ECLI:NL:RBGEL:2023:6547

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
005276-23 en 005277-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek schadevergoeding voor voorarrest en vermogensschade na beleidssepot in strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 29 november 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding van verzoeker, die eerder werd verdacht van witwassen en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, waarbij de verzoeker een schadevergoeding van in totaal € 12.477,31 had aangevraagd, bestaande uit kosten van rechtsbijstand en vermogensschade door verlies van borgsom en schade door een politie-inval. De officier van justitie had besloten om niet verder te vervolgen, wat resulteerde in een beleidssepot. De rechtbank oordeelde dat verzoeker niet ten onrechte als verdachte was aangemerkt en dat er geen gronden van billijkheid waren voor het toekennen van de gevraagde schadevergoeding. De rechtbank benadrukte dat de verzoeker, door zijn eigen handelen, de verdenking op zich had geladen en dat de kosten voor rechtsbijstand en vermogensschade niet voor vergoeding in aanmerking kwamen. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker, ondanks zijn beweringen van onschuld, had moeten rekening houden met de mogelijkheid van een opsporingsonderzoek en dat zijn zwijgen tijdens het verhoor de voortgang van het onderzoek had belemmerd. De rechtbank wees het verzoek om schadevergoeding af, met de mogelijkheid voor verzoeker om binnen een maand hoger beroep aan te tekenen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
raadkamernummers : 23-005276, 23-005277
datum : 29 november 2023
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 530 en artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
raadsman: mr. Y. Moszkowicz, advocaat in Utrecht,
hierna te noemen: verzoeker.

Feiten

Verzoeker werd verdacht van witwassen en deelnemen aan een criminele organisatie in verband met de verkoop van zogeheten ‘crypto-telefoons’ aan criminele organisaties.
De officier van justitie heeft beslist verzoeker niet verder te vervolgen en heeft dat bij brief van 29 november 2022 aan verzoeker meegedeeld. Deze beslissing is onherroepelijk geworden.

Procedure

Het verzoekschrift is op 27 februari 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 15 november 2023 het verzoekschrift in openbare raadkamer behandeld. De rechtbank heeft verzoeker, de raadsman en de officier van justitie op zitting gehoord.

Verzoek

Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van in totaal € 12.477,31, bestaande uit de volgende posten:
een forfaitaire vergoeding voor de tijd die verzoeker in verzekering heeft doorgebracht, te weten twee dagen, voor een totaalbedrag van € 260,-;
vermogensschade, bestaande uit:
a. het verlies van de borgstelling voor de winkel van verzoeker ad € 7.000,-;
b. de reparatiekosten van de braakschade aan de voordeur ten gevolge van de politie-inval ad € 300,-;
c. de kosten van bewaring van de twee legale wapens van verzoeker (48 maanden en € 2,27 per wapen per maand) ad € 217,92;
d. de schade aan de wapenhoes ten gevolge van de langdurige opslag ad € 120,-;
de kosten van rechtsbijstand, bestaande uit:
a. 7,5 maal het uurtarief voor bijstand van de raadsman, inclusief btw, ad € 3.584,63;
b. een kilometervergoeding voor de reis naar het politiebureau (134 kilometer en € 0,29 per kilometer) ad € 38,86;
c. de kosten voor het opstellen, indienen en in raadkamer behandelen van het onderhavige verzoekschrift, te weten tweemaal het uurtarief voor bijstand van de raadsman, inclusief btw, ad € 955,90.
Ter zitting is nog het volgende naar voren gebracht.
Verzoeker heeft een aantal telefoons verkocht, maar had hierbij geen criminele intenties. Door de commotie rondom de politie-inval liep het aantal klanten dusdanig terug dat hij zijn winkel moest sluiten. Het enkele verkopen of bezitten van encryptietelefoons betekent nog niet dat verzoeker tot een criminele organisatie behoort. [1] Reguliere telefoons bevatten ook apps met encryptiesoftware (bijvoorbeeld [app 1] ), dus met deze redenering zou vrijwel elke inwoner van Nederland strafbaar zijn. Bovendien ging het hier om verkoop in een reguliere winkel en is het staand beleid dat resellers niet worden vervolgd.
In de verzoekschriftprocedure mag geen inhoudelijke toetsing van het bewijsmateriaal plaatsvinden. Nu de zaak is geseponeerd dient, gelijk aan het geval indien verzoeker was vrijgesproken., de onschuldpresumptie te gelden. [2]
Zowel het verlies van de borgsom voor de winkelhuur als de kosten voor de wapenopslag zijn een direct gevolg van de vrijheidsbeneming en dienen voor vergoeding in aanmerking te komen. Bij de kosten voor rechtsbijstand is geen urenspecificatie opgegeven omdat het kantoorsysteem van de raadsman bij het genereren van een dergelijke specificatie de ingevoerde gegevens en de factuur als ‘definitief’ registreert en op voorhand btw moet worden afgedragen. Het voorschot is door verzoeker betaald, dus het gaat wel om daadwerkelijk gemaakte kosten.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie verzet zich tegen het toekennen van de gevraagde vergoeding, primair omdat sprake is van een beleidssepot en van verzoeker wel degelijk een strafbare rol in de zaak kan worden vastgesteld. Gronden van billijkheid verzetten zich in dit geval tegen toekenning van een schadevergoeding.
Subsidiair stelt de officier van justitie dat de forfaitaire vergoeding voor de twee dagen inverzekeringstelling en de kosten van rechtsbijstand – die ondanks het ontbreken van een in zaken als de onderhavige noodzakelijke urenspecificatie niet onredelijk zijn – kunnen worden toegewezen. Voor het overige valt het gevorderde buiten het bestek van Boek IV, Titel VI van het Wetboek van Strafvordering en kan dit dus niet worden toegewezen.

