ECLI:NL:RBGEL:2025:1818

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 maart 2025
Publicatiedatum
7 maart 2025
Zaaknummer
ARN 24/43 en 24/746
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van bestuursdwang en dwangsom opgelegd aan exploitant van vakantiepark wegens overtredingen van de Opiumwet en APV

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland wordt het beroep van eiseres, een exploitant van vakantieparken, tegen de burgemeester van de gemeente Zevenaar beoordeeld. De burgemeester had aan eiseres een last onder bestuursdwang opgelegd voor het gesloten houden van een chalet en schuur op haar vakantiepark, na het aantreffen van een aanzienlijke hoeveelheid verboden middelen tijdens een controle in het kader van het Ariadne Project. Daarnaast was er een last onder dwangsom opgelegd voor het beëindigen van overtredingen van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). De rechtbank oordeelt dat het beroep tegen de last onder bestuursdwang gegrond is, omdat eiseres niet als overtreder kan worden aangemerkt. Het beroep tegen de last onder dwangsom is ongegrond, omdat eiseres onvoldoende zorg heeft betracht om de overtredingen te voorkomen. Het invorderingsbesluit van de burgemeester wordt ook gegrond verklaard, omdat de overtreding niet deugdelijk is vastgesteld. De rechtbank vernietigt het invorderingsbesluit en bepaalt dat eiseres recht heeft op vergoeding van griffierecht en proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van exploitanten van vakantieparken en de noodzaak om toezicht te houden op de naleving van wet- en regelgeving.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummers: ARN 24/43 en 24/746

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaken tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. J.P. Hoegee),
en

de burgemeester van de gemeente Zevenaar

(gemachtigde: [naam gemachtigde]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de oplegging van een last onder bestuursdwang strekkende tot het gesloten houden van het chalet en de schuur aan de [locatie 1] te [plaats] voor een periode van zes maanden gerekend vanaf 21 juni 2023 wegens overtreding van artikel 2 van de Opiumwet. [1] Verder beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de oplegging van een last onder dwangsom strekkende tot het beëindigd houden van de overtreding van artikel 2:41, tweede lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Zevenaar 2023 (APV) op dit perceel. [2]
1.1.
Met de besluiten van 23 november 2023 en 16 januari 2024 op de bezwaren van eiseres is de burgemeester bij die besluiten gebleven. Op 14 december 2023 heeft de burgemeester een invorderingsbesluit genomen. Dat besluit is ook onderdeel van deze procedure.
1.2.
De rechtbank heeft de beroepen op 21 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens eiseres de heer [persoon A] en mevrouw [persoon B], bijgestaan door de gemachtigde van eiseres en de burgemeester, vertegenwoordigd door de gemachtigde en [persoon C].

Totstandkoming van de last onder bestuursdwang

2. Eiseres is exploitant van meerdere vakantieparken, waaronder de camping [naam camping]. Op 20 juni 2023 vond er op de camping [naam camping] een controle plaats in het kader van het Ariadne Project. Hierbij was de politie Rivierenland-Oost samen met de aangewezen toezichthouders binnen het Ariadne Project aanwezig. In de schuur troffen toezichthouders 10 jerrycans van 20 liter met vermoedelijk de stof Gamma-butyrolaceton (GBL). Deze stof is de basis voor de harddrug GHB. In het chalet troffen de toezichthouders 10.920 valium diazepam pillen, 102,56 gram cocaïne, 945,77 gram 3MMC, een gripzakje met vijf XTC pillen en geld in duidelijke bundels aan. Daarnaast werd in het chalet een handvuurwapen aangetroffen met bijbehorende patroonhouder en scherpe munitie. Van deze constateringen is een bestuurlijke rapportage opgemaakt.
2.1.
Bij besluit van 5 juli 2023 heeft de burgemeester aan eiseres een last onder bestuursdwang opgelegd waarbij het chalet en de schuur met ingang van 21 juni 2023 voor de duur van zes maanden is gesloten op grond van artikel 13b van de Opiumwet.
2.2.
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij voert tegen het besluit aan dat zij geen eigenaar is van de recreatiewoning en schuur en dat zij ook niet als overtreder kan worden aangemerkt.
2.3.
