ECLI:NL:RBGEL:2024:4145

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
3 juli 2024
Zaaknummer
10701423 / CV EXPL 23-2649
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van overeenkomst wegens dwaling in relatie tot partnerpensioen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, is op 5 juli 2024 een vonnis uitgesproken in een civiele procedure over een overeenkomst met betrekking tot een partnerpensioen. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. M.H.J. Janssen, vorderde nakoming van een overeenkomst die was gesloten op 14 januari 2020, waarin was afgesproken dat de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. M.J. Germs, maandelijks een bedrag van € 400,00 zou betalen aan de eiseres. De gedaagde stelde echter dat deze overeenkomst buitengerechtelijk was vernietigd wegens dwaling, omdat zij niet op de hoogte was van de affectieve relatie tussen de eiseres en haar overleden partner, [naam 1]. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde bij het aangaan van de overeenkomst een onjuiste voorstelling van zaken had en dat de eiseres haar mededelingsplicht had geschonden. Hierdoor was de overeenkomst vernietigbaar. De rechtbank verklaarde dat de overeenkomst op 29 september 2021 buitengerechtelijk was vernietigd en wees de vorderingen van de eiseres af. Tevens werd in reconventie voor recht verklaard dat de overeenkomst terecht was vernietigd wegens dwaling. De eiseres werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Nijmegen
Zaaknummer: 10701423 \ CV EXPL 23-2649
Vonnis van 5 juli 2024
in de zaak van
[eiseres in conv/verw in reconv],
te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres in conv/verw in reconv] ,
gemachtigde: mr. M.H.J. Janssen,
tegen
[gedaagde in conv/eiser in reconv],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in conv/eiser in reconv] ,
gemachtigde: mr. M.J. Germs.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 oktober 2023
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 6 juni 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Vanaf 1999 hebben [eiseres in conv/verw in reconv] en [naam 1] enkele jaren een affectieve relatie met elkaar gehad. Vanaf 2007 had [gedaagde in conv/eiser in reconv] een affectieve relatie met [naam 1] .
2.2.
In 2017 heeft [naam 1] voorgesteld een geregistreerd partnerschap aan te gaan met [eiseres in conv/verw in reconv] om ervoor te zorgen dat zij partnerpensioen zou ontvangen na zijn overlijden.
2.3.
Later in 2017 is [naam 1] een geregistreerd partnerschap aangegaan met [gedaagde in conv/eiser in reconv] en hebben zij afgesproken dat [gedaagde in conv/eiser in reconv] na het overlijden van [naam 1] een vast bedrag per maand aan [eiseres in conv/verw in reconv] zou doen toekomen om haar financieel te ondersteunen.
2.4.
Op 14 januari 2020 hebben [gedaagde in conv/eiser in reconv] , [naam 1] en [eiseres in conv/verw in reconv] een verklaring ondertekend,
waarin onder meer het volgende staat:
“Hierbij verklaar en beloof ik, [gedaagde in conv/eiser in reconv] , geboren (…), de onderstaande wilsbeschikking van mijn geregistreerd partner [naam 1] , geboren (…), uit te voeren.
Vanaf de datum van uitkering van zijn partnerpensioen, zal ik maandelijks, tot mijn overlijden, netto € 500,- doen toekomen aan mevrouw [eiseres in conv/verw in reconv] , geboren (…).”
2.5.
[naam 1] is op [datum] 2020 overleden.
2.6.
In februari/maart 2021 zijn partijen op verzoek van [gedaagde in conv/eiser in reconv] overeengekomen dat het maandelijks te betalen bedrag € 400,00 zal worden.
2.7.
In een e-mail van 29 september 2021 schrijft [gedaagde in conv/eiser in reconv] het volgende aan [eiseres in conv/verw in reconv] :
“Jij wist heel goed dat jouw relatie met [naam 1] achter mijn rug om was, zie ook de sms’jes.
(…)
Niet voor niets heb ik 5 dagen voor [naam 1] overlijden de belofte over nabestaandenpensioen nog op papier gezet, hebben we die gedrieën ondertekend. Ik zou deze belofte nooit gedaan hebben als ik geweten had van jullie relatie. Ik voel me gemanipuleerd en belazerd door [naam 1] en jou.
