ECLI:NL:RBGEL:2023:2066

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
C/05/403552 / HA ZA 22-201
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing schadevergoedingsvorderingen door tankstationeigenaar jegens Total, geen inhoudelijke beoordeling van mededingingsrechtelijke regels

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 12 april 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een naamloze vennootschap (hierna: eiseres) en een besloten vennootschap (hierna: gedaagde) met betrekking tot een exploitatieovereenkomst voor een tankstation. Eiseres vorderde een verklaring voor recht dat de exploitatieovereenkomst met gedaagde op 31 december 2020 zou eindigen en een veroordeling tot ontruiming van het tankstation. Gedaagde heeft in reconventie vorderingen ingesteld, waaronder schadevergoeding en vergoeding van goodwill voor de shop die door eiseres werd geëxploiteerd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de schadevergoedingsvorderingen van gedaagde stuiten op het gezag van gewijsde, aangezien eerder in geschillen tussen partijen al over de handelaarsprijzen en de mogelijkheid van schadevergoeding was geoordeeld. De rechtbank heeft de vorderingen van gedaagde afgewezen en geoordeeld dat er geen grondslag is voor de vordering tot betaling van goodwill voor de shop, omdat deze deel uitmaakt van de exploitatieovereenkomst. De rechtbank heeft eiseres in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/403552 / HA ZA 22-201
Vonnis van 12 april 2023
in de zaak van
de naamloze vennootschap
[eis in conv/verw in reconv],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.A. van Strijen te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[ged in conv/eis in reconv],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. E.F.A. Linssen-van Rossum te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [eis in conv/verw in reconv] en [ged in conv/eis in reconv] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
[eis in conv/verw in reconv] heeft deze procedure in mei 2020 aanhangig gemaakt bij de kantonrechter te Apeldoorn. Zij heeft een verklaring voor recht gevorderd dat de exploitatieovereenkomst met [ged in conv/eis in reconv] op 31 december 2020 zou eindigen en een veroordeling tot ontruiming van het tankstation gevorderd. [ged in conv/eis in reconv] heeft op haar beurt vorderingen (in reconventie) ingesteld. Partijen hebben eind december 2020 een vaststellingsovereenkomst gesloten waarna [eis in conv/verw in reconv] tijdens de mondelinge behandeling bij de kantonrechter heeft aangevoerd dat de zaak in conventie is afgehandeld. Naar aanleiding van het verzoek van [ged in conv/eis in reconv] om de zaak in reconventie naar de meervoudige kamer van deze rechtbank te verwijzen, heeft de kantonrechter in een vonnis van 11 mei 2022, dat in de zaak in conventie een eindvonnis is, geoordeeld dat de zaak in reconventie ongeschikt is voor behandeling en beslissing door één rechter en de zaak in reconventie verwezen naar een meervoudige kamer voor andere zaken dan kantonzaken van de rechtbank Gelderland.
1.2.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit het tussenvonnis van 13 juli 2022 waarin een mondelinge behandeling is bevolen en het verkorte proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 17 januari 2023 met de daarin genoemde spreekaantekeningen van de advocaten.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [ged in conv/eis in reconv] aangegeven haar reconventionele eis te willen wijzen en heeft daartoe een gewijzigd petitum in de spreekaantekeningen opgenomen. Mede naar aanleiding van het door [eis in conv/verw in reconv] daartegen gemaakte bezwaar, heeft de rechtbank beslist dat de verzochte eiswijziging van [ged in conv/eis in reconv] enkel wordt toegestaan voor zover deze betrekking heeft op de vordering inzake de goodwillwaarde voor de shop. Aanvankelijk werd gevorderd de goodwillwaarde te bepalen en daartoe een deskundige te benoemen. Met de eiswijziging wordt primair gevorderd die waarde vast te stellen conform een namens [ged in conv/eis in reconv] gemaakte berekening en subsidiair deze waarde door een deskundige te laten vaststellen (zie hieronder bij de vorderingen). Voor het overige is beslist dat de eiswijzing van [ged in conv/eis in reconv] niet wordt toegestaan aangezien [eis in conv/verw in reconv] op goede gronden heeft aangevoerd dat het geen geringe eiswijziging op alle onderdelen van het petitum betreft en [ged in conv/eis in reconv] ruimschoots de gelegenheid heeft gehad haar eis in een eerder stadium te wijzigen. Dat [ged in conv/eis in reconv] in deze langlopende procedure met haar eiswijziging heeft gewacht tot de (tweede) mondelinge behandeling is naar het oordeel van de rechtbank wat betreft het geweigerde gedeelte niet verenigbaar met de eisen van een goede procesorde.
1.4.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [ged in conv/eis in reconv] ook een aantal vorderingen laten vervallen. Dit betreft de in 3.3 van het verwijzingsvonnis onder c., e. en f. weergegeven vorderingen.
1.5.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De kern van de zaak

2.1.
De vorderingen die na verwijzing van de zaak door de kantonrechter nog moeten worden behandeld, betreffen de door [ged in conv/eis in reconv] ingestelde vorderingen tot schadevergoeding en een vordering tot vergoeding van goodwill voor de shop die [ged in conv/eis in reconv] heeft geëxploiteerd. Tussen [eis in conv/verw in reconv] en [ged in conv/eis in reconv] is van 1993 tot 1 januari 2021 een exploitatieovereenkomst van kracht geweest. [ged in conv/eis in reconv] is kort samengevat van mening dat [eis in conv/verw in reconv] haar altijd te hoge literprijzen heeft berekend en ten onrechte geen kortingen heeft gegeven waardoor zij op de motorbrandstoffen geen winst kon maken. De schadevergoedingsvorderingen stuiten af op het gezag van gewijsde. De vordering tot betaling van een goodwillvergoeding wordt eveneens afgewezen. Aangezien de geliquideerde proceskosten hoger uitvallen dan de door [eis in conv/verw in reconv] gevorderde werkelijke proceskosten, heeft [eis in conv/verw in reconv] geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van laatstgenoemde vordering en wordt [ged in conv/eis in reconv] veroordeeld in de geliquideerde proceskosten.