In het bestreden besluit van 23 november 2023 heeft de burgemeester het bezwaar ongegrond verklaard. In dit besluit is gelet op het verzoek van eiseres tot verwijdering van de chalets op de percelen [locatie 1] en [locatie 2] opgemerkt dat een eventueel nieuw te plaatsen opstal op het perceel [locatie 2] opnieuw onder de werking van de door de burgemeester opgelegde sluiting op grond van artikel 13b van de Opiumwet valt. Daarnaast is opgenomen dat de beide aan eiseres opgelegde lasten onder dwangsom strekkende tot het beëindigen en beëindigd houden van de overtreding van artikel 2:41, tweede lid, van de APV worden ingetrokken op het moment dat eiseres overgaat tot verwijdering van de thans op de percelen geplaatste opstallen.

Totstandkoming van de last onder dwangsom

3. Op 11 juli 2023 constateerden toezichthouders voor de eerste keer dat de verzegeling van het gesloten chalet is verbroken en het chalet is betreden. Op 13 juli 2023 hebben de toezichthouders de toegangen tot het chalet en de schuur opnieuw verzegeld.
3.1.
Op 15 september 2023 heeft de politie een op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van bevindingen opgemaakt, waaruit blijkt dat de verzegeling van het chalet voor de tweede keer is verbroken en het chalet is betreden. Op 20 september 2023 hebben toezichthouders de toegangsdeur tot het chalet en de schuur opnieuw verzegeld.
3.2.
Op 24 september 2023 heeft de politie een op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van bevindingen opgemaakt, waaruit blijkt dat de zegels van de toegangsdeur en de zegel van de schuur voor de derde keer zijn verbroken.
3.3.
De burgemeester zag hierin aanleiding om met het besluit van 29 september 2023 aan eiseres een last onder dwangsom op te leggen en eiseres te gelasten de overtreding van artikel 2:41, tweede lid, van de APV beëindigd te houden door het chalet en de schuur niet opnieuw te betreden, dan wel te voorkomen dat dit gebeurt. Voldoet eiseres niet aan de last dan verbeurt zij een dwangsom van € 20.000 ineens. Aan de last is geen begunstigingstermijn verbonden.
3.4.
Op 4 oktober 2023 heeft de burgemeester aangifte gedaan van het, voor de derde maal, opzettelijk verbreken, opheffen, beschadigen of op andere wijze verwijderen van de verzegeling van een door hem afgesloten pand en het wederrechtelijk binnentreden van de afgesloten woning [locatie 1].
3.5.
Eiseres heeft tegen het besluit van 29 september 2023 bezwaar gemaakt. Zij voert tegen het besluit aan dat zij niet als overtreder kan worden aangemerkt, zij geen eigenaar is van de recreatiewoning, de last onvoldoende duidelijk is en er geen begunstigingstermijn is geboden.
3.6.
Op 12 oktober 2023 heeft de voorzieningenrechter uitspraak (23/6513) gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres ten aanzien van de last onder dwangsom die de burgemeester met het besluit van 29 september 2023 heeft opgelegd. Het verzoek is afgewezen.
3.7.
Op 14 december 2023 heeft de burgemeester een invorderingsbesluit genomen waarbij hij bij eiseres € 20.000 verhoogd met € 1.200 aan wettelijke rente invordert omdat niet aan de last van 29 september 2023 is voldaan nu op 24 oktober 2023 een proces-verbaal van de politie is ontvangen waarin melding wordt gemaakt van een overtreding die op 23 oktober 2023 op het perceel is geconstateerd, de vierde zegelbreuk. Tegen dit invorderingsbesluit heeft eiseres op 20 december 2023 bezwaar gemaakt. Dit bezwaarschrift is op grond van het bepaalde in artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) doorgezonden naar de rechtbank.
3.8.
In het bestreden besluit van 16 januari 2024 heeft de burgemeester het bezwaar tegen het besluit van 29 september 2023 ongegrond verklaard en de duur van de last onder dwangsom beperkt tot de sluitingsperiode van het chalet en de schuur.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt de opgelegde lasten onder (bestuurs-)dwang voor overtredingen in/aan het chalet, de schuur aan de [locatie 1] te [plaats] en het invorderingsbesluit. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4.1.
Het beroep tegen de last onder bestuursdwang is gegrond. Het beroep tegen de last onder dwangsom is ongegrond. Het beroep tegen het invorderingsbesluit is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Kan eiseres als overtreder worden aangemerkt?
