ECLI:NL:GHAMS:2018:462

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 januari 2018
Publicatiedatum
13 februari 2018
Zaaknummer
001421-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om vergoeding rechtsbijstand in strafzaak met hennepplanten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de afwijzing van een verzoek om vergoeding van rechtsbijstandkosten door de rechtbank Noord-Holland. Appellante, geboren in 1962, had een verzoek ingediend om een vergoeding van € 393,25 uit 's Rijks kas voor kosten die zij had gemaakt in verband met rechtsbijstand in een strafzaak. De strafzaak, waarin ongeveer 95 hennepplanten waren aangetroffen in de woning van haar zoon, was geseponeerd. De rechtbank had het verzoek afgewezen, omdat er volgens haar geen sprake was van een zaak die onmiskenbaar zou hebben geleid tot het niet opleggen van een straf of maatregel indien tot vervolging was overgegaan. Het hof oordeelt dat deze motivering niet in lijn is met de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) met betrekking tot de onschuldpresumptie. Het hof vernietigt de beschikking van de rechtbank, maar wijst het verzoek om vergoeding af. Het hof oordeelt dat appellante op de hoogte was van de hennepkweek en dat de kosten van rechtsbijstand voor haar risico zijn. De beslissing van het hof is gegeven op 19 januari 2018.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Rekestnummer: R 001421-17 (591a Sv HB)
Parketnummer in eerste aanleg: 15-163379-15
Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikking van de raadkamer van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem van 28 augustus 2017 op het verzoekschrift op de voet van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[appellante],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1962,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat,
mr. R.P.M. Kocken, [adres].

1.Inhoud van het verzoek

Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van een vergoeding uit ’s Rijks kas ten bedrage van € 393,25 ter zake van de kosten die verzoekster stelt te hebben gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer.
Het verzoekschrift strekt voorts tot het toekennen van een forfaitaire vergoeding uit ’s Rijks kas ter zake van kosten die verzoekster stelt te hebben gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van het onderhavige verzoek.

2.Procesverloop

Het hoger beroep is op 5 september 2017 ingesteld door verzoekster (hierna: appellante).
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 22 december 2017 de advocaat-generaal en de advocaat van appellante ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Appellante is niet verschenen.

3.Beoordeling van het hoger beroep

Het hoger beroep is tijdig ingesteld.
Het inleidende verzoek is tijdig ingediend.
De strafzaak met voormeld parketnummer is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het dossier volgt dat in en rond de woning van verdachte rond de 95 hennepplanten zijn aangetroffen. Appellante heeft verklaard dat zij wist dat haar zoon in en rond de woning hennep kweekte. De hennep zou voor eigen gebruik zijn van haar zoon en voor haar zelf, als medicinale hennep.
De strafzaak tegen verdachte is geseponeerd.
De rechtbank heeft het verzoek van appellante afgewezen en daartoe mede gemotiveerd dat in casu geen sprake is van een zaak die, indien tot (verdere) vervolging zou zijn overgegaan, onmiskenbaar zou hebben geleid tot het niet opleggen van een straf of maatregel.
Het hof is van oordeel dat deze motivering niet in lijn is met de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) met betrekking tot de onschuldpresumptie en zal de beschikking daarom vernietigen.
Anders dan appellante, acht het hof geen gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van kosten rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak. Appellante wist immers dat in en rond haar woning hennep werd gekweekt en heeft dit zo gelaten. Appellante heeft ook moeten begrijpen dat bij ontdekking van de kwekerij een opsporingsonderzoek zou plaatsvinden waarin zij betrokken zou worden. Onder die omstandigheden is het hof van oordeel dat de kosten van rechtsbijstand gedurende het opsporingsonderzoek voor risico van appellante dienen te blijven.

4.Beslissing

Het hof:
Vernietigt de beschikking waarvan beroep.
Wijst het verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan appellant.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. M.J.A. Plaisier, A.M. Ruige en M. Senden, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 19 januari 2018.