3.De feiten

3.1.
[ged in conv/eis in reconv] heeft vanaf 1993 tot begin januari 2021 een tankstation geëxploiteerd aan de [adres tankstation] (hierna: “tankstation [ged in conv/eis in reconv] ” of “het tankstation”). Tankstation [ged in conv/eis in reconv] werd vóór 1993, vanaf 1973 geëxploiteerd door [naam 1] , wijlen de vader van de bestuurder en enig aandeelhouder van [ged in conv/eis in reconv] . [naam 1] heeft in het kader van de Regeling ten aanzien van vergunningen voor benzinestations langs rijkswegen (hierna: de Toewijzingsregeling) in 1973 het recht tot exploitatie van tankstation [ged in conv/eis in reconv] verkregen.
3.2.
Op grond van de Toewijzingsregeling is de vergunning (concessie) voor het tankstation toegewezen aan Esso Nederland B.V. (hierna: “Esso”). Tussen [naam 1] en Esso is een “standaard exploitatiecontract motorbrandstoffen rijkswegen” gesloten, waarvan de tekst tot stand is gekomen in overleg tussen de Staat, de Commissie benzinestations en de BOVAG. [ged in conv/eis in reconv] is in 1993 in de plaats getreden van [naam 1] onder de overeenkomst.
3.3.
Na de veiling van de concessie voor tankstation [ged in conv/eis in reconv] is [eis in conv/verw in reconv] in september 2011 in de rechten en verplichtingen van Esso getreden op grond van artikel 13 van de Wet veiling van bepaalde verkooppunten van motorbrandstoffen (hierna: “de Benzinewet”).
3.4.
Op 5 oktober 2011 is tussen [ged in conv/eis in reconv] en [eis in conv/verw in reconv] opnieuw een “standaard exploitatiecontract motorbrandstoffen rijkswegen” (hierna: “de exploitatieovereenkomst”) gesloten, waarvan de inhoud overeenkwam met de eerdere exploitatieovereenkomst met Esso.
3.5.
In artikel 1 van de exploitatieovereenkomst staat het tankstation (voor zover relevant) gedefinieerd als:
“(…) hierna te noemen “het station”, bestaande uit:
a)
gebouw, luifel en voorterrein (…)”.
3.6.
De verplichting voor [ged in conv/eis in reconv] om uitsluitend van [eis in conv/verw in reconv] motorbrandstoffen af te nemen staat in artikel 4 van de exploitatieovereenkomst. In dat artikel staat ook dat de afname van motorbrandstoffen “tegen handelaarsprijzen” zal plaatsvinden. De exploitatieovereenkomst definieert “handelaarsprijzen” als:
“(…) de prijs waartegen oliemaatschappij ten tijde van levering blijkens zijn prijslijst motorbrandstoffen van dezelfde kwaliteit – in het bevoorradingsgebied waarin het onderhavige station is gesitueerd – algemeen aan gecontracteerde handelaren verkoopt. (…)”
3.7.
In artikel 11 van de exploitatieovereenkomst staat dat de overeenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd en eindigt:
“(…) zonder dat oliemaatschappij tot betaling van enige schadevergoeding jegens handelaar gehouden is (…)”.
3.8.
[ged in conv/eis in reconv] heeft in het tankstation een shop geëxploiteerd (hierna: “de shop”).
3.9.
[eis in conv/verw in reconv] verleent aan sommige tankstations kortingen op haar handelaarsprijs. [ged in conv/eis in reconv] heeft die kortingen niet ontvangen.
3.10.
Tussen enerzijds Esso en (haar rechtsopvolgster) [eis in conv/verw in reconv] en anderzijds [ged in conv/eis in reconv] zijn meerdere procedures gevoerd bij verschillende gerechtelijke instanties. In deze procedures zijn onder meer de door Esso en [eis in conv/verw in reconv] gehanteerde handelaarsprijzen aan de orde gekomen. [ged in conv/eis in reconv] heeft in die procedures onder meer aangevoerd dat [eis in conv/verw in reconv] te hoge handelaarsprijzen in rekening heeft gebracht voor de door haar geleverde motorbrandstoffen. [ged in conv/eis in reconv] heeft ook aangevoerd dat Esso en [eis in conv/verw in reconv] het haar onmogelijk hebben gemaakt om met de verkoop van motorbrandstoffen een rendabele onderneming te drijven. Daarmee hebben Esso en [eis in conv/verw in reconv] volgens [ged in conv/eis in reconv] , onder andere, onrechtmatig gehandeld.
3.11.
Tussen Esso en [ged in conv/eis in reconv] zijn de volgende uitspraken gewezen:
Rechtbank Zutphen 6 juni 2012 (ECLI:NL:RBZUT:2012:BW9343);
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 24 juni 2014 (ECLI:NL:GHARL:2014:5022);
Hoge Raad 1 april 2016 (ECLI:NL:HR:2016:532);
Rechtbank Zeeland-West-Brabant 26 juli 2017 (ECLI:NL:RBZWB:2017:5771);
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 13 augustus 2019 (ECLI:NL:GHSHE:2019:3020);
Hoge Raad 29 januari 2021 (ECLI:NL:HR:2021:151).
3.12.
Tussen [eis in conv/verw in reconv] en [ged in conv/eis in reconv] zijn de volgende uitspraken gewezen:
Rechtbank Den Haag 26 augustus 2014 (rolnummer 2496276 RL EXPL 13-33606);
Rechtbank Den Haag 18 september 2017 (rolnummer idem i);
Gerechtshof Den Haag 7 mei 2019 (ECLI:NL:GHDHA:2019:1526);
Hoge Raad 29 januari 2021 (ECLI:NL:HR:2021:144).