5. Tussen eiseres en de burgemeester is niet in geschil dat met het aantreffen van de onder 2 genoemde goederen en de onder 3 genoemde verbrekingen van de verzegelingen sprake is van overtredingen van de Opiumwet en de APV. Ook staat vast dat eiseres niet zelf de overtredingen heeft gepleegd. Eiseres vindt de besluiten om haar een last onder bestuursdwang en een last onder dwangsom op te leggen niet terecht. Eiseres stelt in beide zaken dat zij geen overtreder is. Ten aanzien van de last onder dwangsom stelt zij tevens dat de bepaling uit de APV zich enkel richt tot degene die een gesloten woning betreedt. Eiseres en de burgemeester zijn het er over eens dat in dit geval moet worden beoordeeld of eiseres functioneel dader is om haar als overtreder aan te kunnen merken. [3]
5.1.
Bij functioneel daderschap gaat het over de vraag of iemand die niet zelf fysiek de verboden gedraging uitvoert als dader kan worden aangemerkt, omdat hij voor de fysieke gedraging van een ander verantwoordelijk wordt gehouden. Uit rechtspraak van de Afdeling [4] volgt dat voor de vraag of iemand als overtreder kan worden aangemerkt in die gevallen dat diegene de verboden handeling niet zelf fysiek heeft verricht, moet worden aangesloten bij de strafrechtelijke criteria voor functioneel daderschap. Voor het daderschap van rechtspersonen zijn de criteria uit het zogenoemde Drijfmest-arrest van de Hoge Raad [5] van belang. In dat arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een rechtspersoon kan worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit indien de desbetreffende gedraging redelijkerwijs aan die rechtspersoon kan worden toegerekend. Die toerekening is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt bij de toerekening is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Een dergelijke gedraging kan in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon. Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon kan sprake zijn indien zich een of meer van de navolgende omstandigheden voordoen:
a. a) het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon,
b) de gedraging past in de normale bedrijfsvoering of taakuitoefening van de rechtspersoon,
c) de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf of in diens taakuitoefening,
d) de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon werd aanvaard of placht te worden aanvaard, waarbij onder bedoeld aanvaarden mede begrepen is het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.
5.2.
In dit geval moet worden beoordeeld of eiseres beschikkingsmacht had of de (verboden) gedragingen al dan niet zouden plaatsvinden en, zo ja, of dit of vergelijkbaar gedrag door eiseres specifiek of algemeen werd aanvaard. Dat laatste moet blijken uit de feitelijke gang van zaken.
Beschikkingsmacht
6. Eiseres betoogt dat zij geen beschikkingsmacht had omdat alleen de grond door eiseres was verhuurd en alleen voor de grond huur werd betaald. Door de huurder is op de grond een chalet geplaatst. Eiseres stelt zich, in tegenstelling tot de burgemeester, op het standpunt dat zij (als eigenaar van de grond) niet door natrekking eigenaar is geworden van de chalet. Eiseres stelt dat de huurder die zijn chalet plaatst, eigenaar blijft van de chalet en dus beschikkingsmacht heeft. Eiseres wijst in dit verband op het wegneemrecht van de huurder op grond waarvan de huurder bij het einde van de huur de chalet mag wegnemen. Volgens eiseres doorbreekt het wegneemrecht de natrekking. [6] Daarnaast moet, zelfs als uitgegaan wordt van de juridische fictie dat eiseres eigenaar is van de chalet, aan de hand van de concrete feiten en omstandigheden van het geval worden bezien of eiseres daarover daadwerkelijk beschikkingsmacht heeft. Volgens eiseres is dat niet het geval omdat eiseres niet degene is die de chalet verhuurt, de chalet wordt door de huurder zelf gebruikt, de huurder houdt zijn sleutel en eiseres wordt geen sleutel ter beschikking gesteld. Eiseres heeft dan ook niet zelfstandig toegang tot het chalet en heeft niets te zeggen over de wijze waarop een huurder gebruik maakt van zijn chalet. Eiseres verwijst ter onderbouwing van haar standpunt nog naar een conclusie van de Advocaat generaal Wattel waarin wordt overwogen dat een huurverhouding niet mee brengt dat de eigenaar/verhuurder erover kan beschikken of de huurder zich in strijd met expliciet andersluidende afspraken in het huurcontract al dan niet zal misdragen; dat beslist de huurder