ECLI:NL:GHAMS:2017:5498

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 december 2017
Publicatiedatum
29 januari 2018
Zaaknummer
R 001264-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot forfaitaire vergoeding van kosten van rechtsbijstand in het kader van artikel 591a en 89 Sv

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 december 2017 uitspraak gedaan in een verzoekschrift op de voet van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoek was ingediend door een verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat, mr. D.E. Wiersum, en strekte tot het toekennen van een forfaitaire vergoeding uit 's Rijks kas voor kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand. Het verzoekschrift was op 5 september 2017 ingekomen, waarna de advocaat-generaal op 11 oktober 2017 schriftelijk concludeerde tot afwijzing van het verzoek. Op 30 november 2017 heeft de advocaat van verzoeker laten weten dat hij noch verzoeker in raadkamer aanwezig zou zijn, maar wel gereageerd op het standpunt van de advocaat-generaal.

Het hof heeft kennisgenomen van de stukken in de strafzaak met het bijbehorende parketnummer en heeft op 8 december 2017 de advocaat-generaal in raadkamer gehoord. De advocaat-generaal stelde dat het verzoek moest worden afgewezen, omdat het voor de verdediging op voorhand duidelijk had moeten zijn dat het verzoek ex artikel 89 Sv zou worden afgewezen. De advocaat van verzoeker betoogde echter dat het verzoek niet willekeurig of kansloos was bij indiening.

Het hof oordeelde dat de beslissing op een verzoek op de voet van artikel 89 Sv een billijkheidsoordeel vereist. Het afwijzen van dat verzoek betekent niet automatisch dat ook het verzoek tot vergoeding van kosten van rechtsbijstand moet worden afgewezen. Het hof concludeerde dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren voor toewijzing van het verzoek, aangezien het verzoeker duidelijk had moeten zijn dat het verzoek zou worden afgewezen op basis van de bestendige jurisprudentie van het hof. De voorzitter van het hof, mr. R.D. van Heffen, heeft het verzoek afgewezen en bevolen tot onverwijlde betekening van de beschikking aan verzoeker.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Rekestnummer: R 001264-17 (591a Sv)
Parketnummer in hoger beroep: 23-002832-16
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat,
mr. D.E. Wiersum, [adres].

1.Inhoud van het verzoek

Het verzoekschrift strekt tot het toekennen van een forfaitaire vergoeding uit ’s Rijks kas ter zake van kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van het onderhavige verzoek en het gelijktijdig ingediende verzoek op de voet van artikel 89 Sv.

2.Procesverloop

Het verzoekschrift is op 5 september 2017 ingekomen.
Op 11 oktober 2017 heeft de advocaat-generaal schriftelijk geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
Op 30 november 2017 heeft de advocaat van verzoeker schriftelijk laten weten dat hij noch verzoeker in raadkamer aanwezig zal zijn. Voorts heeft de advocaat van verzoeker gereageerd op het standpunt van de advocaat-generaal.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 8 december 2017 de advocaat-generaal ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Verzoeker noch diens advocaat is verschenen.

3.Beoordeling van het verzoek

Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
De strafzaak met voormeld parketnummer is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Het arrest in die strafzaak is inmiddels onherroepelijk geworden.
De advocaat-generaal heeft het standpunt ingenomen dat het verzoek moet worden afgewezen nu het de verdediging op voorhand duidelijk moest zijn dat het gelijktijdig ingediende verzoek ex artikel 89 Sv zou worden afgewezen.
De advocaat heeft het standpunt ingenomen dat het verzoek moet worden toegewezen nu het verzoek bij indiening niet willekeurig of bij voorbaat kansloos was.
Het hof overweegt dat de beslissing op een verzoek op de voet van artikel 89 Sv een billijkheidsoordeel vergt en het afwijzen van dat verzoek niet vanzelfsprekend met zich brengt dat ook het verzoek tot vergoeding van kosten van rechtsbijstand ten behoeve van de verzoekschriftprocedure moet worden afgewezen. Een dergelijk verzoek moet eveneens worden beoordeeld op gronden van billijkheid. Die ontbreken onder meer indien het verzoeker, bijgestaan door een advocaat, rechtstreeks uit de wet of uit bestendige gepubliceerde jurisprudentie volstrekt duidelijk had moeten zijn dat het verzoek zou worden afgewezen. In casu is hiervan sprake, gelet op de bestendige jurisprudentie van dit hof, die meer recentelijk ook weer is gepubliceerd (zie onder meer Hof Amsterdam 17 februari 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:590 en Hof Amsterdam 12 mei 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1790).
Gelet op het voorgaande zijn geen gronden van billijkheid aanwezig voor toewijzing van het verzoek.

4.Beslissing

De voorzitter:
Wijst het verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de voorzitter van de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, mr. R.D. van Heffen, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 22 december 2017.