ECLI:NL:RBGEL:2024:7866

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 oktober 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
10804294 EL 23-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en effectenleaseovereenkomsten: aansprakelijkheid van Dexia

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter W.A. Swildens van de Rechtbank Gelderland, gaat het om een vordering van [eiser in hoofdz], de wettelijke erfgenaam van [contractante], tegen Dexia Nederland B.V. De procedure betreft effectenleaseovereenkomsten die door de overleden contractante zijn afgesloten. De eiser vordert onder andere schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad, omdat Dexia volgens hem onrechtmatig heeft gehandeld door contractante als cliënte te accepteren zonder dat de tussenpersonen over de benodigde vergunningen beschikten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Dexia haar zorgplicht heeft geschonden en dat er een causaal verband bestaat tussen de schade van de contractante en het onrechtmatig handelen van Dexia. De rechter heeft de vorderingen van de eiser toegewezen, waarbij Dexia is veroordeeld tot schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast zijn de proceskosten aan de zijde van de eiser toegewezen. De rechter heeft ook de vordering van Dexia in reconventie afgewezen, waarbij Dexia had gevorderd dat de eiser in de proceskosten zou worden veroordeeld. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van financiële instellingen bij het adviseren van klanten en de noodzaak van vergunningen voor tussenpersonen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: 10804294 EL 23-22
vonnis van de kantonrechter van 31 oktober 2024
in de zaak van
[eiser in hoofdz] ,in zijn hoedanigheid van erfgenaam van [contractante] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie in de hoofdzaak en in het incident,
verwerende partij in reconventie in de hoofdzaak en in het incident,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces,
tegen
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie in de hoofdzaak en verwerende partij in het incident,
eisende partij in reconventie in de hoofdzaak en in het incident,
gemachtigde: USG Legal Professionals.
Partijen worden hierna [eiser in hoofdz] en Dexia genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 november 2023;
  • de incidentele vordering ex artikel 843a, tevens conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie;
  • de conclusie van antwoord in het incident, tevens incidentele conclusie inzake de vordering tot inzage ex artikel 843a RV, tevens conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie;
  • de conclusie van antwoord in het incident, tevens conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie, tevens akte wijziging eis;
  • de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2.
Ten slotte is partijen meegedeeld dat vonnis wordt gewezen.

2.2. De feiten

2.1.
[eiser in hoofdz] is de wettelijke erfgenaam van [contractante] , overleden op [datum] 2022 (“contractante”). Contractante heeft de volgende leaseovereenkomsten ondertekend waarop zij als lessee stond vermeld, met als wederpartij (de rechtsvoorgangster van) Dexia::
Nr.
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
I.
[nummer]
16-03-1998
Direct Rendement Effect
II.
[nummer]
10-04-2000
Capital Effect
III.
[nummer]
10-04-2000
Capital Effect
2.2.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomsten een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
15-01-2003
- € 2.738,25
Deels,
€ 651,67
II.
21-02-2005
- € 1.018,17
Deels,
€ 50,00
III.
12-04-2005
- € 2.180,39
Nee
2.3.
Volgens opgave van Dexia heeft contractante op grond van de overeenkomsten – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 7.947,23 + € 1.747,34 aan maandtermijnen en een bedrag van € 701,67 wegens restschuld aan Dexia betaald. Volgens die opgave heeft contractante € 662,05 + € 338,29 aan dividenden ontvangen en € 1.984,13 aan fiscaal voordeel genoten
2.4.
De gemachtigde van contractante, Leaseproces, heeft bij brief van 20 juni 2007 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomst ingeroepen op grond van het ontbreken van de vereiste toestemming van de andere echtgenoot, misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook andere gronden nog aan te voeren.
3. De vordering en het verweer in de hoofdzaak en in de incidenten in conventie en in reconventie
3.1.
[eiser in hoofdz] vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- in het incident:
 Dexia ex artikel 843a Rv zal veroordelen de aanvraagformulieren en haar versie van de ondertekende overeenkomsten aan [eiser in hoofdz] te verstrekken,
- in de hoofdzaak:
 voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens contractante en/of toerekenbaar is tekort geschoten,
 voor recht zal verklaren dat contractante schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en Dexia gehouden is die schade te vergoeden,
 Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [eiser in hoofdz] van al datgene dat contractante aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
 Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [eiser in hoofdz] , met rente,
 Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met rente.