3.13.
In de beide arresten van de Hoge Raad in de zaak [ged in conv/eis in reconv] /Esso en in het arrest van de Hoge Raad in de zaak [ged in conv/eis in reconv] / [eis in conv/verw in reconv] is het door [ged in conv/eis in reconv] ingestelde cassatieberoep met toepassing van art. 81 lid 1 RO verworpen.
3.14.
Op 23 december 2020 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten (hierna: “de vaststellingsovereenkomst”). In de vaststellingsovereenkomst staat kort gezegd dat de exploitatieovereenkomst na 31 december 2020 zal eindigen. Nadien heeft [ged in conv/eis in reconv] het tankstation en de shop ontruimd en verlaten en heeft zij de exploitatie daarvan gestaakt.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[ged in conv/eis in reconv] vordert in reconventie, na wijziging en vermindering van eis, dat de rechtbank voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [eis in conv/verw in reconv] veroordeelt tot betaling aan [ged in conv/eis in reconv] van een bedrag ter grootte van de door [ged in conv/eis in reconv] op de verkoop van motorbrandstoffen geleden verliezen per jaar of deel van een jaar dat [eis in conv/verw in reconv] aan [ged in conv/eis in reconv] motorbrandstoffen heeft geleverd, in totaal
€ 1.897.518,-, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, en daartoe een deskundige benoemt;
II. een deskundige benoemt ter vaststelling van de aan [ged in conv/eis in reconv] te vergoeden schade wegens het mislopen van een redelijk inkomen (het nettoresultaat na aftrek van kosten) voor de exploitant ( [exploitant] ), vermeerderd met de wettelijke rente;
III.
primair:een bedrag bepaalt voor de door [eis in conv/verw in reconv] aan [ged in conv/eis in reconv] te betalen goodwillwaarde voor de shop, in overeenstemming met de berekening van de heer [naam 2] , zoals overgelegd bij akte, en vermeerderd met de wettelijke rente,
subsidiair:een deskundige benoemt – tegen gedeelde kosten – ter vaststelling van de goodwillwaarde;
IV. [eis in conv/verw in reconv] veroordeelt in de kosten van de procedure, inclusief de eventuele nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
4.2.
Ter onderbouwing van haar vorderingen stelt [ged in conv/eis in reconv] het volgende. [eis in conv/verw in reconv] is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de exploitatieovereenkomst omdat [ged in conv/eis in reconv] verliezen op de verkoop van motorbrandstoffen heeft gemaakt terwijl het doel van de standaard exploitatieovereenkomst was om de aangewezen gedupeerde exploitant te compenseren. [eis in conv/verw in reconv] heeft haar verplichtingen jegens [ged in conv/eis in reconv] geschonden door veel te hoge prijzen in rekening te brengen, door [ged in conv/eis in reconv] uit te sluiten van de aan andere exploitanten aangeboden kortingen en door ieder redelijk overleg daarover te weigeren. [eis in conv/verw in reconv] heeft daarnaast onrechtmatig gehandeld door het in strijd met artikel 101 onder a VWEU jo artikel 6 lid 2 Mededingingswet (verticale prijsbinding) beperken van een eigen prijsbeleid c.q. door het opleggen van een minimumprijs aan [ged in conv/eis in reconv] . [ged in conv/eis in reconv] legt hieraan de volgende stellingen ten grondslag. [eis in conv/verw in reconv] heeft misbruik gemaakt van de exclusieve afnameverplichting van [ged in conv/eis in reconv] jegens haar door structureel te hoge prijzen te vragen. [eis in conv/verw in reconv] onthield aan [ged in conv/eis in reconv] kortingen die zij wel verleende aan andere wederverkopers en voerde daarmee een discriminerend prijsbeleid. Door het kortingenbeleid van [eis in conv/verw in reconv] gold de vrije consumentenadviesprijs die [eis in conv/verw in reconv] hanteerde voor [ged in conv/eis in reconv] feitelijk als een opgelegde (en daarmee verboden) minimumprijs. [eis in conv/verw in reconv] heeft daarmee de vrije prijsvorming door [ged in conv/eis in reconv] gefrustreerd. De beperking van de mogelijkheid voor [ged in conv/eis in reconv] tot het vaststellen van een eigen reële verkoopprijs geldt als verboden gedraging. [ged in conv/eis in reconv] heeft door deze toerekenbare tekortkoming en/of onrechtmatige daad van [eis in conv/verw in reconv] schade geleden. Deze schade bestaat uit de tussen 5 oktober 2011 en 31 december 2020 gemaakte verliezen op de motorbrandstoffen en het gemiste redelijke inkomen van de bestuurder van [ged in conv/eis in reconv] . Voor deze schade is [eis in conv/verw in reconv] aansprakelijk. Vordering III (de goodwillvergoeding voor de shop) is gebaseerd op ongerechtvaardigde verrijking in de zin van artikel 6:212 BW. [ged in conv/eis in reconv] stelt dat [eis in conv/verw in reconv] ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van [ged in conv/eis in reconv] doordat [eis in conv/verw in reconv] geen vergoeding heeft betaald voor de goed lopende shop waarin [ged in conv/eis in reconv] flink heeft geïnvesteerd over de jaren.
4.3.
Voor zover de rechtbank (vooralsnog) van oordeel is dat de wijze van uitvoering door [eis in conv/verw in reconv] van de door haar voortgezette exploitatieovereenkomst niet in strijd is met de nationale en Europese mededingingsregels, verzoekt [ged in conv/eis in reconv] de rechtbank de volgende prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJEU):
Is het een leverancier van motorbrandstoffen toegestaan een wederverkoper, met wie een langdurig exclusief afnamecontract is gesloten, kortingen te onthouden op een algemeen geldende handelaarsprijs voor contractproducten, die de wederverkoper niet tegen billijke voorwaarden bij andere leveranciers ingevolge het exclusieve afnamecontract mag betrekken, terwijl die kortingen wel aan andere wederverkopers in dezelfde distributiefase worden aangeboden?
