ondanks dat hij feitelijk geen gezinsleven meer geniet met de dochter, desondanks ‘family life’ met haar heeft, omdat de stiefvader verder geen contact meer heeft met zijn eigen familieleden. De stiefvader heeft in 2017 zijn broer verloren en zijn echtgenote, de (stief)dochter en de vier kinderen van de (stief)dochter zijn de enige echte familie die de stiefvader thans nog heeft. Gelet hierop leidt het niet-toewijzen van het verzoek tot adoptie tot een ongerechtvaardigde inmenging in zijn recht op family life, zoals neergelegd in artikel 8 EVRM. Immers, als het verzoek tot adoptie niet zou worden toegewezen, heeft de stiefvader in juridisch opzicht enkel zijn echtgenote als familielid. Omdat zijn echtgenote in gezondheid sterk achteruitgaat, hebben stiefvader en de (stief)dochter thans het initiatief genomen alsnog de familierechtelijke banden juridisch te willen bevestigen door middel van adoptie, zodat zij, na een onverhoopt overlijden van de moeder, alsnog formeel gezien familie zijn. Gedurende de minderjarigheid van de dochter is hiervoor niet gekozen, omdat de ouders een nare scheiding achter de rug hadden en gevreesd werd voor de reactie van de vader op het verzoek. Kort na de meerderjarigheid is uitgezocht of adoptie mogelijk was, maar op dat moment was de stand van de rechtspraak zo dat een meerderjarigenadoptie vrijwel onmogelijk leek. Gelet op de recente jurisprudentie, het feit dat de stiefvader geen familie meer heeft en omdat de moeder ernstig ziek is, is er nu voor gekozen alsnog het verzoek in te dienen.
De derde bijzondere omstandigheid is gelegen in het feit dat de kinderen van de (stief)dochter alsook zijzelf zich identificeren als familie van de stiefvader. Ten tijde van de geslachtsnaamwijziging heeft de (stief)dochter de mogelijkheid gehad om de familieband met de stiefvader te ‘bevestigen’ door het aannemen van diens geslachtsnaam in plaats van die van de moeder, echter is het de persoonlijke overtuiging geweest van de (stief)dochter dat een kind bij de geboorte de achternaam van de moeder behoort te krijgen. Deze keuze heeft zij voor haar eigen vier kinderen ook gemakt. Mede vanwege het feit dat de band van de stiefvader met diens familie slecht is heeft dit ervoor gezorgd dat de (stief)dochter er vooralsnog voor heeft gekozen om bij de geslachtsnaamverandering de naam van de moeder aan te nemen, terwijl reeds toen het voornemen bestond de emotionele band die de (stief)dochter met de stiefvader heeft in juridische zin te willen bevestigen. De (stief)dochter voelt zich in alle opzichten de dochter van de stiefvader en niet van de vader en alle betrokkenen (stiefvader, moeder en dochter) hechten veel waarde aan het juridisch bevestigen van de emotionele band.
Behoudens art. 1:228 lid 1 sub a BW voldoet de stiefvader verder aan alle voorwaarden van
art. 1:227 en 1:228 BW, zodat naar zijn mening geen belemmering aanwezig is om de adoptie van de (stief)dochter uit te spreken. In dit verband is verzoeker van mening dat er geen rechtens te respecteren belang is om de verzochte adoptie te onthouden. Nu de oorspronkelijke vader van de (stief)dochter volledig buiten beeld is, nimmer een rol van betekenis heeft gespeeld of thans zal spelen in het leven van de (stief)dochter en er bovendien geen enkel contact meer is met de familieleden van de oorspronkelijke vader. De verzochte adoptie is bovendien in het kennelijk belang van de (stief)dochter. Gelet op het gegeven dat het vasthouden aan de minderjarige leeftijdsgrens, zoals genoemd in art. 1:228 lid 1 sub a BW als niet zinvol en onbillijk moet worden beschouwd, is daarin mede gelegen dat het onthouden van de verzochte adoptie kennelijk in strijd moet worden geacht met het bepaalde in artikel 8 EVRM.