Afgelopen maanden heb ik geworsteld met de vraag of ik me aan mijn belofte aan [naam 1] en jou moet houden. Ik houd me aan mijn beloften. Dat kun je ook lezen in mijn laatste mails aan jou en heb ik je al voor dit hele jaar betaald. Ik was vastbesloten om me aan deze belofte aan [naam 1] te houden, dat voelde als mijn plicht. Deze maanden ontstond ruimte om goed na te denken en verschrikkelijk veel pijn toe te laten. Ik zag hoe bizar deze belofte is, zeker in het licht van wat ik weet na [naam 1] overlijden.
(…)
[eiseres in conv/verw in reconv] , het delen van het nabestaandenpensioen voelt alsof ik jou beloon voor het bedrog en de pijn die [naam 1] en jij mij hebben aangedaan. Dat gaat over mijn grens. Hier doe ik niet meer aan mee. Niet maandelijks geconfronteerd worden met dit bedrog en alles wat het oproept. Ik voel me niet meer gebonden aan deze belofte. Omdat ik besef dat dit absoluut niet is wat [naam 1] wilde: hij wilde graag dat jij financieel vooruit kon, krijg jij nog eenmalig een bedrag van mij: € 5000,-. Ik heb van [naam 1] € 15.495,- geërfd. Dat bedrag schuif ik door aan jou minus de € 10.500,- die je de afgelopen 2 jaar hebt ontvangen.”
2.8.
Bij brief van 17 maart 2023 heeft [gedaagde in conv/eiser in reconv] aan [eiseres in conv/verw in reconv] laten weten dat de toezegging over het partnerpensioen buitengerechtelijk wordt ‘ontbonden’ wegens bedrog/dwaling.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiseres in conv/verw in reconv] vordert dat [gedaagde in conv/eiser in reconv] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt veroordeeld tot nakoming van de (gewijzigde) overeenkomst, inhoudende de betaling van € 400,00 per maand aan [eiseres in conv/verw in reconv] met terugwerkende kracht tot 1 januari 2023 tot aan het moment van haar overlijden. Daarnaast vordert [eiseres in conv/verw in reconv] dat [gedaagde in conv/eiser in reconv] wordt veroordeeld in de buitengerechtelijke kosten van € 445,00, tot betaling van de wettelijke rente en tot betaling van de proceskosten.
3.2.
Aan haar vordering legt [eiseres in conv/verw in reconv] , samengevat, ten grondslag dat partijen op 14 januari 2020 een overeenkomst hebben gesloten. Op grond van deze overeenkomst moet [gedaagde in conv/eiser in reconv] vanaf het moment van uitkering van het partnerpensioen van [naam 1] tot het moment van haar overlijden maandelijks € 500,00 betalen aan [eiseres in conv/verw in reconv] . In februari/maart 2021 hebben partijen afgesproken dat [gedaagde in conv/eiser in reconv] maandelijks € 400,00 zou betalen.
3.3.
[gedaagde in conv/eiser in reconv] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres in conv/verw in reconv] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres in conv/verw in reconv] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente. Volgens [gedaagde in conv/eiser in reconv] heeft zij de overeenkomst buitengerechtelijk vernietigd op grond van bedrog dan wel dwaling. Na het overlijden van [naam 1] heeft [gedaagde in conv/eiser in reconv] geconstateerd dat [eiseres in conv/verw in reconv] een heimelijke affectieve relatie onderhield met [naam 1] . Als [gedaagde in conv/eiser in reconv] hiervan zou hebben geweten, zou zij de overeenkomst nooit hebben gesloten.
in reconventie
3.4.
[gedaagde in conv/eiser in reconv] vordert een verklaring voor recht dat zij de overeenkomst terecht heeft vernietigd wegens bedrog althans dwaling, met veroordeling van [eiseres in conv/verw in reconv] in de proceskosten.
3.5.
Het in 3.3 weergegeven verweer ligt ten grondslag aan de vordering in reconventie.
3.6.
[eiseres in conv/verw in reconv] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde in conv/eiser in reconv] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres in conv/verw in reconv] in de proceskosten. Er is geen sprake van bedrog dan wel dwaling, omdat de relatie tussen [eiseres in conv/verw in reconv] en [naam 1] niet affectief maar vriendschappelijk van aard was. [gedaagde in conv/eiser in reconv] had een onderzoeksplicht en een eventuele dwaling moet in elk geval op grond van de omstandigheden van het geval voor rekening van [gedaagde in conv/eiser in reconv] blijven. Bovendien is de rechtsvordering tot vernietiging van de overeenkomst verjaard. Verder is sprake van rechtsverwerking. Tot slot wordt de rechtbank verzocht om terugwerkende kracht aan de vernietiging te ontzeggen.