zelf. Dat de eigenaar onrechtmatig gedrag van de huurder wel kan stoppen als hij er achter komt, door de huur op te zeggen, maakt hem geen functioneel pleger van dat gedrag van de huurder: de functioneel pleger moet de overtreding kunnen bewerkstelligen. Eigenmachtig en onrechtmatig optreden van de huurder buiten het zicht van de eigenaar is geen functioneel plegerschap van de eigenaar volgens de conclusie. Daar komt bij dat functioneel daderschap bedoeld is om de centrale figuur in het onrecht te vatten. Dat is niet de eigenaar die voor recreatieve doeleinden een perceel grond verhuurt aan een onverdacht ogende huurder die de daarop door hem geplaatste chalet vervolgens achter zijn rug om en in strijd met de huurovereenkomst onrechtmatig uitbaat of laat uitbaten. Functioneel daderschap is niet bedoeld om het bestuursorgaan te ontheffen van de taak om de ‘ware toedracht van de zaak’ uit te zoeken, dus wie écht ‘verantwoordelijk’ is voor de overtreding, noch om het bestuursorgaan in staat te stellen in plaats daarvan gemakshalve de eigenaar te beboeten met omkering van de bewijslast. [7] Op de zitting heeft eiseres daar aan toegevoegd dat volgens een uitspraak van de Rechtbank Overijssel het zijn van eigenaar niet per definitie leidt tot het hebben van beschikkingsmacht. [8]
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat eiseres in het kader van de last onder bestuursdwang en de last onder dwangsom beschikkingsmacht had of de (verboden) gedragingen al dan niet zouden plaatsvinden. De burgemeester stelt terecht dat eiseres als eigenaar van het perceel door natrekking eigenaar is geworden van de opstallen op het perceel. [9] De rechtbank volgt daarbij de overwegingen van de voorzieningenrechter in de uitspraak van 12 oktober 2023. Het wegneemrecht van de huurder doorbreekt deze natrekking niet. Nu eiseres door natrekking eigenaar is geworden kan zij in de regel beschikken over de wijze van gebruik van haar eigendom, ook als zij deze heeft verhuurd. [10] Eiseres had als eigenaar van de grond en de daar op geplaatste opstallen dan ook beschikkingsmacht over het gebruik van de opstallen. De uitspraak waarnaar eiseres verwijst maakt dit niet anders nu het in die uitspraak ging om openbaar gebied, dat niet zo maar afgesloten kon worden. Van openbaar gebied is op het recreatiepark van eiseres geen sprake.
Aanvaarding
7. Eiseres betoogt dat niet kan worden gezegd dat zij de overtreding heeft aanvaard. Zij heeft steeds duidelijk kenbaar gemaakt dat het plegen van strafbare feiten op haar park niet wordt getolereerd en dat daartegen wordt opgetreden. Eiseres heeft herhaaldelijk gevraagd om overleg met de burgemeester om gezamenlijk te bespreken hoe dit in de toekomst kan worden voorkomen. Hangende bezwaar is daar nooit positief op gereageerd. In december 2023 heeft er wel een overleg plaatsgevonden dat door zowel eiseres als de burgemeester als waardevol is ervaren. Ook tijdens dat gesprek heeft eiseres onderstreept dat zij er belang bij heeft dat de [naam camping] een aantrekkelijk vakantiepark is en dat het plegen van strafbare feiten daar niet thuis hoort. Van belang is volgens eiseres dat zij op enig moment bemerkte dat er verdachte activiteiten plaatsvonden op perceel [locatie 1] en dat de parkbeheerder dit bij de wijkagent heeft gemeld. Eiseres stelt als beloning een last onder bestuursdwang (en inmiddels twee lasten onder dwangsom ex artikel 2.41 APV) te hebben ontvangen. Dat eiseres de verdachte activiteit heeft doorgegeven duidt er volgens eiseres juist op dat zij de strafrechtelijke gedragingen niet aanvaardt. Daarnaast heeft eiseres nog andere maatregelen genomen. De huurovereenkomst van het kavel is beëindigd, het pand is afgesloten van gas, water en licht zodat het feitelijk niet meer kan worden gebruikt, de huurder van het perceel is expliciet de toegang tot het park ontzegd, door eiseres zijn 12 cm lange schroeven in de ramen en deuren van het chalet gedraaid zodat dit niet meer kan worden geopend, om het chalet zijn hekwerken geplaatst om het chalet ontoegankelijk te maken en door de parkbeheerder wordt drie maal per dag een ronde over het park gemaakt waarbij met name de gesloten chalets worden geïnspecteerd. Volgens eiseres heeft zij dan ook alles gedaan dat redelijkerwijs van haar kan worden gevergd, zodat niet (of in ieder geval: niet meer) kan worden gezegd dat zij de overtreding heeft aanvaard. Daar komt bij dat eiseres heeft voorgesteld de chalet te verwijderen.