Geldt het ter beschikking stellen van een motorbrandstoffenstation ingevolge het
exclusieve afnamecontract als een zakelijke rechtvaardiging aan te merken reden voor het aldus gevoerde discriminerende prijsbeleid door het selectief aanbieden van kortingen op de algemeen geldende handelaarsprijs voor de overeengekomen contractgoederen?
4.4.
[eis in conv/verw in reconv] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [ged in conv/eis in reconv] , althans tot afwijzing van haar vorderingen, met veroordeling van [ged in conv/eis in reconv] in de volledige proceskosten van [eis in conv/verw in reconv] , aan de zijde van [eis in conv/verw in reconv] begroot op een bedrag van € 7.500,- althans een door de rechtbank vast te stellen bedrag, plus de nakosten, een en ander vermeerderd met rente. Het gezag van gewijsde staat eraan in de weg dat [ged in conv/eis in reconv] haar vorderingen I en II opnieuw ter beoordeling aan de rechtbank voorlegt. Mocht hier al anders over gedacht worden, dan geldt dat [eis in conv/verw in reconv] de exploitatieovereenkomst deugdelijk is nagekomen, dat van onrechtmatig handelen geen sprake is en dat de hoogte van de gestelde schade wordt betwist. Volgens [eis in conv/verw in reconv] zijn de voorgestelde prejudiciële vragen niet relevant voor deze rechtszaak omdat deze zijn gebaseerd op onjuiste aannames en stellingen waarvan in de eerdere procedures al is geoordeeld dat deze niet juist zijn. Voor het betalen van goodwill voor de shop door [eis in conv/verw in reconv] ontbreekt een grondslag. Daarbij komt dat de vorderingen van [ged in conv/eis in reconv] zijn verjaard en dat [ged in conv/eis in reconv] haar rechten heeft verwerkt of afstand van recht heeft gedaan. [ged in conv/eis in reconv] maakt misbruik van recht door deze procedure aanhangig te maken en dient om die reden te worden veroordeeld in de werkelijke proceskosten, aldus [eis in conv/verw in reconv] .

5.De verdere beoordeling

schadevergoedingsvorderingen

5.1.
[ged in conv/eis in reconv] vordert schadevergoeding wegens op de verkoop van motorbrandstoffen geleden verliezen in de periode dat [eis in conv/verw in reconv] aan [ged in conv/eis in reconv] motorbrandstoffen heeft geleverd en schadevergoeding wegens het mislopen van een redelijk inkomen (het nettoresultaat na aftrek van kosten) voor de exploitant ( [exploitant] ). Aangezien [exploitant] in deze procedure geen partij is, neemt de rechtbank aan dat bedoeld zal zijn: schadevergoeding bestaande uit door [ged in conv/eis in reconv] misgelopen winst (waardoor de bestuurder van [ged in conv/eis in reconv] geen redelijk inkomen heeft genoten). De rechtbank zal hier vooralsnog niet nader op ingaan en eerst bezien of zij toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de vorderingen, gelet op het door [eis in conv/verw in reconv] gevoerde verweer dat het gezag van gewijsde zich daartegen verzet. Duidelijk is wel dat de vorderingen tot schadevergoeding van [ged in conv/eis in reconv] zijn gebaseerd op een gestelde toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de exploitatieovereenkomst, dan wel op onrechtmatig handelen van [eis in conv/verw in reconv] jegens [ged in conv/eis in reconv] .
gezag van gewijsde
5.2.
[eis in conv/verw in reconv] voert verweer door zich te beroepen op het gezag van gewijsde van eerder in geschillen tussen haar (respectievelijk haar rechtsvoorgangster Esso) en [ged in conv/eis in reconv] gewezen rechterlijke uitspraken. Zij stelt dat deze procedures dezelfde rechtsbetrekking tot onderwerp hebben, namelijk de exploitatieovereenkomst, en dat ook in de vorige procedures is getwist over de handelaarsprijs, marges, en de mogelijke onrechtmatigheid ervan. Ook daar ging het om het rendement dat [ged in conv/eis in reconv] al dan niet heeft kunnen maken en de vrijheid van [ged in conv/eis in reconv] om zelf haar prijs te bepalen, aldus [eis in conv/verw in reconv] . De Conclusie van [naam 3] in de zaak [ged in conv/eis in reconv] / [eis in conv/verw in reconv] [1] geeft een goed beeld van de standpunten en oordelen in de eerdere procedures en daar verwijst [eis in conv/verw in reconv] uitdrukkelijk naar. Meer concreet verwijst [eis in conv/verw in reconv] naar het in de zaak [ged in conv/eis in reconv] / [eis in conv/verw in reconv] gewezen arrest van het Hof Den Haag van 7 mei 2019. [2]
5.3.
Voor een geslaagd beroep op het gezag van gewijsde is voldoende dat in de procedures dezelfde rechtsbetrekking in geschil is, ongeacht welke vorderingen uit hoofde van die rechtsbetrekking geldend worden gemaakt. Het gaat erom of de beslissing in de eerste procedure in de weg staat aan een nieuw oordeel over de rechtsbetrekking, in die zin dat dit nieuwe oordeel zou kunnen leiden tot een uitspraak die zich naar zijn uitkomst niet met de eerdere uitspraak verdraagt. [3]
5.4.
Het antwoord op de vraag of in het eerdere geding sprake is geweest van beslissingen aangaande een geschilpunt dat dezelfde rechtsbetrekking betreft als in het andere geding, is afhankelijk van de grondslag van de vordering of het verweer, het processuele debat en de gegeven beslissingen. Dat vergt uitleg van de in de eerdere procedure gedane uitspraak mede in het licht van de gedingstukken waarop die uitspraak berust. Feiten en bewijsmiddelen die in de eerdere procedure niet ter staving van de gestelde grondslag zijn aangevoerd, kunnen in een ander geding niet alsnog in het kader van dezelfde grondslag aan de vordering ten grondslag worden gelegd. Het gezag van gewijsde kan evenwel niet eraan in de weg staan dat in een ander geding dezelfde of een soortgelijke vordering wordt ingesteld op basis van een andere grondslag, waarover de rechter zich nog niet heeft uitgelaten. Het gezag van gewijsde is overigens niet beperkt tot beslissingen die in het dictum van het vonnis staan, maar strekt zich uit tot de overwegingen die de beslissing dragen.
5.5.
De rechtbank stelt vast dat in eerdere procedures tussen partijen en ook in de procedures tussen [ged in conv/eis in reconv] en Esso het prijsbeleid aan de orde is gekomen. Zo heeft [ged in conv/eis in reconv] zich in de procedure tegen Esso die heeft geleid tot het arrest van de Hoge Raad van 1 april 2016 (zie hiervoor onder 3.11) op het standpunt gesteld dat Esso op grond van de exploitatieovereenkomst aan [ged in conv/eis in reconv] motorbrandstoffen had moeten leveren tegen dezelfde prijs als waartegen zij deze had geleverd aan een ander tankstation dat, anders dan [ged in conv/eis in reconv] , kortingen ontving. Deze door [ged in conv/eis in reconv] voorgestane uitleg van het begrip ‘handelaarsprijs’ in de exploitatieovereenkomst is door de rechtbank Zutphen en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden niet gevolgd. In zijn arrest van 7 mei 2019 heeft het gerechtshof Den Haag onder de feiten het geschil dat in deze eerdere procedures voorlag en hoe daarover is beslist als volgt samengevat:
19. [eis in conv/verw in reconv] , en voorheen Esso, brengen/brachten aan [ged in conv/eis in reconv] voor [ged in conv/eis in reconv] de inkoopprijzen vermeld op de landelijke prijslijst in rekening. [naam 4] kreeg kortingen op deze inkoopprijzen.
20. In een procedure tussen Esso en [ged in conv/eis in reconv] voor de rechtbank Zutphen heeft [ged in conv/eis in reconv] - voor zover hier relevant - gevorderd dat Esso haar onverschuldigd betaalde bedragen terugbetaalt omdat Esso, volgens [ged in conv/eis in reconv] , op grond van artikel 4 van het tussen hen geldende exploitatiecontract gehouden was om aan [ged in conv/eis in reconv] motorbrandstoffen te leveren tegen dezelfde prijs als waartegen zij in de periode 1992 tot december 2011 brandstoffen had geleverd aan tankstation [naam 4] . De rechtbank Zutphen heeft bij vonnis van 6 juni 2012 de vordering van [ged in conv/eis in reconv] vordering afgewezen op grond van rechtsverwerking.
21. In het daaropvolgend hoger beroep heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bij arrest van 24 juni 2014 (zaaknummer: 200.113.668; ECLI:NL:GHARL:2014:5022, niet gepubliceerd op rechtspraak.nl) geoordeeld dat de door [ged in conv/eis in reconv] voorgestane uitleg van het begrip “handelaarsprijs” in artikel 4 van het exploitatiecontract (te weten: [eis in conv/verw in reconv] moet aan [ged in conv/eis in reconv] motorbrandstoffen leveren tegen dezelfde prijs waarvoor zij levert aan tankstation [naam 4] ) niet kan worden gevolgd, en zij heeft het vonnis van de rechtbank Zutphen daarop bekrachtigd. (…)
22. Op 1 april 2016 heeft de Hoge Raad het door [ged in conv/eis in reconv] ingestelde cassatieberoep tegen het hiervoor aangehaalde arrest verworpen onder verwijzing naar artikel 81 lid 1 RO (ECLI:NL:HR:2016:532).
5.6.
In de procedure tussen [ged in conv/eis in reconv] en [eis in conv/verw in reconv] bij de rechtbank Den Haag (zie hiervoor onder 3.12) ging het wederom over de in rekening gebrachte handelaarsprijs en het onthouden van kortingen aan [ged in conv/eis in reconv] , en vorderde [ged in conv/eis in reconv] dat de kantonrechter:
( a) voor recht verklaart dat de uitleg van het begrip “handelaarsprijs” zoals genoemd in artikel 4 van het exploitatiecontract een resultaat hoort te zijn van onderhandelingen met de exploitant en niet eenzijdig door de oliemaatschappij aan [ged in conv/eis in reconv] kan worden opgelegd;
( b) voor recht verklaart dat [eis in conv/verw in reconv] jegens [ged in conv/eis in reconv] onrechtmatig handelt door het eenzijdig opleggen van een veel te hoge handelaarsprijs aan een - gedupeerde - handelaar en het aanhoudend weigeren om in onderhandeling te treden, hetgeen ook op zichzelf in strijd is met de zorgvuldigheid die een - langdurig exclusieve - leverancier als [eis in conv/verw in reconv] jegens [ged in conv/eis in reconv] in acht moet nemen, alsmede door het hanteren van ongelijke voorwaarden (onthouden van kortingen aan [ged in conv/eis in reconv] ) aan exploitanten in de regio en daarmee feitelijk een discriminerend prijsbeleid op te leggen aan [ged in conv/eis in reconv] , waarmee een vrije concurrentie wordt belemmerd, ten gevolge van welke onrechtmatige gedragingen [ged in conv/eis in reconv] schade lijdt die voor vergoeding in aanmerking komt op grond van artikel 6:162 BW;
( c) bepaalt dat [eis in conv/verw in reconv] aan [ged in conv/eis in reconv] dient te vergoeden de schade die [ged in conv/eis in reconv] heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van dat onrechtmatig handelen, op te maken bij staat dan wel voor zover mogelijk vast te stellen volgens een door de rechter te bepalen wijze, bijvoorbeeld door aanwijzing van een deskundige.
