ECLI:NL:RBGEL:2024:8877

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
10986112
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in een effectenleasezaak tussen gezamenlijke eisers en Dexia Nederland B.V.

In deze zaak, die zich afspeelt in de context van effectenleaseovereenkomsten, hebben de gezamenlijke eisers, [eiser 1] en [eiser 2], een vordering ingesteld tegen Dexia Nederland B.V. De eisers hebben in de periode 2001 twee leaseovereenkomsten afgesloten, waarbij zij als lessee stonden vermeld. Dexia heeft hen een eindafrekening gepresenteerd, maar de eisers hebben betwist dat zij de juiste informatie hebben ontvangen en dat Dexia haar zorgplicht heeft nageleefd. De eisers vorderen onder andere schadevergoeding op grond van onrechtmatig handelen van Dexia, omdat zij zouden zijn misleid bij het aangaan van de overeenkomsten. Dexia heeft verweer gevoerd en stelt dat zij aan haar verplichtingen heeft voldaan. De kantonrechter heeft de feiten en de procedure in detail beoordeeld, waarbij de nadruk lag op de vraag of Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door de overeenkomsten aan te gaan zonder te voldoen aan de zorgplicht. De rechter heeft vastgesteld dat Dexia inderdaad onrechtmatig heeft gehandeld, omdat zij de eisers als cliënt heeft geaccepteerd terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon geen vergunning had voor het geven van financieel advies. De vordering van de gezamenlijke eisers is toegewezen, en Dexia is veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 13.739,20, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast is Dexia veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Nijmegen
Zaaknummer: 10986112 EL 24-1
vonnis van de kantonrechter van 21 november 2024
in de zaak van
[eiser 1] ,
en
[eiser 2] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie in de hoofdzaak en in het incident,
verwerende partij in reconventie in de hoofdzaak en in het incident,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces,
tegen
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie in de hoofdzaak en verwerende partij in het incident,
eisende partij in reconventie in de hoofdzaak en in het incident,
gemachtigde: USG Legal Professionals.
Partijen worden hierna afzonderlijk [eiser 1] , [eiser 2] en Dexia en [eiser 1] en [eiser 2] gezamenlijk [gezamenlijke eisers] (mannelijk enkelvoud) genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 februari 2024;
  • een herstelexploot van 6 maart 2024;
  • de incidentele conclusie ex artikel 843a Rv, tevens conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
  • de conclusie van antwoord in het incident, tevens conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie, tevens houdende incidentele conclusie ex artikel 843a Rv,
  • de conclusie van antwoord in het incident, tevens conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in reconventie, tevens akte uitlating producties.
1.2.
Ten slotte is partijen meegedeeld dat vonnis wordt gewezen.

2.2. De feiten

2.1.
[gezamenlijke eisers] heeft de volgende leaseovereenkomsten ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij (de rechtsvoorgangster van) Dexia:
Nr.
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
I.
23101081
06-03-2001
AEX Plus Effect Maandbetaling 20 jaar
II.
39084072
11-10-2001
AEX Plus Effect Vooruitbetaling
2.2.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomsten een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
03-08-2004
- € 1.957,78
Ja
II.
03-08-2004
- € 1.006,28
Ja
2.3.
Volgens opgave van Dexia heeft [gezamenlijke eisers] op grond van de overeenkomsten – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 12.751,18 aan maandtermijnen en een bedrag van € 2.964,06 wegens restschuld aan Dexia betaald. Volgens die opgave heeft [gezamenlijke eisers] geen bedrag aan dividenden ontvangen en ook geen fiscaal voordeel genoten. Op 18 januari 2012 heeft Dexia een bedrag van € 2.732,52 aan [gezamenlijke eisers] uitgekeerd, volgens Dexia tweederde van de restschuld inclusief reeds verschenen rente.
2.4.
De gemachtigde van [gezamenlijke eisers] , Leaseproces, heeft bij brief van 6 juli 2006 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomsten ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook andere gronden nog aan te voeren.