7.1.
De burgemeester betoogt dat eiseres de overtredingen heeft aanvaard. Volgens de burgemeester blijkt uit de bestuurlijke rapportage dat de aanleiding van de controle gelegen was in het Ariadne Project. De burgemeester stelt dat in beginsel uit mag worden gegaan van de juistheid van een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal, tenzij tegenbewijs noopt tot afwijking van dit uitgangspunt. Dit geldt ook voor een op ambtsbelofte opgemaakte bestuurlijke rapportage. [11] De opmerking van eiseres dat zij de verdachte activiteit heeft doorgegeven kan er niet toe leiden dat moet worden getwijfeld aan de inhoud van de bestuurlijke rapportage. De burgemeester stelt dat er de afgelopen jaren verschillende overtredingen van de Opiumwet op het recreatiepark van eiseres zijn geconstateerd en legt drie primaire besluiten over met dagtekeningen 26 juli 2019, 8 maart 2023 en 14 september 2023. De burgemeester stelt zich op het standpunt dat eiseres als eigenaar van het recreatiepark en eigenaar van de op het perceel geplaatste opstallen niet de zorg heeft betracht die redelijkerwijs van haar kon worden gevergd met het oog op het voorkomen van de verboden gedraging. Hoewel er maatregelen zijn getroffen, zijn deze pas getroffen na de meermaals geconstateerde overtredingen van zowel de Opiumwet als de APV. Volgens de burgemeester is eiseres pas in actie gekomen nadat de verzegeling van de opstallen op het perceel meerdere keren waren verbroken en zich daadwerkelijk personen toegang tot de opstallen hadden verschaft. Op de zitting heeft de burgemeester daaraan toegevoegd dat ook uit de wijze van exploitatie van het park volgt dat eiseres de overtredingen heeft aanvaard. Het park wordt namelijk niet echt als een recreatiepark geëxploiteerd. Indien recreëren het doel wordt zal een ander publiek worden getrokken en kunnen overtredingen makkelijker worden voorkomen. Op het park vindt permanente bewoning van recreatiewoningen plaats en beperkt recreatie. Daarnaast bleek bij een recente ronde over het park dat het zwemwater in het zwembad donkergroen en bijna zwart was, dat er schietincidenten hebben plaatsgevonden en dat het horecaplein, na aanhoudende problemen met de eigenaar, heeft besloten om te stoppen.
7.2.
Deze beroepsgrond slaagt voor wat betreft de motivering van de last onder bestuursdwang. De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester in het kader van de last onder bestuursdwang onvoldoende heeft gemotiveerd dat is voldaan aan het criterium van aanvaarding, ook als aanvaarden wordt opgevat in de betekenis van het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van eiseres kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de overtreding. De burgemeester moet onderbouwen dat aan dit criterium is voldaan en is hier in het bestreden besluit niet in geslaagd. De rechtbank licht dit als volgt toe. Eiseres heeft aangevoerd dat in het parkreglement en in de RECRON voorwaarden is opgenomen dat strafbare feiten niet worden getolereerd en dat daartegen wordt opgetreden. Door eiseres wordt toezicht gehouden doordat de parkbeheerder drie keer per dag een ronde over het park maakt. Dit heeft er volgens eiseres ook toe geleid dat zij met betrekking tot het chalet een melding bij de wijkagent heeft gedaan. De burgemeester heeft hiertegen in gebracht dat uit de bestuurlijke rapportage niet blijkt van een melding door eiseres. Het lag op de weg van de burgemeester om ter staving van zijn standpunt navraag te doen bij de wijkagent en als er daadwerkelijk geen melding was gedaan dit in een verklaring op te laten nemen. Na de geconstateerde overtreding van de Opiumwet heeft eiseres onmiddellijk betrokkene een parkverbod gegeven en het chalet afgesloten van gas en elektra (de huurovereenkomst was al opgezegd). Hoewel er op het recreatiepark meerdere incidenten zijn geweest die hebben geleid tot een sluiting kan hieruit nog niet de conclusie worden getrokken dat eiseres dit heeft aanvaard. Dit betekent dat er een motiveringsgebrek aan het bestreden besluit kleeft.