Beoordeling

De rechtbank is bevoegd en het verzoek is tijdig ingediend.
Indien een zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan aan de gewezen verdachte een vergoeding worden toegekend voor werkelijke schade als gevolg van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling van de zaak ter terechtzitting. Ook kan een vergoeding worden toegekend voor de kosten van een raadsman, inclusief kosten voor bijstand tijdens de verzekering en de voorlopige hechtenis, behalve als de raadsman was toegevoegd. De toekenning van een schadevergoeding heeft steeds plaats indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker was werkzaam in een telecomwinkel, waar hij telefoons verkocht waarop de app [app 2] was geïnstalleerd.
In de conclusie van het openbaar ministerie is verwezen naar een samenvatting van het onderzoek waarop het verzoek betrekking heeft. Deze samenvatting luidt als volgt:
“Uit het onderzoek ONRAD17019 Orwell bleek het volgende:
Er is een sterk vermoeden dat [bedrijf] en zijn medewerkers op de hoogte zijn dat hun potentiële klanten zich met criminele zaken bezighouden. Dit vermoeden wordt bevestigd uit een MMA-melding, TCI-informatie, informatie uit andere politieonderzoeken en diverse chatgesprekken die zijn geïntercepteerd.
Daarnaast is het vermoeden dat men zich bewust begeeft binnen de periferie van verschillende criminele organisaties of samenwerkingsverbanden om hun producten te verkopen. Zo wordt er met hun producten geadverteerd op Internet via[website]. Verder wordt gewezen op de gebruiksaanwijzing van [app 2] . Deze suggereert dat men met [app 2] veilig kan communiceren en dat deze applicatie niet te tappen of te ontsleutelen is. Er wordt ook aandacht geschonken aan de zogenaamde panic button. In een noodgeval (lees: aanhouding door de politie) kan men de inhoud van de telefoon wissen.
In het onderzoek Orwell vond een pseudokoop plaats van twee [naam 1] -toestellen. De verbalisanten beschrijven hierin hoe de koop tot stand is gekomen en welke informatie zij ontvingen. Opvallend is de uitleg over de communicatie-app. Verdachte [verzoeker] vertelde dat de communicatie-app draaide onder de naam ‘ [naam 2] ’. Dit is speciaal gedaan voor de buitenwereld. Sommige landen verplichten namelijk bij de douane het wachtwoord te verstrekken van de telefoon zodat deze door opsporingsdiensten nader kan worden onderzocht. Medische gegevens die zijn opgeslagen in de telefoon mogen echter niet worden ingezien. Door de indruk te wekken dat het hier gaat om een medische app, wordt een drempel opgeworpen en suggereert een extra waarborg voor anonieme communicatie.
Als dienstverlening / service biedt de onderneming [bedrijf] de mogelijkheid om de useraccount te blokkeren als cliënten daarom verzoeken en dit noodzakelijk vinden. Zij kunnen via [app 2] contact opnemen met support. Het supportaccount werd door medewerkers van [bedrijf] standaard ingevoerd in de contactenlijst van [app 2] . Supportdiensten werden verricht door […] maar ook verdachten […] [verzoeker] vervulden deze rol.”
Deze bevindingen zijn niet betwist. Uit de overige stukken volgt dat verzoeker op 19 november 2018 om 09:40 uur is aangehouden. Op diezelfde dag is hij om 17:42 uur in verzekering gesteld. Tijdens het verhoor op diezelfde dag heeft verzoeker zich ten aanzien van alle gestelde inhoudelijke vragen op zijn zwijgrecht beroepen.
Uit de jurisprudentie die namens verzoeker is aangehaald volgt dat in geval van een vrijspraak de onschuldpresumptie onverkort van toepassing is en enige vaststelling van een mate van schuld dit grondbeginsel doorkruist. In dergelijke gevallen dienen de gemaakte kosten, voor zover deze niet onredelijk zijn, te worden vergoed.
In dit geval is echter sprake van een beleidssepot. Het openbaar ministerie heeft besloten verzoeker niet verder te vervolgen wegens zijn geringe aandeel in het strafbare feit (sepotcode 41). In dit geval mag de rechtbank het verzoek, anders dan namens verzoeker betoogd, wel degelijk aan een billijkheidsoordeel onderwerpen. Indien de rechtbank tot het oordeel komt dat gronden van billijkheid zich verzetten tegen toekenning van (een gedeelte van) de schadevergoeding, zal de rechtbank niet tot toewijzing overgaan.
In dat verband merkt de rechtbank ten eerste op dat verzoeker telefoons met encryptiesoftware heeft verkocht. Uit de bovenstaande samenvatting volgt dat bij de verkoop nadrukkelijk is gepromoot dat de inhoud van deze telefoon met een zogeheten ‘panic button’ of noodknop kon worden gewist. Bovendien kon informatie worden opgeslagen in een app die naar zijn uiterlijke verschijningsvorm kon worden aangezien voor een app met medische informatie, waardoor deze door de autoriteiten niet zou mogen worden doorzocht. Bovendien bood de onderneming [bedrijf] technische ondersteuning aan de gebruikers, mede door verzoeker. Hieruit maakt de rechtbank op dat in het onderhavige geval geen sprake was van een zaak die onmiskenbaar zou hebben geleid tot het niet opleggen van een straf of maatregel. [3] Bovendien had verzoeker, los van de vraag of hij daadwerkelijk zonder criminele intenties heeft gehandeld, onder deze omstandigheden rekening moeten houden met een opsporingsonderzoek waarin hij zou worden betrokken. [4]
Vergoeding van de onder II) genoemde vermogensschade en de onder III) genoemde kosten voor rechtsbijstand zijn op gronden van billijkheid dan ook niet voor toewijzing vatbaar. Deze kosten komen naar het oordeel van de rechtbank voor rekening en risico van verzoeker.
Ten aanzien van de inverzekeringstelling overweegt de rechtbank dat verzoeker zich in zijn verhoor bij de politie op 19 november 2018 op zijn zwijgrecht heeft beroepen. Aan verzoeker zijn nog andere mogelijkheden geboden om een verklaring af te leggen, maar hiervan heeft hij geen gebruik gemaakt. Het beroep op het zwijgrecht (of het geven van ontwijkende antwoorden) is weliswaar een recht dat een verdachte toekomt – en waaraan de rechtbank ook geenszins afbreuk wil doen – maar dat gevolgen kan hebben voor de toekenning van een schadevergoeding. Dit zwijgen kan immers betekenen dat een voortvarend onderzoek door de politie wordt belemmerd. Aldus kan verzoeker eraan bijdragen dat de op dat moment jegens hem bestaande verdenking voortduurt en dat zijn inverzekeringstelling wordt bevolen, dan wel dat dat bevel voortduurt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft een dergelijke situatie zich in de strafzaak tegen verzoeker voorgedaan. [5]
Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank geen gronden van billijkheid om de onder I) genoemde forfaitaire vergoeding voor de twee dagen inverzekeringstelling toe te wijzen.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat in het onderhavige geval voor verzoeker, bijgestaan door een advocaat, rechtstreeks uit de wet of uit bestendige gepubliceerde jurisprudentie duidelijk had kunnen zijn dat het verzoek zou worden afgewezen. [6]
De rechtbank ziet dan ook geen gronden van billijkheid om de forfaitaire vergoeding voor het opstellen, indienen en in raadkamer behandelen van het onderhavige verzoekschrift toe te wijzen. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat, indien zij wel tot toewijzing van deze post was gekomen, er geen gronden zijn om méér toe te wijzen dan de forfaitaire vergoeding van € 680,-, zoals door verzoeker wel is gevorderd.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank derhalve van oordeel dat gronden van billijkheid zich verzetten tegen toewijzing van het gevorderde. De rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek om schadevergoeding.
Deze beslissing is gegeven door mr. F.J.H. Hovens, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. T.F.R. Litan, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2023.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de gewezen verdachte (verzoeker) of zijn erfgenamen binnen een maand na de betekening hoger beroep open bij het gerechtshof.