Zowel de moeder als de (stief)dochter hebben tijdens de zitting bevestigd dat het voor hen heel erg belangrijk is om juridisch vast te stellen dat de stiefvader de vader is van de dochter en niet de oorspronkelijke vader. De dochter heeft emotioneel en psychisch veel last gehad van de gebeurtenissen die haar op jonge leeftijd zijn overkomen. Zij voelt geen emotionele band met haar oorspronkelijke vader en de keren dat zij hem heeft bezocht in de kliniek leek hij te denken dat zij nog een kind was. De dochter is op heel jonge leeftijd bij de moeder en de stiefvader gaan wonen en hij heeft in alle opzichten de rol van vader vervuld. Voor de kinderen van de dochter is hij ook echt opa. Ook voor de kleinkinderen is het daarom belangrijk dat de band formeel wordt bevestigd.

4.De vaststellingen en overwegingen

4.1.
De rechtbank stelt voorop dat de (stief)dochter bij de indiening van het adoptieverzoek 42 jaar oud is. Dit betekent dat niet voldaan is aan de in artikel 1:228, lid 1 onder a BW gestelde voorwaarde dat het kind op de dag van de indiening van het verzoekschrift minderjarig is. Die bepaling is van dwingend recht, zodat op grond van het toe te passen Nederlandse recht (stiefvader)adoptie in dit geval in beginsel is uitgesloten. Zie daartoe bijvoorbeeld ook Hoge Raad 25 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY5053 en ECLI:NL:PHR:2013:BY5053.
4.2.
Uit de gepubliceerde lagere rechtspraak volgt echter dat er soms feitelijk sprake kan zijn van (zeer) bijzondere omstandigheden, die terzijdestelling van deze dwingendrechtelijke wetsbepaling van artikel 1:228 lid 1 onder a BW kunnen rechtvaardigen. Het gaat dan om (zeer) uitzonderlijke gevallen, waarin de weigering van een adoptie wegens de enkele meerderjarigheid bij de indiening van het adoptieverzoek een ongeoorloofde inbreuk op het door artikel 8 EVRM beschermde gezins- en familieleven met zich mee zou brengen. De gepubliceerde zaken waarin die laatste conclusie in de Nederlandse rechtspraak is getrokken en waarin dus de adoptie van een bij aanvang van de procedure meerderjarig kind onder (zeer) bijzondere omstandigheden is uitgesproken zijn gerechtshof ’s-Hertogenbosch 21 juli 2011, ECLI:NL:GHSHE:2011:BR2746, gerechtshof Amsterdam 29 maart 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:1162, rechtbank Gelderland 24 april 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:6906, rechtbank Noord-Nederland 22 november 2017, RBNNE:2017:4670, rechtbank Den Haag 22 februari 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:2036 en rechtbank Oost-Brabant 15 mei 2018, ECLI:NL:RBOBR:2018:4353.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is er alles afwegende ook in deze zaak van de stiefvader sprake van (zeer) bijzondere omstandigheden, die een terzijdestelling van het minderjarigheidsvereiste van wetsartikel 1:228 lid 1 onder a op grond van artikel 8 EVRM rechtvaardigen. Daartoe overweegt de rechtbank nader het volgende.
4.4.
Uit de inhoud van de overgelegde stukken en het besprokene ter zitting blijkt het volgende. De stiefvader heeft vanaf haar zesde jaar mede de zorg en opvoeding over de (stief)dochter gedragen. Gedurende die tijd hebben stiefvader en de (stief)dochter een sterke emotionele band ontwikkeld die zij thans (juridisch) bevestigd willen zien. De vader van de (stief)dochter heeft een zeer beperkte rol van betekenis gespeeld in het leven van de (stief)dochter en de (stief)dochter beschouwt de stiefvader als haar echte vader. De vader verblijft momenteel in een instelling in [woonplaats vader (stief)dochter] voor personen met niet-aangeboren hersenletsel, waar hij in de jaren ’90 in is opgenomen. De reden daarvoor is dat hij lijdt aan dementie op basis van epilepsie en alcoholmisbruik, alsmede aan de gevolgen van een ernstig ongeluk. De biologische ouders van de (stief)dochter zijn gescheiden toen zij twee jaar oud was. De (stief)dochter heeft de periode dat zij bij haar vader woonde als zeer onprettig ervaren, doordat de vader de opvoeding sterk heeft verwaarloosd en vermoedelijk sprake is geweest van seksueel misbruik. Sinds de zesjarige leeftijd van de (stief)dochter is er nauwelijks contact tussen hen geweest. De (stief)dochter wenste geen contact met de vader en deze heeft hiertoe ook nooit pogingen ondernomen, mede gelet op zijn huidige geestelijke gesteldheid. Daarbij is de verwachting gerechtvaardigd dat de vader niet (meer) zal herstellen van zijn geestelijk letsel en de dochter dus niets meer van haar vader te verwachten heeft.