7.3.
Op de zitting heeft de burgemeester - kort gezegd - aangevoerd dat ook uit de wijze van exploitatie van het recreatiepark ten tijde van de oplegging van de last onder bestuursdwang blijkt dat eiseres de overtredingen heeft aanvaard. Het park wordt volgens de burgemeester namelijk niet echt als een recreatiepark met als doel recreëren geëxploiteerd. De burgemeester heeft dit aan de hand van voorbeelden onderbouwd. Indien recreëren weer het doel wordt, vergt dit een daarop afgestemde exploitatie, zal een ander publiek worden getrokken en kunnen overtredingen makkelijker worden voorkomen, aldus de burgemeester. De rechtbank kan de burgemeester hierin volgen. De overtreding van de Opiumwet heeft ook plaatsgevonden in een chalet dat permanent werd bewoond. Met de wijze van exploitatie van het park, waarin recreëren tot voor kort niet een hoofddoel was, heeft eiseres de overtredingen dan ook aanvaard. Het betoog van eiseres ter zitting, dat het park één à twee jaar geleden echt op recreatie is gaan inzetten, leidt de rechtbank niet tot een andersluidend oordeel. De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester hiermee alsnog voldoende heeft gemotiveerd dat eiseres heeft aanvaard. Het motiveringsgebrek is dus ter zitting voldoende hersteld. Dat betekent dat voor wat betreft de last onder bestuursdwang eiseres terecht als functioneel dader is aangemerkt. Onder het kopje ‘conclusie en gevolgen’ onderaan de uitspraak wordt uitgelegd welke gevolgen dit heeft.
7.4.
Deze beroepsgrond slaagt niet voor wat betreft de last onder dwangsom. De rechtbank is van oordeel dat eiseres de overtreding van de last heeft aanvaard door niet de zorg te betrachten die in redelijkheid van eiseres kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de overtreding. Zowel het chalet als de schuur waren door de burgemeester gesloten. Eiseres heeft alleen om het chalet hekwerken geplaatst. Het lag op de weg van eiseres om ook hekwerken om de schuur te plaatsen, zeker nadat de schuur ondanks de sluiting meermaals was betreden. Dit betekent dat eiseres voor wat betreft de last onder dwangsom meer had kunnen doen dan zij heeft gedaan. Daarbij slaat de rechtbank ook acht op de eerder geconstateerde overtredingen en de wijze van exploitatie van het recreatiepark. Eiseres heeft dan ook niet de zorg betracht die in redelijkheid van haar gevergd kon worden. Dat betekent dat voor wat betreft de last onder dwangsom eiseres terecht als functioneel dader is aangemerkt.
Het invorderingsbesluit
8. Eiseres voert aan dat de last onder dwangsom nog niet onherroepelijk is en dat eiseres de juistheid van dat besluit bestrijdt. Dat betekent dat als de last onder dwangsom in rechte geen stand houdt, daarmee ook het invorderingsbesluit niet in stand kan blijven. Daarnaast betoogt eiseres dat de opgelegde last niet is overtreden. De last onder dwangsom luidt:
‘(…) besluit ik om u onder oplegging van een dwangsom te gelasten de overtreding van verbodsbepaling 2.41, tweede lid, van de APV beëindigd te houden. U kunt de overtreding beëindigd houden door het chalet en de schuur [locatie 1], [postcode] in [plaats], kadastraal bekend als [kadastraal perceel] niet opnieuw te betreden, dan wel te voorkomen dat dit gebeurt.’Volgens eiseres zou dus enkel sprake (kunnen) zijn van verbeurte van de dwangsom als het chalet of de schuur zou zijn betreden. Dat is echter nooit vastgesteld en daarvan is volgens eiseres ook geen sprake. Uit het proces-verbaal kan niet worden afgeleid dat door de politie is geconstateerd dat de schuur zou zijn betreden en ook niet dat de deur geopend is geweest. Het ligt op de weg van het bestuursorgaan om door middel van een deugdelijke en controleerbare vaststelling van feiten en omstandigheden vast te stellen dat de last is overtreden en de dwangsom is verbeurd.
8.1.