4.De beoordeling in conventie en reconventie

4.1.
Omdat de vorderingen in conventie en in reconventie nauw met elkaar samenhangen, bespreekt de kantonrechter deze gezamenlijk.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat zij een overeenkomst van schenking hebben gesloten op grond waarvan [gedaagde in conv/eiser in reconv] verplicht is om maandelijks € 400,00 te betalen aan [eiseres in conv/verw in reconv] en dat [gedaagde in conv/eiser in reconv] (per saldo) vanaf 1 januari 2023 niet aan deze verplichting heeft voldaan. In geschil is of [gedaagde in conv/eiser in reconv] aan deze overeenkomst kan worden gehouden.
De overeenkomst van 14 januari 2020 is vernietigbaar
4.3.
De eerste vraag die de kantonrechter moet beantwoorden, is of de overeenkomst van 14 januari 2020 tot stand is gekomen onder invloed van een wilsgebrek. De kantonrechter is van oordeel dat het beroep op dwaling slaagt.
4.4.
Een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, is vernietigbaar indien de wederpartij ( [eiseres in conv/verw in reconv] ) in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende ( [gedaagde in conv/eiser in reconv] ) had behoren in te lichten (art. 6:228 lid 1, aanhef en onder b, BW).
4.5.
[gedaagde in conv/eiser in reconv] stelt dat zij ervan uitging dat de relatie tussen [naam 1] en [eiseres in conv/verw in reconv] vriendschappelijk van aard was, terwijl na het overlijden van [naam 1] bleek dat sprake was van een affectieve relatie. [eiseres in conv/verw in reconv] betwist dat sprake was van een onjuiste voorstelling van zaken en wijst erop dat [gedaagde in conv/eiser in reconv] wist dat [eiseres in conv/verw in reconv] van half december 2019 tot [datum] 2020 bij [naam 1] op de slaapkamer sliep om zorgtaken op zich te nemen. Het gaat [gedaagde in conv/eiser in reconv] echter om de periode voorafgaand daaraan en de aard van de contacten tussen [naam 1] en [eiseres in conv/verw in reconv] in die periode. Ter zitting heeft [gedaagde in conv/eiser in reconv] in dit verband een beroep gedaan op de sms-berichten die zij op 26 februari 2020 in de telefoon van [naam 1] heeft aangetroffen. Zij heeft gesteld dat hieruit blijkt dat [eiseres in conv/verw in reconv] feitelijk was ingetrokken in de woning van [naam 1] en dat zij samen de nacht doorbrachten, ook nadat [naam 1] de avond met [gedaagde in conv/eiser in reconv] had doorgebracht. Ter zitting heeft [eiseres in conv/verw in reconv] erkend dat uit deze sms-berichten blijkt dat zij en [naam 1] voor [gedaagde in conv/eiser in reconv] verborgen wilden houden dat zij samen de nacht doorbrachten, omdat [gedaagde in conv/eiser in reconv] dat nooit goed zou vinden.
4.6.
Hiervan uitgaande staat vast dat [gedaagde in conv/eiser in reconv] bij het aangaan van de overeenkomst van 14 januari 2020 een onjuiste voorstelling van zaken had over de aard van de relatie tussen [naam 1] en [eiseres in conv/verw in reconv] en dus heeft gedwaald. De kantonrechter is van oordeel dat op [eiseres in conv/verw in reconv] een mededelingsplicht rustte ter zake van deze informatie. Het gaat om hoogstpersoonlijke informatie die, naar [eiseres in conv/verw in reconv] behoorde te begrijpen, in de bijzondere omstandigheden van dit geval essentieel was voor de beslissing van [gedaagde in conv/eiser in reconv] om de overeenkomst te sluiten. [1] De overeenkomst is tot stand gekomen naar aanleiding van de uitdrukkelijke wens van [naam 1] om [eiseres in conv/verw in reconv] , die nauwelijks eigen pensioen en nauwelijks eigen vermogen had opgebouwd, financieel te steunen. Bij de beslissing van [gedaagde in conv/eiser in reconv] om deze wens te honoreren, was niet alleen de aard van de relatie tussen haar en [naam 1] maar ook de aard van de relatie tussen [naam 1] en [eiseres in conv/verw in reconv] essentieel. Waar uitsluitend [naam 1] en [eiseres in conv/verw in reconv] op de hoogte waren van de aard van hun relatie lag het op de weg van [eiseres in conv/verw in reconv] , die als enige een potentieel langdurig financieel voordeel bij de overeenkomst had, om [gedaagde in conv/eiser in reconv] , die daarbij aanzienlijke financiële verplichtingen op zich nam, hierover in te lichten. Uit het feit dat [eiseres in conv/verw in reconv] en [naam 1] voor [gedaagde in conv/eiser in reconv] verborgen wilden houden dat zij samen de nacht doorbrachten, blijkt dat [eiseres in conv/verw in reconv] zich ervan bewust was dat dit feit voor [gedaagde in conv/eiser in reconv] van belang was.
4.7.
Het betoog van [eiseres in conv/verw in reconv] dat op [gedaagde in conv/eiser in reconv] een onderzoeksplicht rustte, faalt. Als hoofdregel geldt dat de mededelingsplicht voorgaat op een eventuele onderzoeksplicht. [2] Dit geldt ook in dit geval. Gezien het heimelijke karakter van de relatie tussen [naam 1] en [eiseres in conv/verw in reconv] valt niet in te zien dat [gedaagde in conv/eiser in reconv] aanleiding had om enig onderzoek te verrichten, nog daargelaten dat [eiseres in conv/verw in reconv] niet heeft toegelicht welk onderzoek zij dan had moeten verrichten.
4.8.
In het betoog van [eiseres in conv/verw in reconv] dat de dwaling in verband met de omstandigheden van het geval voor rekening van [gedaagde in conv/eiser in reconv] moet blijven, wordt zij ook niet gevolgd. In dit verband heeft [eiseres in conv/verw in reconv] erop gewezen dat [gedaagde in conv/eiser in reconv] al jaren op de hoogte was van de grote rol die [eiseres in conv/verw in reconv] in het leven van [naam 1] speelde. De dwaling ziet, zoals hiervoor is overwogen, echter juist op aspecten van die rol die [gedaagde in conv/eiser in reconv] niet kende en die voor haar verborgen zijn gehouden.
4.9.
Voor het aannemen van causaal verband tussen de dwaling en de totstandkoming van de overeenkomst is voldoende dat [gedaagde in conv/eiser in reconv] stelt en bij betwisting aannemelijk maakt dat zij de overeenkomst bij een juiste voorstelling van zaken niet zou hebben gesloten. [3]
4.10.
De overeenkomst is, zoals gezegd, tot stand gekomen naar aanleiding van de uitdrukkelijke wens van [naam 1] om [eiseres in conv/verw in reconv] financieel te steunen. Het is aannemelijk dat [gedaagde in conv/eiser in reconv] niet zou zijn meegegaan in die wens, als zij zou hebben geweten van de aard van de relatie tussen [naam 1] en [eiseres in conv/verw in reconv] , en daarmee van de (achtergrond van de) motieven van [naam 1] om [eiseres in conv/verw in reconv] financieel te steunen. Hierbij speelt een rol dat de overeenkomst eenzijdig begunstigend was voor [eiseres in conv/verw in reconv] en geen tegenprestatie ten gunste van [gedaagde in conv/eiser in reconv] inhield. Dat [gedaagde in conv/eiser in reconv] is doorgegaan met betalen nadat zij op 26 februari 2020 kennis had genomen van de hiervoor genoemde sms-berichten kan niet aan haar worden tegengeworpen. Ter zitting heeft [gedaagde in conv/eiser in reconv] onweersproken gesteld, zoals ook uit de e-mail van 29 september 2021 blijkt, dat zij zich aan haar belofte aan [naam 1] gebonden voelde en dat zij eerst na verloop van tijd zo ver was om de beslissing te nemen de betalingen aan [eiseres in conv/verw in reconv] stop te zetten.
4.11.
De kantonrechter acht dus aannemelijk dat de overeenkomst bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten. De overeenkomst is vernietigbaar.
De overeenkomst van februari/maart 2021 is ook vernietigbaar
4.12.
Tijdens de zitting is aan de orde geweest hoe de afspraak uit februari/maart 2021, inhoudende dat [gedaagde in conv/eiser in reconv] € 400,00 in plaats van € 500,00 per maand zou gaan betalen aan [eiseres in conv/verw in reconv] , moet worden gekwalificeerd. De kantonrechter is van oordeel dat sprake is van een voortbouwende overeenkomst, die ook vernietigbaar is.
4.13.
