ECLI:NL:HR:2019:1836
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof 's-Hertogenbosch inzake omzetbelasting door Staatssecretaris van Financiën
In deze zaak heeft de Staatssecretaris van Financiën beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 1 februari 2018, nr. 16/00332. Dit hoger beroep was gericht tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 14/4669) over een door de belanghebbende, Fiscale Eenheid [X1] B.V. en [X2] B.V., voldaan bedrag aan omzetbelasting voor het tijdvak augustus 2012. De Staatssecretaris heeft twee middelen voorgesteld in zijn cassatie, waarop de belanghebbende een verweerschrift heeft ingediend en voorwaardelijk incidenteel beroep in cassatie heeft ingesteld.
De Hoge Raad heeft de in het principale beroep voorgestelde middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit werd onderbouwd met artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd opgemerkt dat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Het voorwaardelijke incidentele beroep van de belanghebbende vervalt, omdat het alleen was ingesteld voor het geval het principale beroep zou slagen, wat niet het geval was.
De Hoge Raad heeft de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 1.024 voor beroepsmatig verleende bijstand. Het arrest is openbaar uitgesproken op 22 november 2019, waarbij van de Staatssecretaris van Financiën een griffierecht van € 508 wordt geheven.