3.De vordering en het verweer in de hoofdzaak en in de incidenten

3.1.
[gezamenlijke eisers] vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- in het incident:
 Dexia ex artikel 843a Rv zal veroordelen de aanvraagformulieren en haar versie van de ondertekende overeenkomsten aan [gezamenlijke eisers] te verstrekken,
- in de hoofdzaak:
 voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [gezamenlijke eisers] en/of toerekenbaar is tekort geschoten,
 voor recht zal verklaren dat [gezamenlijke eisers] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en Dexia gehouden is die schade te vergoeden,
 Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [gezamenlijke eisers] van al datgene dat [gezamenlijke eisers] aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomsten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
 Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [gezamenlijke eisers] , met rente,
 Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met rente.
3.2.
Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een incidentele vordering en een tegenvordering, waarbij Dexia vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet dat toelaat:
- in het incident:
 [gezamenlijke eisers] ex artikel 843a Rv zal veroordelen het intakeformulier aan Dexia te verstrekken, waar de door Leaseproces namens [gezamenlijke eisers] in deze procedure ingenomen feitelijke stellingen aan zijn ontleend,
- in de hoofdzaak:
 voor recht zal verklaren dat Dexia met betrekking tot de tussen haar en [gezamenlijke eisers] gesloten overeenkomsten met nummers 23101081 en 39084072 aan al haar verplichtingen heeft voldaan en derhalve niets meer aan [gezamenlijke eisers] verschuldigd is,
 [gezamenlijke eisers] zal veroordelen in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.

4.4. Beoordeling van de vorderingen in de hoofdzaak en in de incidentenalgemeen4.1. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [gezamenlijke eisers] .

4.2.
De procedures hebben geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. [1] Deze jurisprudentie wordt bij de beoordeling van de vorderingen als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
4.3.
Toepassing van deze jurisprudentie leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
[gezamenlijke eisers] heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld;
er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade en de onrechtmatige daad van Dexia.
verjaring
4.4.
Voor zover Dexia stelt dat een eventuele vordering van [gezamenlijke eisers] inmiddels is verjaard, wordt dit verweer niet gevolgd. In de jurisprudentie zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op de verjaring. [2] Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigden van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
tussenpersoon
4.5.
[gezamenlijke eisers] heeft de overeenkomsten met Dexia afgesloten via de tussenpersoon [naam tussenpersoon] . Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikte over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In de prejudiciële beslissing van 10 juni 2022 [3] heeft de Hoge Raad uitgelegd in welke gevallen Dexia heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999 (dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995). Daarvan is volgens de Hoge Raad sprake als de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon (zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning), tevens – naar Dexia wist of behoorde te weten – als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven. Dexia stelt dat het gegeven beleggingsadvies naar het destijds geldende Europese recht niet vergunningplichtig was. In het vonnis van de rechtbank Overijssel van 22 juni 2021 (ECLI:NL:RBOVE:2021:2548), dat heeft geleid tot de hiervoor genoemde prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 10 juni 2022, heeft de rechtbank toegelicht, onder verwijzing naar een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 oktober 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:8462), dat en waarom geen sprake is van strijd met het toepasselijke Europese recht. Er is geen reden om thans anders te oordelen. De Hoge Raad heeft, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn. Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer ook als dat onder omstandigheden als een ‘verkooppraatje’ kan worden gekarakteriseerd.
4.6.
De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [gezamenlijke eisers] heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had of behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [gezamenlijke eisers] , anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [gezamenlijke eisers] als de partij die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia beroept. De door [gezamenlijke eisers] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn.
Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [gezamenlijke eisers] in 2007 – weten dat over de totstandkoming van de overeenkomsten en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
4.7.
[gezamenlijke eisers] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
Hofman is begin 2001 ongevraagd benaderd door een adviseur van [naam tussenpersoon] om een financieel adviesgesprek bij [gezamenlijke eisers] thuis in te plannen. [gezamenlijke eisers] heeft hiermee ingestemd. Vervolgens hebben meerdere huisbezoeken plaatsgevonden. Hofman en Boer waren beiden bij deze adviesgesprekken aanwezig. Tijdens het adviesgesprek heeft de adviseur geïnformeerd naar de financiële situatie en wensen van [gezamenlijke eisers] Zo is gesproken over het salaris, spaargeld en de woonsituatie van [gezamenlijke eisers] Hierbij is de hypothecaire situatie van [gezamenlijke eisers] en de wens om de hypotheek versneld af te lossen om de hypotheeklasten te verlagen ter sprake gekomen. De adviseur gaf aan dat hij hiervoor een geschikt product had en adviseerde [gezamenlijke eisers] om een AEX Plus Effect product af te sluiten. Volgens de adviseur zou [gezamenlijke eisers] middels een maandbetaling in het AEX Plus Effect aanzienlijk vermogen kunnen behalen, waardoor [gezamenlijke eisers] zijn doelstelling zou kunnen realiseren. Aan de hand van het salaris adviseerde de adviseur een AEX Plus Effect overeenkomst met een maandbetaling van NLG 100,-. De adviseur presenteerde het AEX Plus Effect product als een 'spaarproduct'. Volgens de adviseur zou [gezamenlijke eisers] maandelijks een bedrag inleggen, waardoor [gezamenlijke eisers] hoge rendementen zou kunnen behalen. Met de hoge rendementen zou [gezamenlijke eisers] zijn hypotheek versneld kunnen aflossen en daardoor lagere hypotheeklasten krijgen, aldus de adviseur. De adviseur ondersteunde zijn advies aan de hand van handgeschreven rekenvoorbeelden. De adviseur heeft deze rekenvoorbeelden meegenomen, waardoor [gezamenlijke eisers] deze rekenvoorbeelden niet in de procedure kan overleggen. De adviseur heeft het aanvraagformulier tijdens een tweede huisbezoek ingevuld en door [gezamenlijke eisers] laten ondertekenen. Voorts heeft de adviseur de overeenkomst tijdens een opvolgend huisbezoek meegenomen om door [gezamenlijke eisers] te laten ondertekenen. [gezamenlijke eisers] had geen ervaring met beleggen of kennis van complexe financiële producten. [gezamenlijke eisers] vertrouwde volledig op de deskundigheid van de adviseur en heeft het advies opgevolgd. [gezamenlijke eisers] heeft op 6 maart 2001 een AEX Plus Effect overeenkomst afgesloten en hierbij maandelijks een bedrag van NLG 100,- betaald. Na het afsluiten van de AEX Plus overeenkomst op 6 maart 2001 heeft de adviseur [gezamenlijke eisers] wederom ongevraagd benaderd om de mogelijkheden voor vermogensopbouw te bespreken. De adviseur stelde voor om een financieel adviesgesprek bij [gezamenlijke eisers] thuis in te plannen. [gezamenlijke eisers] heeft hiermee ingestemd. Vervolgens hebben meerdere huisbezoeken plaatsgevonden. Tijdens het adviesgesprek heeft de adviseur geïnformeerd naar de financiële situatie en wensen van [gezamenlijke eisers] Hierbij is de hypothecaire situatie van [gezamenlijke eisers] wederom ter sprake gekomen. [gezamenlijke eisers] heeft gesproken over de wens om zijn hypothecaire lening versneld af te lossen. De adviseur gaf aan dat hij hiervoor een geschikt product had en adviseerde om een tweede AEX Plus Effect product af te sluiten, maar ditmaal met een vooruitbetaling. Volgens de adviseur zou [gezamenlijke eisers] een gedeelte van de overwaarde van zijn woning kunnen aanwenden voor een vooruitbetaling van ongeveer NLG 24.000,- in het AEX Plus Effect. De adviseur benadrukte dat [gezamenlijke eisers] beter rendement zou kunnen behalen dan via een reguliere spaarrekening. Middels het tweede AEX Plus Effect zou Hofman genoeg vermogen kunnen opbouwen om zijn hypothecaire lening versneld af te lossen. De adviseur ondersteunde zijn advies aan de hand van handgeschreven rekenvoorbeelden. De adviseur heeft deze rekenvoorbeelden meegenomen, waardoor [gezamenlijke eisers] deze rekenvoorbeelden niet in de procedure kan overleggen. De adviseur heeft het aanvraagformulier tijdens een tweede huisbezoek ingevuld en door [gezamenlijke eisers] laten ondertekenen. Voorts heeft de adviseur de overeenkomst tijdens een opvolgend huisbezoek meegenomen om door [gezamenlijke eisers] te laten ondertekenen. [gezamenlijke eisers] had geen ervaring met beleggen of kennis van complexe financiële producten. [gezamenlijke eisers] vertrouwde volledig op de deskundigheid van de adviseur en heeft het advies opgevolgd. [gezamenlijke eisers] heeft op 11 oktober 2001 een AEX Plus Effect overeenkomst afgesloten en hierbij een bedrag van NLG 23.999,72 vooruitbetaald. Om de vooruitbetaling te voldoen, heeft [gezamenlijke eisers] de overwaarde op zijn woning aangewend conform het advies van de adviseur. Uit de opgave telegiro van 28 februari 2002 blijkt dat de opgenomen overwaarde bestemd was voor de vooruitbetaling in het AEX Plus Effect van Bank Labouchere.
4.8.
[gezamenlijke eisers] heeft, ter onderbouwing van zijn stellingen, voor zover van belang, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een kopie van de overeenkomst AEX Plus Effect Maandbetaling 20 jaar van 6 maart 2001 met contractnummer 23101081, voorzien van het adviseursnummer:
ATP01128- [naam tussenpersoon],
- een kopie van de overeenkomst AEX Plus Effect Vooruitbetaling van 11 oktober 2001 met contractnummer 39084072, voorzien van het adviseursnummer:
ATP01128- [naam tussenpersoon],
- een kopie van een nota van afrekening van de notaris van 21 februari 2002 met betrekking tot een (tweede) hypotheek bij Hypotrust van € 109.786,46, tevens verzonden aan [naam tussenpersoon] ,
- een kopie van een afschrift telegiro van 28 februari 2002 waaruit blijkt dat een bedrag van € 10.890,60 wordt overgeboekt door Boer naar Bank Labouchere.
- een kopie van een uittreksel uit de Kamer van Koophandel, waaruit blijkt dat [naam tussenpersoon] zich van 1995 tot 2012 onder andere bezighield met het bezorgen van assurantiën, hypotheken en financieringen.
4.9.
Met deze feitelijke uiteenzetting en stukken heeft [gezamenlijke eisers] voldoende onderbouwd gesteld dat sprake is geweest van vergunningplichtige advisering. Dexia heeft de door [gezamenlijke eisers] geschetste gang van zaken slechts in algemene termen betwist. Dexia had echter meer concreet moeten maken dat en waarom volgens haar destijds geen sprake is geweest van advisering. Zo had Dexia moeten uiteenzetten op welke wijze de overeenkomsten in haar visie tot stand waren gekomen. Dexia heeft weliswaar erop gewezen dat zij op geen enkele wijze betrokken is geweest bij het contact tussen [gezamenlijke eisers] en de adviseur van de tussenpersoon, maar dat kan Dexia niet baten. Voor zover Dexia daardoor in bewijsnood is, komt dat voor haar rekening en risico. Niet alleen had zij zoals hiervoor is overwogen eerder bewijs kunnen verzamelen maar daarbij komt dat Dexia destijds ervan heeft afgezien om eigen voorlichting te geven aan potentiële klanten en gebruik heeft gemaakt van deze tussenpersoon voor de afzet van haar producten. Dit terwijl het voor haar als aan toezicht onderworpen effecteninstelling verboden was om van die tussenpersoon cliënten aan te nemen aan wie adviezen waren verstrekt. Het had op haar weg gelegen om daarop controle uit te oefenen en ervoor te zorgen dat zij wel over concrete informatie beschikte over de totstandkoming van een contract en de daarbij betrokken (medewerker van de) tussenpersoon. [4] Daarom wordt uitgegaan van de juistheid van de door [gezamenlijke eisers] geschetste gang van zaken nu Dexia deze onvoldoende heeft weersproken. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
wetenschap Dexia
4.10.
[gezamenlijke eisers] stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat de tussenpersoon een op de persoon van [gezamenlijke eisers] toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. Uit diverse uitspraken volgt dat Dexia ermee bekend moet zijn geweest dat tussenpersonen op grote schaal individueel persoonlijk financieel advies gaven. [5] Hoewel in dit geval niet is gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan [gezamenlijke eisers] , had het op de weg van Dexia gelegen om bij de totstandkoming van de overeenkomsten met [gezamenlijke eisers] , actief navraag te doen bij de tussenpersoon of de desbetreffende klant de overeenkomst is aangegaan op advies van de tussenpersoon, om te kunnen beoordelen of zij de overeenkomsten met [gezamenlijke eisers] kon en mocht aangaan. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht is gesteld noch gebleken. Zij had derhalve behoren te weten dat [gezamenlijke eisers] door de tussenpersoon is geadviseerd.