5.7.
Niet in geschil is dat het arrest van het Hof Den Haag van 7 mei 2019, dat is gewezen tussen [ged in conv/eis in reconv] en [eis in conv/verw in reconv] , in kracht van gewijsde is gegaan en dat de beslissingen gezag van gewijsde hebben. In dit arrest is reeds geoordeeld over de verplichtingen van [eis in conv/verw in reconv] uit hoofde van de exploitatieovereenkomst, en dan met name de door [ged in conv/eis in reconv] bepleite uitleg van artikel 4 inhoudende dat [eis in conv/verw in reconv] met [ged in conv/eis in reconv] over de handelaarsprijs moet onderhandelen en daarin is tekortgeschoten jegens [ged in conv/eis in reconv] . Daartoe wordt verwezen naar
r.o. 34:
34. De door [ged in conv/eis in reconv] bepleite uitleg dat [eis in conv/verw in reconv] met [ged in conv/eis in reconv] over de handelaarsprijs moet onderhandelen valt niet te rijmen met de bewoordingen van artikel 4. Evenmin valt daarvoor steun te vinden in de rest van het exploitatiecontract, ook niet indien dat contract wordt bezien in samenhang met de aan het exploitatiecontract ten grondslag liggende Toewijzingsregeling. Zelfs als zou juist zijn - zoals [ged in conv/eis in reconv] beweert - dat de bedoeling van de Toewijzingsregeling destijds was dat toegewezen exploitanten (in beginsel) in staat moesten worden gesteld om tot een rendabele verkoop van brandstoffen te kunnen komen, dan nog valt niet in te zien hoe daaruit voortvloeit dat artikel 4 van het exploitatiecontract zo moet worden uitgelegd dat [eis in conv/verw in reconv] met [ged in conv/eis in reconv] over de handelaarsprijs moet onderhandelen. Voor zover [ged in conv/eis in reconv] heeft bedoeld te betogen dat het hof Arnhem-Leeuwarden reeds heeft geoordeeld dat artikel 4 moet worden uitgelegd op de door [ged in conv/eis in reconv] voorgestane wijze, geldt dat dit niet opgaat: in r.o. 4.13 van dat arrest valt dat niet te lezen.
5.8.
Ook oordeelde het Hof Den Haag in datzelfde arrest over de door [ged in conv/eis in reconv] gestelde onrechtmatigheid van de prijsstelling door [eis in conv/verw in reconv] , waarbij het debat over verleende kortingen aan verschillende benzinestations en niet aan [ged in conv/eis in reconv] , uitdrukkelijk is gevoerd. In dit verband wordt verwezen naar r.o. 35 en 36:
35. Bij grief 4 heeft [ged in conv/eis in reconv] aangevoerd dat [eis in conv/verw in reconv] onrechtmatig handelt door structureel inkoopprijzen in rekening te brengen waarmee voor [ged in conv/eis in reconv] geen positief rendement valt te halen op de verkoop van brandstoffen, de opbrengsten van de shop niet meegerekend.
36. Het hof stelt voorop dat als er (veronderstellenderwijs) van uit wordt gegaan dat de verkoop van brandstoffen, exclusief shop-opbrengsten, voor [ged in conv/eis in reconv] geen winst oplevert, dit enkele feit nog niet betekent dat [eis in conv/verw in reconv] onrechtmatig handelt door aan [ged in conv/eis in reconv] de inkoopprijzen in rekening te brengen zoals zij doet, te weten de inkoopprijzen die zijn vermeld op de door [eis in conv/verw in reconv] vastgestelde landelijke standaardprijslijst (zonder kortingen). Het is aan [ged in conv/eis in reconv] om aanvullend voldoende zwaarwegende feiten en omstandigheden aan te voeren die de conclusie kunnen dragen dat [eis in conv/verw in reconv] hiermee onrechtmatig handelt jegens [ged in conv/eis in reconv] . Dat heeft [ged in conv/eis in reconv] niet gedaan. Dat [eis in conv/verw in reconv] aan sommige andere benzinestations wel kortingen op de inkoopprijs verleent en aan [ged in conv/eis in reconv] niet, is in dit verband onvoldoende. [eis in conv/verw in reconv] heeft immers aangevoerd dat de kortingen worden verleend aan benzinestations die in relevante opzichten een andere positie hebben dan [ged in conv/eis in reconv] . Het gaat met name om DODO-benzinestations die - anders dan bij [ged in conv/eis in reconv] - ook de (economische) eigendom van het station in handen hebben. Deze DODO-stations krijgen korting omdat [eis in conv/verw in reconv] daarvoor geen of in ieder geval minder kosten (investeringen, onderhoudskosten) hoeft te maken dan bij een station waarbij zij wel de economische eigendom heeft terwijl de exploitant ( [ged in conv/eis in reconv] ) slechts een relatief lage exploitatievergoeding betaalt. Hiertegenover heeft [ged in conv/eis in reconv] onvoldoende nader aangevoerd ter onderbouwing van haar stelling dat [eis in conv/verw in reconv] onrechtmatig handelt door niet ook aan haar kortingen te verlenen. De omstandigheid dat [eis in conv/verw in reconv] op grond van het exploitatiecontract een langdurige exclusieve leverancier van [ged in conv/eis in reconv] is, is evenmin voldoende ter onderbouwing van de stelling dat [eis in conv/verw in reconv] onrechtmatig handelt door de op de landelijke prijslijst vermelde inkoopprijzen aan [ged in conv/eis in reconv] in rekening te brengen. De conclusie is dat ook deze grief faalt en dat de vorderingen (b) en (c) moeten worden afgewezen.
5.9.
De vorderingen I en II van [ged in conv/eis in reconv] in deze procedure zijn naar de kern genomen dezelfde als die in de eerdere procedure zijn ingesteld en zijn gebaseerd op dezelfde rechtsbetrekking die ook in de eerdere procedure in geschil was. De vorderingen van [ged in conv/eis in reconv] strekken in beide procedures tot aantasting van de wijze waarop [eis in conv/verw in reconv] uitvoering heeft gegeven aan de exploitatieovereenkomst en zijn gebaseerd op de stelling dat [eis in conv/verw in reconv] niet was gerechtigd om aan [ged in conv/eis in reconv] de inkoopprijzen in rekening te brengen zoals zij deed, dat zij [ged in conv/eis in reconv] kortingen had moeten geven en daarover met [ged in conv/eis in reconv] in onderhandeling had moeten treden. De door [ged in conv/eis in reconv] verlangde uitspraak, inhoudende dat [eis in conv/verw in reconv] jegens haar toerekenbaar is tekortgeschoten door te hoge literprijzen in rekening te brengen hetgeen ertoe leidde dat zij geen rendabele omzet kon realiseren met de motorbrandstoffen, is niet verenigbaar met het arrest van het Hof Den Haag waarin is geoordeeld dat [eis in conv/verw in reconv] daartoe was gerechtigd en dat de Toewijzingsregeling daar niet aan in de weg stond. Aan die beslissing komt gezag van gewijsde toe.
5.10.
De door [ged in conv/eis in reconv] verlangde uitspraak inhoudende dat [eis in conv/verw in reconv] jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld doordat de wijze van uitvoering door [eis in conv/verw in reconv] van de exploitatieovereenkomst in strijd is met (Europese en nationale) mededingingsregels, is evenmin verenigbaar met het arrest van het Hof Den Haag. De handelingen die de gestelde strijdigheid met het mededingingsrecht en daarmee volgens [eis in conv/verw in reconv] tevens de onrechtmatigheid jegens [ged in conv/eis in reconv] veroorzaken, betreffen geen nieuwe feiten. De verweten gedragingen zien op dezelfde reeds besliste rechtsbetrekking. De juridische grondslag die aan de vorderingen ten grondslag wordt gelegd is in beide procedures bovendien dezelfde (onrechtmatige daad). Ook de overige elementen die [ged in conv/eis in reconv] in dit kader aan haar vordering ten grondslag legt (kort gezegd: haar stellingen met betrekking tot het niet kunnen maken van winst, prijsdiscriminatie tussen CODO en DODO-benzinestations en de op grond van de exploitatieovereenkomst geldende langdurige exclusieve afnameverplichting van [ged in conv/eis in reconv] ) zijn al in het oordeel van het Hof Den Haag betrokken. In deze procedure heeft [ged in conv/eis in reconv] slechts een nieuwe geschonden norm aangevoerd ten aanzien van dezelfde reeds besliste rechtsbetrekking. Anders dan [ged in conv/eis in reconv] , is de rechtbank dan ook van oordeel dat het mededingingsrecht geen nieuwe feitelijke grondslag behelst. Daar komt bij dat een beroep op de mededingingsrechtelijke regels in de eerdere procedure reeds, al dan niet in de sleutel van onrechtmatige daad, had kunnen worden gedaan aangezien deze regels toen al geruime tijd van kracht waren. De conclusie is dat het in deze procedure, al dan niet impliciet, zowel over dezelfde feitelijke als over dezelfde juridische grondslag gaat, en dat het dezelfde rechtsbetrekking betreft als in het eerder in drie instanties tussen dezelfde partijen gevoerde geding.
5.11.
Het voorgaande leidt dan ook tot de slotsom dat de rechtbank van oordeel is dat aan [eis in conv/verw in reconv] voor wat betreft de eerste twee vorderingen een geslaagd beroep op het gezag van gewijsde toekomt. Dat brengt mee dat de vorderingen I en II zullen worden afgewezen. De overige verweren van [eis in conv/verw in reconv] tegen deze vorderingen behoeven gelet hierop niet meer te worden behandeld.
prejudiciële vragen
5.12.
[ged in conv/eis in reconv] verzoekt de rechtbank prejudiciële vragen stellen aan het HvJEU. Een rechterlijke instantie is op grond van artikel 267 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: “VWEU”) niet verplicht om een vraag op verzoek van een partij voor te leggen aan het HvJEU. Een rechterlijke instantie kan het HvJEU verzoeken om over een vraag uitspraak te doen indien zij een beslissing op dit punt noodzakelijk acht voor het wijzen van haar vonnis.
5.13.
Ter onderbouwing van haar verzoek heeft [ged in conv/eis in reconv] kort gezegd aangevoerd dat over een geval zoals in deze zaak aan de orde is, nog niet eerder is beslist door een rechterlijke instantie. Daarbij heeft [ged in conv/eis in reconv] onder meer gewezen op de rechtsontwikkeling in het Europees mededingingsrecht gedurende de looptijd van de overeenkomst met Esso. Volgens [ged in conv/eis in reconv] moet eerst duidelijk worden hoe het HvJEU oordeelt over de vraag of het selectief onthouden van kortingen op de door Esso en [eis in conv/verw in reconv] gehanteerde handelaarsprijs in strijd is met het Europese mededingingsrecht. Volgens [ged in conv/eis in reconv] heeft [eis in conv/verw in reconv] met haar kortingenbeleid de vrije prijsvorming belemmerd en verboden vaste- of minimumprijzen opgelegd. [ged in conv/eis in reconv] heeft aangevoerd dat de onrechtmatigheid van het kortingenbeleid van [eis in conv/verw in reconv] vaststaat indien dit naar het oordeel van het HvJEU in strijd is met het mededingingsrecht.
5.14.