De (stief)dochter heeft in 2002 haar geslachtsnaam “ [oude geslachtsnaam (stief)dochter] ” gewijzigd in “ [nieuwe geslachtsnaam (stief)dochter] ” en vervolgens haar derde voornaam “ [derde voornaam (stief)dochter] ” laten doorhalen, omdat dit een vernoeming naar haar oorspronkelijke vader was. De (stief)dochter koos niet voor het aannemen van de geslachtsnaam van de stiefvader, omdat deze zelf een slechte band heeft met zijn ouders en hij daar ook nauwelijks contact mee had. Bovendien heeft de dochter toegelicht dat zij de persoonlijke overtuiging heeft dat kinderen de achternaam van hun moeder horen te dragen, waar zij voor haar eigen kinderen ook voor heeft gekozen. In 2002 werden de mogelijkheden van een adoptie onderzocht, maar al snel werd duidelijk dat een adoptieprocedure voor volwassenen niet mogelijk was.
In 2017 verloor de stiefvader zijn jongste broer. Zijn echtgenote, de (stief)dochter en de vier kinderen van de (stief)dochter zijn de enige familieleden die hij thans nog heeft. Het huidige verzoek tot adoptie is gedaan, zodat mede voor de kinderen van de (stief)dochter duidelijk is dat de stiefvader daadwerkelijk hun opa is. Aan de andere kant wordt daardoor bewerkstelligd dat de emotionele band van de stiefvader en dochter in dit geval juridisch wordt bevestigd. Dit is ook erg belangrijk voor de moeder, die ernstig ziek is.
4.5.
De rechtbank is alles afwegende van oordeel dat, hoewel stiefvaderadoptie gelet op de leeftijd van de (stief)dochter niet meer het (primaire) karakter heeft van kinderbescherming, (stief)dochter en stiefvader er, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en de door de rechtbank samengevatte (zeer) bijzondere omstandigheden van dit specifieke geval, een zwaarwegend belang bij hebben dat de juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht met de bestaande feitelijke gezins- en familiesituatie.
4.6.
Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat een afwijzing van het verzoek tot adoptie van de dochter door stiefvader wegens de enkele meerderjarigheid van de dochter bij het indienen van het adoptieverzoek jegens hen allebei een ongeoorloofde inbreuk op hun recht op familie- en gezinsleven zou opleveren zoals bedoeld in artikel 8 EVRM. Daarom is de rechtbank van oordeel dat er in dit specifieke geval sprake is van (zeer) bijzondere omstandigheden die een terzijdestelling van artikel 1:228 lid 1 sub a BW rechtvaardigen, voor zover die Nederlandse wetsbepaling vereist dat het te adopteren kind bij de indiening van het verzoek tot adoptie nog minderjarig is.
4.7.
Vaststaat dat in dit geval wel aan alle overige vereisten voor stiefvaderadoptie is voldaan. De rechtbank zal dit adoptieverzoek daarom toewijzen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
spreekt uit de adoptie van de dochter [(stief)dochter] , geboren op [geboortedag (stief)dochter] 1977 te [geboorteplaats (stief)dochter] , door haar stiefvader [verzoeker] , geboren op [geboortedag verzoeker] 1958 te [geboorteplaats verzoeker] ;
5.2.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [X] een latere vermelding van deze rechterlijke beslissing tot stiefvaderadoptie aan de aldaar ingeschreven geboorteakte van de (stief)dochter toe te voegen;
5.3.
bepaalt dat de griffier van deze rechtbank daartoe een afschrift van deze beschikking aan de ambtenaar van de Burgerlijke Stand te [X] zal zenden, zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. Bastiaans, kinderrechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van H.V.M. Smeets, griffier op 19 april 2019.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden..