ECLI:NL:GHAMS:2017:1792
Gerechtshof Amsterdam
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Verzoek schadevergoeding gewezen verdachte op basis van artikel 89 Sv
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 mei 2017 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding door een gewezen verdachte, die zich beroept op artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, geboren in 1992, had een schadevergoeding van € 3.150,00 aangevraagd wegens schade die hij stelt te hebben geleden als gevolg van zijn voorlopige hechtenis en inverzekeringstelling. De rechtbank had het verzoek eerder afgewezen, maar het hof heeft het hoger beroep van de verzoeker in dit opzicht gedeeltelijk toegewezen.
Het hof oordeelde dat de verzoeker, door zich te beroepen op zijn zwijgrecht, had bijgedragen aan het voortduren van de verdenking en zijn inverzekeringstelling. De rechtbank had overwogen dat het voortduren van de voorlopige hechtenis mede te wijten was aan de proceshouding van de verzoeker. In hoger beroep werd aangevoerd dat het zwijgrecht niet als beletsel voor schadevergoeding mag worden gezien, en dat de voorlopige hechtenis niet voornamelijk aan de verzoeker te wijten was.
Het hof heeft de omstandigheden van de zaak in overweging genomen en geconcludeerd dat, hoewel de strafzaak zonder oplegging van straf of maatregel was geëindigd, er verminderd gronden van billijkheid aanwezig waren om een schadevergoeding toe te kennen. Uiteindelijk heeft het hof besloten om de verzoeker een schadevergoeding van € 1.575,00 toe te kennen, terwijl het overige verzoek werd afgewezen. De beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken tijdens de openbare zitting van het hof.