aansprakelijkheid Dexia4.11. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met [gezamenlijke eisers] de overeenkomsten is aangegaan, heeft zij jegens [gezamenlijke eisers] onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan [gezamenlijke eisers] omstandigheden toerekenbaar die tot de schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft. [6] Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van de afnemer te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
vorderingen van [gezamenlijke eisers]4.12. De door [gezamenlijke eisers] gevorderde verklaringen voor recht zullen daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens [gezamenlijke eisers] heeft gehandeld door [gezamenlijke eisers] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [gezamenlijke eisers] niet alleen als klant aanbracht maar [gezamenlijke eisers] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat.
4.13.
De als gevolg hiervan door [gezamenlijke eisers] geleden schade kunnen partijen inmiddels berekenen. De voor vergoeding in aanmerking komende schade bestaat uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen) en het niet vergoede gedeelte van de (fictieve) restschuld. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder daadwerkelijk ontvangen dividenduitkeringen, fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten. Een en ander volgens het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door [gezamenlijke eisers] niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist. In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3). [gezamenlijke eisers] heeft aan de hand van het door Dexia overgelegde financiële overzicht in de conclusie van repliek in conventie/antwoord in reconventie de schade berekend op € 13.739,20. Omdat Dexia de berekening niet heeft betwist, zal de kantonrechter uitgaan van dit bedrag. Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
4.14.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere door [gezamenlijke eisers] aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
incidentele vordering [gezamenlijke eisers]
4.15.
vordert Dexia op te dragen om afschriften te verstrekken van de aanvraagformulieren en de bij Dexia in bezit zijnde ondertekende overeenkomsten. Uit het voorgaande volgt dat [gezamenlijke eisers] in het gelijk zal worden gesteld. Hij heeft dan ook geen belang meer bij deze stukken in deze procedure, zodat de vordering zal worden afgewezen. De proceskosten zullen worden gecompenseerd.
de incidentele vordering van Dexia
Afgifte intakeformulier
4.16.
Dexia vordert dat [gezamenlijke eisers] wordt veroordeeld het intakeformulier van haar gemachtigde aan Dexia te verstrekken. Een zogenoemde “exhibitievordering” komt in beginsel voor toewijzing in aanmerking als is voldaan aan de volgende uit artikel 843a lid 1 Rv. voortvloeiende, cumulatieve voorwaarden:
- degene die de vordering instelt, dient een rechtmatig belang te hebben,
- het moet gaan om bepaalde bescheiden,
- aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij is.
4.17.
Daargelaten de vraag of aan deze vereisten is voldaan, oordeelt de kantonrechter dat op grond van het derde en vierde lid van artikel 843a Rv geen inzage van het intakeformulier verlangd kan worden. In het derde lid van artikel 843a Rv is, kortgezegd, bepaald dat beoefenaren van vertrouwensberoepen ter zake van hetgeen hen in hun hoedanigheid is toevertrouwd niet gehouden zijn om aan de exhibitievordering te voldoen. In beginsel betreft dit alle met de beroepsbeoefenaar gewisselde stukken en is het aan de beroepsbeoefenaar om te bepalen of die informatie hem in zijn hoedanigheid zijn toevertrouwd. Er is dus bij hoge uitzondering ruimte om van de beroepsbeoefenaar te verlangen dat hij zich niet op zijn verschoningsrecht beroept. Ook van [gezamenlijke eisers] als cliënte van de beroepsbeoefenaar kan (ervan uitgaande dat [gezamenlijke eisers] , althans haar gemachtigde, in het bezit is van het intakeformulier) geen inzage worden verlangd omdat gewichtige redenen als bedoeld in het vierde lid van artikel 843a Rv, zich daartegen verzetten. Dexia wil kennelijk weten welke gegevens [gezamenlijke eisers] destijds aan Leaseproces heeft verstrekt en vervolgens in het dossier van Leaseproces terecht zijn gekomen. Het verstrekken van informatie aan een rechtsbijstandverlener over een geschil door middel van een gesprek of een intake- of vragenformulier dient onbelemmerd te kunnen plaatsvinden. Daarvan is geen sprake meer als een rechtzoekende er rekening mee moet houden dat de aan zijn rechtsbijstandverlener verstrekte gegevens, via een toegewezen exhibitievordering, bij zijn wederpartij terecht kunnen komen. Het is van groot belang dat het vertrouwelijke karakter van de informatie-uitwisseling tussen de rechtzoekende en diens rechtsbijstandverlener blijft bestaan. Al met al oordeelt de kantonrechter dat de incidentele vordering van Dexia moet worden afgewezen.
4.18.
De proceskosten van dit incident komen voor rekening van Dexia omdat zij in het ongelijk wordt gesteld. De proceskosten aan de zijde van [gezamenlijke eisers] worden begroot op € 82,00.
vorderingen Dexia
4.19.
Gelet op de beoordeling in conventie worden de vorderingen van Dexia afgewezen.
proceskosten
4.20.
Omdat [gezamenlijke eisers] inhoudelijk gelijk krijgt, is Dexia aan te merken als de in het ongelijk te stellen partij. Dexia zal worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten) aan de zijde van [gezamenlijke eisers] gevallen. Omdat het partijdebat in reconventie is samengevallen met het debat in conventie worden de kosten in reconventie tot op heden begroot op nihil. De proceskosten van [gezamenlijke eisers] worden begroot op:
- dagvaarding € 135,97
- griffierecht € 87,00
- salaris gemachtigde € 542,00 (2 x tarief € 271,00)
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 899,97.
4.21.
De gevorderde rente over de proceskosten zal als na te melden worden toegewezen.

