In deze zaak gaat het om een deelgeschil naar aanleiding van een aanrijding op 7 juni 2023 tussen een speed-pedelec en een voetganger. De voetganger, aangeduid als [verzoekster], heeft de bestuurder van de speed-pedelec, [verweerder 1], aansprakelijk gesteld voor de schade die zij heeft geleden door het ongeval. De aanrijding vond plaats op een plein in Duiven, waar de voetganger tussen twee bankjes door wilde oversteken. De speed-pedelec kwam van links en de bestuurder heeft verklaard dat hij met een snelheid van ongeveer 30 km/u reed. De voetganger heeft een gebroken schouder opgelopen en stelt dat de bestuurder te hard reed en niet tijdig kon remmen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat [verweerder 1] aansprakelijk is voor de schade van [verzoekster] op grond van artikel 185 van de Wegenverkeerswet (WVW). De rechtbank overweegt dat er geen sprake is van overmacht aan de zijde van [verzoekster] en dat zij niet kan worden verweten dat zij niet voldoende oplettend was. De rechtbank concludeert dat [verweerder 1] met een te hoge snelheid reed en dat dit heeft bijgedragen aan de aanrijding. De rechtbank heeft de aansprakelijkheid van [verweerder 1] bevestigd en verklaard dat er geen sprake is van eigen schuld aan de zijde van [verzoekster].
Daarnaast heeft de rechtbank de kosten van de deelgeschilprocedure begroot op € 5.976,75, die door [verweerder 1] en het Waarborgfonds hoofdelijk moeten worden betaald. De rechtbank heeft de wettelijke rente toegewezen over dit bedrag, te rekenen vanaf veertien dagen na de betekening van de beschikking.