Uitspraak
RECHTBANK limburg
uitspraak van de meervoudige kamer van 19 februari 2016 in de zaak tussen
[eiser], te [woonplaats], eiser,
de Minister van Defensie, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 19 februari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een ambtenaar, en de Minister van Defensie over de toekenning van wachtgeld. Eiser, geboren op 1 mei 1960, had in 2014 wachtgeld aangevraagd na eervol ontslag wegens overtolligheid. De Minister had hem wachtgeld toegekend tot 1 juni 2025, maar eiser verzocht om de uitkering door te laten lopen tot de ingangsdatum van zijn AOW. De Minister verklaarde het verzoek ongegrond, wat eiser aanvocht.
De rechtbank oordeelde dat de beslissing van de Minister in strijd was met de Wet Gelijke Behandeling op grond van Leeftijd bij Arbeid (Wgbla). De rechtbank onderschreef het oordeel van het College voor de Rechten van de Mens dat er geen objectieve rechtvaardiging bestond voor het leeftijdsonderscheid dat de Minister toepaste. De rechtbank stelde vast dat het onderscheid op grond van leeftijd niet gerechtvaardigd was, omdat het de ambtenaar benadeelde door de wachtgelduitkering te beëindigen op 65-jarige leeftijd, terwijl jongere ambtenaren wel recht hadden op de volledige duur van de uitkering.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit van de Minister en herstelde de einddatum van de wachtgeldtoekenning. De rechtbank bepaalde dat het wachtgeld pas eindigt bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, zoals bedoeld in de AOW. Tevens werd de Minister opgedragen het griffierecht aan eiser te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van gelijke behandeling en de bescherming van ambtenaren tegen leeftijdsdiscriminatie in het kader van wachtgeld.