5.Beslissing

De kantonrechter
in de incidenten
in het incident ex. artikel 843a Rv tot afgifte van de aanmeldformulieren en de ondertekende overeenkomsten
5.1.
wijst de vordering van [gezamenlijke eisers] af,
5.2.
compenseert de proceskosten, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in het incident ex. artikel 843a Rv tot afgifte van het intakeformulier
5.3.
wijst de vordering van Dexia af,
5.4.
veroordeelt Dexia in proceskosten van [gezamenlijke eisers] , tot op heden begroot op € 82,00,
in de hoofdzaak
in conventie
5.5.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [gezamenlijke eisers] heeft gehandeld door [gezamenlijke eisers] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [gezamenlijke eisers] niet alleen als klant aanbracht maar [gezamenlijke eisers] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat,
5.6.
veroordeelt Dexia om aan [gezamenlijke eisers] te betalen een bedrag van € 13.739,20, vermeerderd met de wettelijke rente daarover een en ander zoals weergegeven in r.o. 4.13.,
5.7.
veroordeelt Dexia in de proceskosten van € 899,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Dexia niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Dexia ook de kosten van betekening betalen,
5.8.
veroordeelt Dexia in de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.9.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.11.
wijst de vorderingen af,
5.12.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [gezamenlijke eisers] gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. J.P.C. van Dam van Isselt, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 november 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.
typ: FB
coll:

Voetnoten

1.In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135).
2.zie onder meer gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 3 november 2020 ECLI:NL:GHARL:2020:8992, gerechtshof Amsterdam, 25 januari 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1462 en gerechtshof Den Bosch 10 januari 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:23.
3.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI :NL:HR:2022:862.
4.Vergelijk gerechtshof Arnhem Leeuwarden 16 mei 2023 ECLI:NL:GHARL:2023:4177.
5.Zie bijvoorbeeld Hoge Raad 9 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:882.
6.Hoge Raad 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7. Deze lijn is nadien bevestigd in de arresten van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935, en van 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:862.