Een overeenkomst die de strekking heeft voort te bouwen op een reeds tussen partijen bestaande rechtsverhouding, is vernietigbaar, indien deze rechtsverhouding ontbreekt, tenzij dit in verband met de aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval voor rekening van degene die zich op dit ontbreken beroept, behoort te blijven (art. 6:229 BW). Deze regel kan ook toepassing vinden zonder dat sprake is van dwaling. Het begrip ‘voortbouwende overeenkomst’ is niet beperkt tot de figuur van de hulpovereenkomst. Het gaat (ook) om overeenkomsten die een reeds tussen partijen bestaande rechtsverhouding beogen te wijzigen, op te heffen, aan te vullen, nader vast te stellen of uit te voeren. [4]
4.14.
De overeenkomst die partijen in februari/maart 2021 hebben gesloten, strekt uitsluitend tot wijziging van het bedrag van € 500,00, dat partijen op 14 januari 2020 zijn overeengekomen, in een bedrag van € 400,00. Deze overeenkomst heeft geen zelfstandig bestaansrecht maar wijzigt de reeds bestaande rechtsverhouding. Hiervoor is geoordeeld dat de overeenkomst van 14 januari 2020 vernietigbaar is wegens dwaling. Dit betekent dat de rechtsverhouding waarop de overeenkomst van februari/maart 2021 voortbouwt, ontbreekt, en dat ook deze overeenkomst vernietigbaar is. Dat deze overeenkomst zelf niet tot stand is gekomen onder invloed van dwaling, omdat [gedaagde in conv/eiser in reconv] toen al wist van de affectieve relatie tussen [naam 1] en [eiseres in conv/verw in reconv] , doet daar niet aan af. Dwaling is geen vereiste voor de toepassing van art. 6:229 BW. Gelet op wat hiervoor in 4.10 (slot) is overwogen, bestaat geen grond voor het oordeel dat het ontbreken van de rechtsverhouding voor rekening van [gedaagde in conv/eiser in reconv] komt.
4.15.
De overeenkomst van februari/maart 2021 levert geen bevestiging (in de zin van art. 3:55 lid 1 BW) van de overeenkomst van 14 januari 2020 op, omdat [gedaagde in conv/eiser in reconv] daarmee geen opheffing van het gebrek en het definitief geldig worden van de laatstgenoemde overeenkomst beoogde. [5] De overeenkomst van februari/maart 2021 strekte, zoals gezegd, uitsluitend tot wijziging van het overeengekomen bedrag van € 500,00 in € 400,00.
Geen verjaring
4.16.
Vervolgens moet de kantonrechter beoordelen of de rechtsvordering tot vernietiging van de overeenkomst is verjaard, zoals [eiseres in conv/verw in reconv] stelt.
4.17.
Rechtsvorderingen tot vernietiging van een rechtshandeling verjaren in geval van dwaling drie jaar nadat de dwaling is ontdekt (art. 3:52 lid 1, aanhef en onder c, BW). Tussen partijen is niet in geschil dat de dwaling in dit geval is ontdekt toen [gedaagde in conv/eiser in reconv] op 26 februari 2020 kennisnam van de sms-berichten in de telefoon van [naam 1] .
4.18.
In conventie slaagt het verweer niet. In conventie heeft [gedaagde in conv/eiser in reconv] namelijk een beroep op de vernietigbaarheid van de overeenkomst gedaan ter afwering van de vordering van [eiseres in conv/verw in reconv] , die op de overeenkomst steunt. Een dergelijk beroep kan te allen tijde worden gedaan (art. 3:51 lid 3 BW) zonder dat daaraan verjaring kan worden tegengeworpen. [6]
4.19.
In reconventie slaagt het verweer evenmin. Met [gedaagde in conv/eiser in reconv] is de kantonrechter van oordeel dat de overeenkomst niet pas bij brief van 17 maart 2023 buitengerechtelijk is vernietigd maar al bij de e-mail van 29 september 2021. Deze e-mail is verzonden binnen drie jaar na 26 februari 2020. In deze e-mail schrijft [gedaagde in conv/eiser in reconv] dat zij zich vanwege de relatie tussen [naam 1] en [eiseres in conv/verw in reconv] niet langer gebonden acht aan haar belofte, waarmee zij de overeenkomst bedoelt. Hieruit had [eiseres in conv/verw in reconv] redelijkerwijs moeten begrijpen dat [gedaagde in conv/eiser in reconv] beoogde zich te bevrijden van haar gebondenheid aan de overeenkomst.
Geen rechtsverwerking
4.20.