Deze beroepsgrond slaagt. Bij de toetsing van een invorderingsbesluit gaat het alleen om de invordering van de verbeurde dwangsom en dient eerst de vraag beantwoord te worden of de last is overtreden. De rechtbank is van oordeel dat eiseres terecht aanvoert dat de overtreding in dit geval niet deugdelijk en controleerbaar is vastgesteld. De last ziet op het (voorkomen van) opnieuw betreden van het chalet en de schuur. Uit het proces-verbaal blijkt slechts dat de verzegeling van de schuur is verbroken. Anders dan de burgemeester betoogt kan met deze constatering niet worden vastgesteld dat het chalet is betreden. Het betoog van de burgemeester ter zitting, dat de APV-bepaling op het erf ziet en om bij de schuur te komen dus het erf wordt betreden, treft geen doel. In de last is het erf namelijk niet opgenomen: de overtreding kan beëindigd worden gehouden door het chalet en de schuur niet opnieuw te betreden dan wel te voorkomen dat dit gebeurt. Van de burgemeester wordt een hoge mate van zorgvuldigheid verwacht. Hij heeft onvoldoende gemotiveerd waarom de last is overtreden nu niet deugdelijk en controleerbaar is vastgesteld dat de schuur is betreden. Dit betekent dat er geen dwangsom is verbeurd en de burgemeester niet tot invordering had mogen overgaan.
8.2.
Het beroep tegen het invorderingsbesluit is gegrond omdat het invorderingsbesluit is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Dit betekent dat de dwangsom niet is verbeurd.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep ten aanzien van de last onder bestuursdwang [12] is gegrond en het bestreden besluit moet worden vernietigd voor wat betreft de motivering van het aanvaarden in het kader van het functioneel daderschap. De rechtbank ziet aanleiding om op dit punt de rechtsgevolgen in stand te laten. De burgemeester heeft op de zitting namelijk alsnog voldoende gemotiveerd waarom eiseres in het kader van het functioneel daderschap heeft aanvaard.
10. Het beroep ten aanzien van de last onder dwangsom [13] is ongegrond.
11. Het beroep ten aanzien van het invorderingsbesluit is gegrond. Dit betekent dat eiseres gelijk krijgt. De rechtbank vernietigt het invorderingsbesluit.
12. Omdat de beroepen tegen de last onder bestuursdwang en het invorderingsbesluit gegrond zijn, krijgt eiseres een vergoeding van het griffierecht en de proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. De rechtbank stelt deze vergoeding op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.814 (inzake ARN 24/43: 1 punt voor het indienen van het beroepschrift. Inzake 24/43 en 24/476 gezamenlijk 1 punt voor het bijwonen van de zitting van de rechtbank. Met in beroep een waarde per punt van € 907. Voor alle punten geldt een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep inzake ARN 24/43 gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen in stand blijven;
  • verklaart het beroep inzake ARN 24/746 ten aanzien van de last onder dwangsom ongegrond;
  • verklaart het beroep inzake ARN 24/746 tegen het invorderingsbesluit gegrond;
  • vernietigt het invorderingsbesluit;
  • bepaalt dat de burgemeester aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van
€ 742 moet vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 1.814.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, voorzitter, en mr. M.J.M. Verhoeven en mr. J.A.M. van Heijningen, leden, in aanwezigheid van mr. C.M.J.C. Rooding, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit is zaaknummer ARN 24/43.
2.Dit is zaaknummer ARN 24/746.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) 31 mei 2023, (ECLI:NL:RVS:2023:2067), en 31 mei 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:2071).
4.ABRvS 31 mei 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:2067) en 18 januari 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:207).
5.Hoge Raad 21 oktober 2003 (ECLI:NL:HR:2003:AF7938), zoals verduidelijkt in het arrest van 26 april 2016 (ECLI:NL:HR:2016:733).
6.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ro 5.13 (ECLI:NL:GHARL:2017:1289).
7.De conclusie van A-G Wattel van 15 februari 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:579).
8.Rechtbank Overijssel 23 december 2024 (ECLI:NL:RBOVE:2024:6933).
9.Hoge Raad 31 oktober 1997, ro 3.3 (ECLI:NL:HR:1997:ZC2478).
10.Bijvoorbeeld ABRvS 28 juni 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:2501).
11.ABRvS 4 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2222) en 21 december 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:3383).
12.Zaaknummer ARN 24/43.
13.Zaaknummer ARN 24/746.