ECLI:NL:GHARL:2015:8880
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Raadkamer
- J. van Schuijlenburg
- A. de Witt
- M. Fuhler
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om schadevergoeding na voorwaardelijk sepot in strafzaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Overijssel. De rechtbank had eerder op 3 juni 2015 een verzoek van verzoekster afgewezen om vergoeding uit 's Rijks kas voor gemaakte kosten voor haar raadsman in een strafzaak. Verzoekster, die niet aanwezig was, had een vergoeding van € 121,- gevraagd voor de kosten die zij had gemaakt in verband met haar verdediging. De rechtbank oordeelde dat de billijkheid aan toewijzing van het verzoek in de weg stond, omdat verzoekster door haar eigen handelen het strafrechtelijk onderzoek had afgeroepen.
Het hof heeft de zaak behandeld in openbare raadkamer op 11 november 2015, waar de advocaat-generaal en de advocaat van verzoekster aanwezig waren. Het hof heeft vastgesteld dat verzoekster op 10 juni 2014 als verdachte was verhoord in verband met de verdenking van belediging, maar dat de officier van justitie op 21 juni 2014 had besloten om niet tot vervolging over te gaan, onder de voorwaarde dat verzoekster zich gedurende een proeftijd van zes maanden niet aan strafbare feiten zou schuldig maken. Deze proeftijd eindigde op 26 december 2014 zonder dat verzoekster de voorwaarden had overtreden.
Het hof oordeelde dat er geen sprake was van een strafzaak die onmiskenbaar had geleid tot het niet opleggen van een straf of maatregel, zoals vereist door artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. De advocaat-generaal stelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de gronden van billijkheid zich verzetten tegen het toekennen van een vergoeding, aangezien de strafzaak was geseponeerd om opportuniteitsredenen. Het hof bevestigde het oordeel van de rechtbank en wees het hoger beroep af, waardoor verzoekster geen schadevergoeding ontving.