3.2.
Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvordering, waarbij Dexia vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
 Voor recht zal verklaren dat Dexia na betaling van € 1.126,62 met rente niets meer aan [eiser in hoofdz] verschuldigd is,
 [eiser in hoofdz] zal veroordelen in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.
4. Beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie in de hoofdzaak en in de incidentenalgemeen4.1. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie contractante.
4.2.
De procedures hebben geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. [1] Deze jurisprudentie wordt bij de beoordeling van de vorderingen als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
4.3.
Toepassing van deze jurisprudentie leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
contractante heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld;
er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade en de onrechtmatige daad van Dexia.
verjaring
4.4.
Voor zover Dexia stelt dat een eventuele vordering van [eiser in hoofdz] inmiddels is verjaard, wordt dit verweer niet gevolgd. In de jurisprudentie zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op de verjaring. [2] Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigden van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
tussenpersoon
4.5.
Contractante heeft de overeenkomsten met Dexia afgesloten via de tussenpersonen Spaar Select en De Financiële Kamer. Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersonen niet beschikten over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In de prejudiciële beslissing van 10 juni 2022 [3] heeft de Hoge Raad uitgelegd in welke gevallen Dexia heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999 (dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995). Daarvan is volgens de Hoge Raad sprake als de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon (zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning), tevens – naar Dexia wist of behoorde te weten – als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven. Dexia stelt dat het gegeven beleggingsadvies naar het destijds geldende Europese recht niet vergunningplichtig was. In het vonnis van de rechtbank Overijssel van 22 juni 2021 (ECLI:NL:RBOVE:2021:2548), dat heeft geleid tot de hiervoor genoemde prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 10 juni 2022, heeft de rechtbank toegelicht, onder verwijzing naar een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 oktober 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:8462), dat en waarom geen sprake is van strijd met het toepasselijke Europese recht. Er is geen reden om thans anders te oordelen. De Hoge Raad heeft, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn. Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer ook als dat onder omstandigheden als een ‘verkooppraatje’ kan worden gekarakteriseerd.
4.6.
De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersonen contractante hebben geadviseerd en dat Dexia wetenschap had of behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersonen contractante, anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies hebben verstrekt, rusten op [eiser in hoofdz] als de partij die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia beroept. De door [eiser in hoofdz] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn.
Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door contractante in 2007 – weten dat over de totstandkoming van de overeenkomsten en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
4.7.
[eiser in hoofdz] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
In 1998 is contractante telefonisch benaderd door Spaar Select, waarna een afspraak is gepland bij contractante thuis. Tijdens dit gesprek informeerde de adviseur bij contractante hoe haar financiële situatie was op dat moment en of zij wensen had op financieel gebied. Contractante heeft toen aangegeven dat zij recent was gescheiden en schulden had overgehouden aan de scheiding. Ook heeft zij haar salaris besproken met de adviseur. Als financiële wens gaf zij aan dat zij vermogen wilde opbouwen om haar schulden af te lossen. De adviseur adviseerde haar toen om een Direct Effect Overeenkomst bij Bank Labouchere te sluiten. De hoogte van de maandbetalingen heeft de adviseur vastgesteld aan de hand van het salaris van contractante. Volgens de adviseur zou zij met de Direct Effect Overeenkomst een aanzienlijk vermogen opbouwen vanwege de hoge rendementen en kon zij daarmee haar schulden aflossen. De adviseur heeft contractante niet gewezen op de specifieke risico’s, ondanks dat hij op de hoogte was van de bestaande schulden van contractante. Hij heeft er niet op gewezen dat met de maandtermijnen de rentelasten voor een lening (de effectenleaseovereenkomst) werden betaald en dat bij tegenvallende koersontwikkelingen de inleg geheel verloren kon gaan en er bovendien een schuld kon ontstaan uit hoofde van het effectenleasecontract. De adviseur heeft de aanvraag verzorgd en ervoor gezorgd dat de overeenkomst door contractante werd ondertekend en in goede orde bij de bank terecht is gekomen.
