Uitspraak
1.De procedure
- de dagvaarding van 6 oktober 2023;
- de incidentele vordering ex artikel 843a Rv, tevens houdende de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
- de conclusie van antwoord in het incident, tevens houdende de incidentele conclusie inzake vordering tot inzage ex artikel 843a Rv, tevens houdende de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie;
- de conclusie van antwoord in het incident, tevens houdende de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
- de conclusie van dupliek in reconventie, tevens akte uitlating productie.
2.2. De feiten
3.De vordering en het verweer in de hoofdzaak en in het incident
4.4. Beoordeling van de vorderingen in de hoofdzaak en in het incident
Dexia stelt dat het gegeven beleggingsadvies naar het destijds geldende Europese recht niet vergunningplichtig was. In het vonnis van de rechtbank Overijssel van 22 juni 2021 (ECLI:NL:RBOVE:2021:2548), dat heeft geleid tot de hiervoor genoemde prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 10 juni 2022, heeft de rechtbank toegelicht, onder verwijzing naar een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 oktober 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:8462), dat en waarom geen sprake is van strijd met het toepasselijke Europese recht. Er is geen reden om thans anders te oordelen. De Hoge Raad heeft, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn. Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer ook als dat onder omstandigheden als een ‘verkooppraatje’ kan worden gekarakteriseerd.
Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [eiser] in 2007 – weten dat over de totstandkoming van de overeenkomsten en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
[eiser] is voor het eerst in 1996 contact gekomen met Spaar Select nadat hij Spaar Select had benaderd om hypotheekadvies in te winnen. Vervolgens is er een huisbezoek ingepland met een financieel adviseur, [naam 3] (hierna: de adviseur). De adviseur is meerdere keren op huisbezoek bij [eiser] geweest. Tijdens het eerste huisbezoek heeft de adviseur geïnformeerd naar de financiële situatie en wensen van [eiser] . Zo is er gesproken over het werk, het inkomen, de hypothecaire situatie en de vaste lasten van [eiser] . [eiser] gaf aan de wens te hebben om een financiële reserve op te bouwen én om zijn maandelijkse lasten te verlichten. De adviseur gaf aan dat het mogelijk was om die doelstelling te bereiken en adviseerde om de Capital Effect overeenkomst af te sluiten. De adviseur vertelde dat er uit de Capital Effect periodieke dividenduitkeringen zouden volgen waardoor [eiser] de vaste lasten minder zou voelen. De adviseur voegde toe dat de totale opbrengsten van het Capital Effect voldoende zouden zijn om het gewenste vermogen op te bouwen. Na het afsluiten van de Capital Effect overeenkomst in 1996 is de adviesrelatie tussen [eiser] en de adviseur voortgezet. De adviseur kwam jaarlijks op huisbezoek bij [eiser] om de financiële situatie en wensen opnieuw door te nemen én het verloop van de afgesloten effectenleaseovereenkomsten te bespreken. [eiser] had geen ervaring met beleggen en geen kennis van complexe financiële producten. [eiser] vertrouwde op de deskundigheid van de adviseur en heeft diens advies dan ook opgevolgd. [eiser] heeft een Capital Effect overeenkomst voor een maandelijkse betaaltermijn van NLG 151,- afgesloten. Aan het einde van het jaar 1997 kwam de adviseur opnieuw langs bij [eiser] . Opnieuw werden de financiële situatie en wensen doorgenomen. De adviseur vertelde [eiser] dat het vooruitzicht op de opbrengsten Capital Effect overeenkomst goed waren en dat het goed zou zijn om een Maximaal Rendement Effect overeenkomst af te sluiten.
Adviseur: Spaar Select B.V.en een stempel met de tekst:
Spaar Select B.V. (…).,
- een kopie van de overeenkomst van 19 december 1997 met contractnummer 28000446 op naam van [eiser] , genaamd ‘Maximaal Rendement Effect’ en voorzien van het adviseursnummer:
ATP298 Spaar Select B.V.,
ATP384 Spaar Select B.V.en een stempel met de tekst:
SPAAR SELECT. [naam 3](…).
incidentele vordering Dexia4.17. Dexia vordert dat [eiser] wordt veroordeeld het intakeformulier van zijn gemachtigde aan Dexia te verstrekken. Een zogenoemde “exhibitievordering” op grond van artikel 843a lid 1 Rv. kan worden toegewezen als degene die de vordering instelt een rechtmatig belang heeft bij het inzien van bepaalde stukken die betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarin eiser partij is.
€ 135,00
5.Beslissing
in het incident betreffende het intakeformulier