In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2018 een beschikking gegeven over de stiefouderadoptie van een meerderjarige, zoon [verzoeker], door zijn stiefmoeder [verzoekster]. De verzoekers, zoon [verzoeker] en stiefmoeder [verzoekster], hebben op 12 oktober 2017 een verzoekschrift ingediend om de adoptie te laten uitspreken en te vermelden in de registers van de burgerlijke stand. De rechtbank heeft kennisgenomen van de relevante documenten, waaronder een instemmingsverklaring van de biologische moeder van [verzoeker] en de instemming van de vader. De zaak is op 3 januari 2018 ter zitting behandeld, waarbij beide verzoekers en hun advocaten aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat zoon [verzoeker] op het moment van indiening van het verzoek 26 jaar oud was, wat betekent dat hij niet voldeed aan de wettelijke vereiste van minderjarigheid voor adoptie volgens artikel 1:228, lid 1 onder a BW. Echter, de rechtbank heeft ook opgemerkt dat er bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op deze regel rechtvaardigen, zoals de langdurige en hechte gezinsband tussen [verzoeker] en [verzoekster]. De rechtbank heeft verder overwogen dat de biologische moeder van [verzoeker] hem op jonge leeftijd in de steek heeft gelaten en dat er sindsdien geen contact meer is geweest.
De rechtbank concludeert dat de afwijzing van het adoptieverzoek een ongeoorloofde inbreuk op het recht op familie- en gezinsleven zou zijn, zoals beschermd door artikel 8 EVRM. Daarom heeft de rechtbank besloten het verzoek tot stiefmoederadoptie toe te wijzen, ondanks de meerderjarigheid van [verzoeker]. De rechtbank heeft ook de ambtenaar van de burgerlijke stand gelast om deze beslissing te vermelden in de registers van de burgerlijke stand. De beschikking is uitgesproken door de familierechter mr. H. Wien, bijgestaan door mr. K. Veelenturf-Beukhof als griffier.