In 2000 is contractante benaderd door een medewerker van De Financiële Kamer voor het inplannen van een huisbezoek. Omdat deze tussenpersoon eerder voor contractante verzekeringen had geregeld besloot zij hiermee in te stemmen. Tijdens dit gesprek informeerde de adviseur bij contractante hoe haar financiële situatie was op dat moment en of zij wensen had op financieel gebied. Contractante heeft toen aangegeven wat haar salaris was en hoeveel pensioen zij opbouwde. Zij wilde graag haar pensioen aanvullen omdat ze bang was voor een pensioengat. De adviseur adviseerde dat het in haar geval verstandig was om vermogen op te bouwen als aanvulling op haar pensioen. Hij adviseerde haar toen om twee Capital Effect overeenkomsten te sluiten bij Bank Labouchere. De hoogte van de maandbetalingen, NLG 100,- en NLG 250,-, heeft hij samen met contractante vastgesteld. Met de hoge rendementen van deze Capital Effect overeenkomsten zou contractante volgens de adviseur een aanzienlijk vermogen kunnen opbouwen om haar pensioen mee aan te vullen. De adviseur heeft contractante niet gewezen op de specifieke risico’s. Zo heeft hij er niet op gewezen dat met de maandtermijnen de rentelasten voor een lening (de effectenleaseovereenkomst) werden betaald en dat bij tegenvallende koersontwikkelingen de inleg geheel verloren kon gaan en er bovendien een schuld kon ontstaan uit hoofde van het effectenleasecontract. De adviseur heeft de aanvraag verzorgd en ervoor gezorgd dat de overeenkomst door contractante werd ondertekend en in goede orde bij de bank terecht is gekomen.
4.8.
[eiser in hoofdz] heeft, ter onderbouwing van zijn stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een kopie van de overeenkomst van Direct Effect Rendement met contractnummer [nummer] , voorzien van het adviseursnummer:
ATP658 Spaar Select B.V.,
- een kopie van de overeenkomst van Capital Effect Maandbetaling met contractnummer [nummer] , voorzien van het adviseursnummer:
ATP00925. De Financiele Kamer B.V.,
- een kopie van de overeenkomst van Capital Effect Maandbetaling met contractnummer [nummer] , voorzien van het adviseursnummer:
ATP00925. De Financiele Kamer B.V.,
- afbeeldingen van de website van De Financiële Kamer met de tekst dat zij is gespecialiseerd in (onder andere) financiële planning en advies op maat geeft, ook met betrekking tot een pensioengat,
- een kopie van een visitekaartje, voorzien van het logo van De Financiële Kamer, waarop vermeld staat dat de betreffende adviseur “Financieel Planner” is.
4.9.
Met deze feitelijke uiteenzetting en stukken heeft [eiser in hoofdz] voldoende onderbouwd gesteld dat sprake is geweest van vergunningplichtige advisering. Dexia heeft de door [eiser in hoofdz] geschetste gang van zaken slechts in algemene termen betwist. Dexia had echter meer concreet moeten maken dat en waarom volgens haar destijds geen sprake is geweest van advisering. Zo had Dexia moeten uiteenzetten op welke wijze de overeenkomsten in haar visie tot stand waren gekomen. Dexia heeft weliswaar erop gewezen dat zij op geen enkele wijze betrokken is geweest bij het contact tussen contractante en de adviseurs van de tussenpersonen, maar dat kan Dexia niet baten. Voor zover Dexia daardoor in bewijsnood is, komt dat voor haar rekening en risico. Niet alleen had zij zoals hiervoor is overwogen eerder bewijs kunnen verzamelen maar daarbij komt dat Dexia destijds ervan heeft afgezien om eigen voorlichting te geven aan potentiële klanten en gebruik heeft gemaakt van deze tussenpersonen voor de afzet van haar producten. Dit terwijl het voor haar als aan toezicht onderworpen effecteninstelling verboden was om van die tussenpersonen cliënten aan te nemen aan wie adviezen waren verstrekt. Het had op haar weg gelegen om daarop controle uit te oefenen en ervoor te zorgen dat zij wel over concrete informatie beschikte over de totstandkoming van een contract en de daarbij betrokken (medewerker van de) tussenpersonen. [4] Daarom wordt uitgegaan van de juistheid van de door [eiser in hoofdz] geschetste gang van zaken nu Dexia deze onvoldoende heeft weersproken. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
wetenschap Dexia
4.10.