Voetnoten

1.Zie ook EHRM 26 september 2023 (ECLI:CE:ECHR:2023:0926JUD001566920, Yalçınkaya t. Turkije)
2.Zie ook EHRM 25 augustus 1993 (ECLI:CE:ECHR:1993:0825JUD001312687, Sekanina t. Oostenrijk, r.o. 30)
3.Zie ook Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 25 november 2015 (ECLI:NL:GHARL:2015:8880)
4.Zie ook Gerechtshof Amsterdam 19 januari 2019 (ECLI:NL:GHAMS:2018:462)
5.Zie ook Gerechtshof Amsterdam 14 april 2017 (ECLI:NL:GHAMS:2017:1299), Gerechtshof Amsterdam 12 mei 2017 (ECLI:NL:GHAMS:2017:1792) en Gerechtshof Amsterdam 24 november 2017 (ECLI:NL:GHAMS:2017:4876); EHRM 9 februari 2016, EHRC 2016/82, 60056/08; EHRM 15 december 2011, ECLI:CE:ECHR:2011:0913JUD003573007, nr. 35730/07, nr. 4285/08; NJ 2013/35 m.nt. P.H.P.H.M.C. van Kempen.
6.Zie ook Gerechtshof Amsterdam 22 december 2017 (ECLI:NL:GHAMS:2017:5498)