Het verweer van [eiseres in conv/verw in reconv] dat [gedaagde in conv/eiser in reconv] het recht heeft verwerkt om de overeenkomst te vernietigen wegens dwaling, faalt. Rechtsverwerking kan worden aangenomen indien [gedaagde in conv/eiser in reconv] zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van haar recht of bevoegdheid. Er moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden op grond waarvan bij [eiseres in conv/verw in reconv] gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat [gedaagde in conv/eiser in reconv] haar aanspraak niet meer geldend zal maken. [7]
4.21.
Zodanige bijzondere omstandigheden heeft [eiseres in conv/verw in reconv] niet gesteld. De enkele omstandigheid dat [gedaagde in conv/eiser in reconv] na het lezen van de sms-berichten in de telefoon van [naam 1] is doorgegaan met betalen, is daarvoor, gelet op wat hiervoor in 4.10 (slot) is overwogen, onvoldoende. Weliswaar heeft [gedaagde in conv/eiser in reconv] op 2 oktober 2020 aan [eiseres in conv/verw in reconv] geschreven dat zij maandelijks € 500,- overmaakt en dat “dat zo blijft in de jaren die ik leef en die jij leeft”, maar dat is slechts een weergave van de overeenkomst, die op dat moment nog niet was vernietigd. Op basis hiervan mocht [eiseres in conv/verw in reconv] er niet op vertrouwen dat [gedaagde in conv/eiser in reconv] geen beroep op dwaling zou doen.
Terugwerkende kracht
4.22.
De vernietiging van de overeenkomst heeft terugwerkende kracht (art. 3:53 BW). De overeenkomst wordt geacht niet te hebben bestaan. De bedragen die [gedaagde in conv/eiser in reconv] op grond van de overeenkomst aan [eiseres in conv/verw in reconv] heeft betaald, zou zij met een vordering uit onverschuldigde betaling kunnen terugvorderen. Een daartoe strekkende vordering heeft zij echter niet ingesteld in deze procedure. [gedaagde in conv/eiser in reconv] heeft bovendien tijdens de zitting toegezegd dat zij een dergelijke vordering ook (in de toekomst) niet zal gaan instellen. Tegen deze achtergrond bestaat geen aanleiding om terugwerkende kracht te ontzeggen aan de vernietiging (op grond van art. 3:53 lid 2 BW), zoals [eiseres in conv/verw in reconv] heeft verzocht. Bovendien valt niet in te zien dat de reeds ingetreden gevolgen van de rechtshandeling bezwaarlijk ongedaan kunnen worden gemaakt, zoals de wet eist. Het gaat immers om de betaling van geldbedragen.
Slotsom
4.23.
Uit het voorgaande volgt dat de overeenkomst op 29 september 2021 buitengerechtelijk is vernietigd door [gedaagde in conv/eiser in reconv] wegens dwaling. Dit betekent dat de vordering in conventie zal worden afgewezen en dat in reconventie voor recht zal worden verklaard dat de overeenkomst terecht is vernietigd wegens dwaling.
4.24.
In conventie is [eiseres in conv/verw in reconv] in het ongelijk gesteld en moet zij daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde in conv/eiser in reconv] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
678,00
(2,00 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
813,00
4.25.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.26.
In reconventie is [eiseres in conv/verw in reconv] ook in het ongelijk gesteld en moet zij de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde in conv/eiser in reconv] worden begroot op € 339,00 aan salaris gemachtigde (2,00 punten x factor 0,5 x € 339,00).

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres in conv/verw in reconv] af,
5.2.
veroordeelt [eiseres in conv/verw in reconv] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde in conv/eiser in reconv] bepaald op een bedrag van € 813,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiseres in conv/verw in reconv] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [eiseres in conv/verw in reconv] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis in zoverre uitvoerbaar bij voorraad.
in reconventie
5.5.
verklaart voor recht dat de overeenkomst is vernietigd door [gedaagde in conv/eiser in reconv] wegens dwaling,
5.6.
veroordeelt [eiseres in conv/verw in reconv] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde in conv/eiser in reconv] bepaald op een bedrag van € 339,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiseres in conv/verw in reconv] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.7.
veroordeelt [eiseres in conv/verw in reconv] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.8.
verklaart dit vonnis in zoverre uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A.L. van de Sande en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2024.
62375

Voetnoten

1.Vgl. HR 21 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:216.
2.HR 16 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1870.
3.Zie HR 17 januari 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2250.
4.Parl. Gesch. Boek 6, p. 913.
5.Vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 31 december 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:11270.
6.HR 8 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY2640.
7.Vgl. HR 12 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:24.