[eiser in hoofdz] stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat De Financiële Kamer een op de persoon van contractante toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. Uit diverse uitspraken volgt dat Dexia ermee bekend moet zijn geweest dat tussenpersonen op grote schaal individueel persoonlijk financieel advies gaven. [5] Hoewel in dit geval niet is gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan contractante, had het op de weg van Dexia gelegen om bij de totstandkoming van de overeenkomst met contractante actief navraag te doen bij de tussenpersoon of de desbetreffende klant de overeenkomst is aangegaan op advies van de tussenpersoon, om te kunnen beoordelen of zij de overeenkomst met contractante kon en mocht aangaan. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht is gesteld noch gebleken. Zij had derhalve behoren te weten dat contractante door de tussenpersoon is geadviseerd.
4.11.
[eiser in hoofdz] stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat de tussenpersoon Spaar Select een op de persoon van contractante toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. Hoewel in dit geval niet is gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan contractante, had zij behoren te weten dat contractante door de tussenpersoon is geadviseerd. [6]
aansprakelijkheid Dexia4.12. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met contractante de overeenkomsten is aangegaan, heeft zij jegens contractante onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan contractante omstandigheden toerekenbaar die tot de schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft. [7] Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van de afnemer te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
vorderingen van [eiser in hoofdz]4.13. De door [eiser in hoofdz] gevorderde verklaringen voor recht zullen daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens contractante heeft gehandeld door haar als cliënte te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersonen contractante niet alleen als klant aanbrachten maar haar tevens persoonlijk hadden geadviseerd en de tussenpersonen geen vergunning daarvoor bezaten.
4.14.
De als gevolg hiervan door contractante geleden schade kunnen partijen inmiddels berekenen. De voor vergoeding in aanmerking komende schade bestaat uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen) en het niet vergoede gedeelte van de (fictieve) restschuld. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder daadwerkelijk ontvangen dividenduitkeringen, fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten. Een en ander volgens het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door [eiser in hoofdz niet] of onvoldoende gemotiveerd is betwist. In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3).
[eiser in hoofdz] heeft in zijn conclusie van repliek in conventie/antwoord in reconventie een schadeberekening gemaakt, waarbij hij enerzijds het verrekende dividend als betaalde restschuld heeft opgevoerd en anderzijds uitsluitend de daadwerkelijk ontvangen dividenden (exclusief de verrekende dividenden) als genoten voordeel heeft afgetrokken. Met Dexia is de kantonrechter van oordeel dat deze berekening onjuist is. Het bedrag aan betaalde restschuld is namelijk geen daadwerkelijk betaling van contractante, maar een verrekening met (een deel van) het dividend. De juiste berekening is om het verrekende dividend als betaalde restschuld op te voeren en het totáál aan genoten dividend – dus het ontvangen dividend plus het verrekende dividend – als genoten voordeel af te trekken.
Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
4.15.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere door [eiser in hoofdz] aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
4.16.
[eiser in hoofdz] vordert Dexia op te dragen om een afschrift te verstrekken van de aanvraagformulieren en de bij Dexia in bezit zijnde ondertekende overeenkomsten. Uit het voorgaande volgt dat [eiser in hoofdz] in het gelijk zal worden gesteld. Hij heeft dan ook geen belang meer bij deze stukken in deze procedure, zodat de vordering zal worden afgewezen. De proceskosten zullen worden gecompenseerd.
vorderingen Dexia
4.17.
Gelet op de beoordeling in conventie worden de vorderingen van Dexia afgewezen.
afgifte intakeformulier
4.18.
