In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 6 juni 2024, wordt het beroep van een belanghebbende tegen een naheffingsaanslag omzetbelasting beoordeeld. De inspecteur had aan de belanghebbende, die bootcamplessen verzorgt, een naheffingsaanslag van € 26.093 opgelegd voor het tijdvak van 1 januari 2016 tot en met 30 juni 2020, met daarbij € 2.526 aan belastingrente. De rechtbank behandelt de vraag of het verlaagde tarief voor omzetbelasting van toepassing is op de bootcamplessen, die niet starten en eindigen bij een sportaccommodatie.
De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. De belanghebbende had het verlaagde tarief toegepast, maar de rechtbank oordeelt dat de bootcamplessen niet voldoen aan de voorwaarden voor het verlaagde tarief, omdat deze niet starten of eindigen bij een sportaccommodatie. De rechtbank wijst erop dat het verlaagde tarief alleen van toepassing is als de sportbeoefening plaatsvindt in een accommodatie die ter beschikking is gesteld voor dat doel. De rechtbank verwerpt ook het beroep van de belanghebbende op het vertrouwensbeginsel, omdat de feiten en omstandigheden in deze zaak anders zijn dan in eerdere gevallen waarin het verlaagde tarief wel werd toegepast.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de naheffingsaanslag in stand blijft. De belanghebbende krijgt geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van proceskosten. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor sportbeoefenaars om te voldoen aan specifieke voorwaarden voor belastingtarieven en de gevolgen van het niet naleven daarvan.