In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 6 juli 2017 uitspraak gedaan in een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiseres was opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Maastricht. De naheffingsaanslag van € 62,60 was opgelegd na een parkeercontrole op 22 mei 2016, waarbij geen geldig parkeerrecht werd aangetroffen. Eiseres had in bezwaar verzocht om vergoeding van proceskosten, maar verweerder had dit verzoek niet behandeld. De rechtbank oordeelde dat de tweede uitspraak op bezwaar niet tot de omvang van het geding behoort, omdat artikel 6:19 van de Awb in het belastingrecht niet mag worden toegepast. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit voor zover verweerder niet had beslist op het verzoek om proceskostenvergoeding en wees dit verzoek alsnog af. De rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslag inhoudelijk niet onjuist was en dat de door eiseres geclaimde proceskosten niet vergoed hoefden te worden. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, en droeg verweerder op het betaalde griffierecht te vergoeden. De proceskosten werden vastgesteld op € 990,-.