Dexia vordert dat [eiser in hoofdz] wordt veroordeeld het intakeformulier van zijn gemachtigde aan Dexia te verstrekken. Een zogenoemde “exhibitievordering” op grond van artikel 843a lid 1 Rv. kan worden toegewezen als degene die de vordering instelt een rechtmatig belang heeft bij het inzien van bepaalde stukken die betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarin eiser partij is.
4.19.
Daargelaten de vraag of aan deze vereisten is voldaan, oordeelt de kantonrechter dat op grond van het derde en vierde lid van artikel 843a Rv geen inzage van het intakeformulier verlangd kan worden. In het derde lid van artikel 843a Rv is, kortgezegd, bepaald dat beoefenaren van vertrouwensberoepen ter zake van hetgeen hen in hun hoedanigheid is toevertrouwd niet gehouden zijn om aan de exhibitievordering te voldoen. Ook van [eiser in hoofdz] als cliënte van de beroepsbeoefenaar kan (ervan uitgaande dat [eiser in hoofdz] in het bezit is van het intakeformulier) geen inzage worden verlangd omdat gewichtige redenen als bedoeld in het vierde lid van artikel 843a Rv, zich daartegen verzetten. Dexia wil kennelijk weten welke gegevens [eiser in hoofdz] destijds aan Leaseproces heeft verstrekt. Het verstrekken van (vertrouwelijke) informatie aan een rechtsbijstandverlener over een geschil door middel van een gesprek of een intake- of vragenformulier dient echter onbelemmerd te kunnen plaatsvinden. Al met al oordeelt de kantonrechter dat de incidentele vordering van Dexia moet worden afgewezen.
4.20.
De proceskosten van dit incident komen voor rekening van Dexia omdat zij in het ongelijk wordt gesteld. De proceskosten aan de zijde van [eiser in hoofdz] worden begroot op
€ 82,00.
proceskosten
4.21.
Omdat [eiser in hoofdz] inhoudelijk gelijk krijgt, is Dexia aan te merken als de in het ongelijk te stellen partij. Dexia zal worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten) aan de zijde van [eiser in hoofdz] gevallen. Omdat het partijdebat in reconventie is samengevallen met het debat in conventie worden de kosten in reconventie tot op heden begroot op nihil. De proceskosten van [eiser in hoofdz] worden begroot op:
- dagvaarding € 129,14
- griffierecht € 86,00
- salaris gemachtigde € 542,00 (2 x tarief € 271,00)
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 892,14.
4.22.
De gevorderde rente over de proceskosten zal als na te melden worden toegewezen.

5.Beslissing

De kantonrechter
in het incident aan de zijde van [eiser in hoofdz]
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
compenseert de proceskosten,
in het incident aan de zijde van Dexia
5.3.
wijst de vordering af,
5.4.
veroordeelt Dexia in de proceskosten van € 82,00,
in conventie
5.5.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens contractante heeft gehandeld door contractante als cliënte te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersonen contractante niet alleen als klant aanbrachten maar contractante tevens persoonlijk hadden geadviseerd en de tussenpersonen geen vergunning daarvoor bezaten,
5.6.
veroordeelt Dexia om aan [eiser in hoofdz] te betalen de schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover, een en ander zoals weergegeven in r.o. 4.14,
5.7.
veroordeelt Dexia in de proceskosten van € 892,14, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Dexia niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Dexia ook de kosten van betekening betalen,
5.8.
veroordeelt Dexia in de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.9.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.11.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure aan de zijde van [eiser in hoofdz] gevallen, tot op heden begroot op nihil,
5.12.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. W.A. Swildens, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 oktober 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135).
2.zie onder meer gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 3 november 2020 ECLI:NL:GHARL:2020:8992, gerechtshof Amsterdam, 25 januari 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1462 en gerechtshof Den Bosch 10 januari 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:23.
3.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI :NL:HR:2022:862.
4.Vergelijk gerechtshof Arnhem Leeuwarden 16 mei 2023 ECLI:NL:GHARL:2023:4177.
5.Zie bijvoorbeeld Hoge Raad 9 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:882.
6.Hoge Raad 9 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:882.
7.Hoge Raad 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7. Deze lijn is nadien bevestigd in de arresten van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935, en van 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:862.