In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 15 mei 2018 een beschikking gegeven in een adoptieprocedure. De verzoeker, een man, heeft verzocht om de adoptie van een meerderjarige dochter, die hij al meer dan tien jaar opvoedt. De dochter, die ongeneeslijk ziek is, wil formeel deel uitmaken van het gezin en de geslachtsnaam van de verzoeker aannemen. De biologische vader van de dochter is niet verschenen ter zitting en heeft schriftelijk verklaard zich niet te verzetten tegen de adoptie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dochter ten tijde van de indiening van het verzoek al meerderjarig was, wat in principe een obstakel vormt voor adoptie volgens het Burgerlijk Wetboek. Echter, de rechtbank heeft geoordeeld dat er bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering rechtvaardigen. De rechtbank heeft overwogen dat het vasthouden aan het minderjarigheidsvereiste in deze situatie een ontoelaatbare inmenging zou zijn in het recht op eerbiediging van family life, zoals beschermd door artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de adoptie uit te spreken, waarbij de juridische status van de dochter in overeenstemming wordt gebracht met de sociale en emotionele realiteit van het gezinsleven. De dochter zal de geslachtsnaam van de verzoeker aannemen, waarmee haar wens om als volwaardig gezinslid te worden erkend, wordt vervuld.