De rechtbank zal in deze zaak geen prejudiciële vragen stellen aan het HvJEU. Gelet op het feit dat het beroep van [eis in conv/verw in reconv] op het gezag van gewijsde slaagt en de vorderingen I en II daarop afstuiten, heeft zij de antwoorden op de door [ged in conv/eis in reconv] geformuleerde vragen niet nodig voor het wijzen van het vonnis. Het enkele feit dat een bepaalde casus (kennelijk) nog niet eerder zou zijn getoetst aan het Europese mededingingsrecht, maakt dit niet anders.
goodwill shop
5.15.
[ged in conv/eis in reconv] vordert dat [eis in conv/verw in reconv] haar een vergoeding betaalt voor de goodwill van de shop. [ged in conv/eis in reconv] heeft aan deze vordering ten grondslag gelegd dat [eis in conv/verw in reconv] ten koste van haar ongerechtvaardigd is verrijkt. Ter onderbouwing heeft [ged in conv/eis in reconv] aangevoerd dat de shop geen onderdeel heeft uitgemaakt van de exploitatieovereenkomst aangezien die overeenkomst alleen betrekking heeft op de levering van motorbrandstoffen. De inrichting van de shop heeft volgens [ged in conv/eis in reconv] ook geen deel uitgemaakt van de veiling waarbij [eis in conv/verw in reconv] het tankstation heeft verworven. Evenmin heeft de goodwill voor de shop onderdeel uitgemaakt van de vaststellingsovereenkomst, aldus [ged in conv/eis in reconv] , aangezien daarin enkel een bedrag is opgenomen voor de inventaris van de shop. Ook heeft [ged in conv/eis in reconv] aangevoerd dat zij in de opbouw van de shop heeft geïnvesteerd, onder meer door de aanschaf van koelvitrines, een keuken en koffieautomaten. Volgens [ged in conv/eis in reconv] was zij tot die investeringen genoodzaakt aangezien [eis in conv/verw in reconv] het haar onmogelijk heeft gemaakt om uitsluitend met de verkoop van motorbrandstoffen een rendabele onderneming te drijven. [eis in conv/verw in reconv] is zonder rechtsgrond verrijkt ten koste van [ged in conv/eis in reconv] doordat zij na het eindigen van de exploitatieovereenkomst profijt trekt van de goodwill die [ged in conv/eis in reconv] met de shop heeft gecreëerd. Volgens [ged in conv/eis in reconv] dient [eis in conv/verw in reconv] haar schade te vergoeden tot het bedrag waarvoor [eis in conv/verw in reconv] verrijkt is. Verder heeft [ged in conv/eis in reconv] betoogd dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn indien zij geen vergoeding van [eis in conv/verw in reconv] ontvangt voor de goodwillwaarde van de shop en dat [eis in conv/verw in reconv] zich daarom niet kan beroepen op artikel 11 van de exploitatieovereenkomst. [eis in conv/verw in reconv] kan de shop immers nog jaren voortzetten met het door [ged in conv/eis in reconv] opgebouwde klantenbestand, aldus [ged in conv/eis in reconv] .
5.16.
[eis in conv/verw in reconv] heeft weersproken dat zij gehouden is tot betaling van goodwillwaarde voor de shop. Volgens [eis in conv/verw in reconv] behoort de shop tot het tankstation en dus tot het gehuurde op grond van de exploitatieovereenkomst. [eis in conv/verw in reconv] heeft zich daarbij beroepen op artikel 16 lid 8 Benzinewet en op artikel 11 van de exploitatieovereenkomst. Daaruit volgt dat de exploitatieovereenkomst eindigt zonder dat daarbij een aanspraak op schadevergoeding kan ontstaan, aldus [eis in conv/verw in reconv] . Volgens [eis in conv/verw in reconv] kan dus geen sprake zijn van ongerechtvaardigde verrijking. Evenmin is het volgens [eis in conv/verw in reconv] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat zij de shop kan voortzetten zonder dat er een vergoeding aan [ged in conv/eis in reconv] hoeft te worden betaald voor de goodwill van de shop. Daarbij heeft [eis in conv/verw in reconv] onder andere erop gewezen dat [ged in conv/eis in reconv] de shop circa vijftig jaar heeft kunnen exploiteren en dat [ged in conv/eis in reconv] ruim de tijd heeft gehad om eventuele investeringen in de shop terug te verdienen.
5.17.
De rechtbank oordeelt dat voor deze vordering van [ged in conv/eis in reconv] een grondslag ontbreekt. Dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking aan de zijde van [eis in conv/verw in reconv] ten koste van [ged in conv/eis in reconv] is niet gebleken. In artikel 11 van de exploitatieovereenkomst staat dat deze eindigt zonder dat [eis in conv/verw in reconv] gehouden is tot het betalen van enige schadevergoeding aan [ged in conv/eis in reconv] . Dat artikel staat er reeds aan in de weg dat [eis in conv/verw in reconv] ongerechtvaardigd is verrijkt; partijen hebben immers contractuele afspraken gemaakt die elke verschuldigdheid van schadevergoeding uitsluiten. [ged in conv/eis in reconv] heeft aangevoerd dat de shop geen deel uitmaakt van de exploitatieovereenkomst maar daarin wordt zij niet gevolgd. In artikel 1 van de exploitatieovereenkomst staat immers dat het tankstation bestaat uit het gebouw, een luifel en een voorterrein. Vast staat dat de shop zich in het gebouw bevond en dat [ged in conv/eis in reconv] de shop daar, met medeweten van [eis in conv/verw in reconv] , gedurende vele jaren heeft geëxploiteerd. De shop moet dan ook worden geacht deel uit te maken van de exploitatieovereenkomst.
5.18.
Voor zover [ged in conv/eis in reconv] heeft willen betogen dat het door [eis in conv/verw in reconv] gedane beroep op artikel 11 van de exploitatieovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (artikel 6: 248 lid 2 BW), geldt het volgende. Of de redelijkheid en billijkheid aan een beroep op een contractueel beding in de weg staan, hangt af van diverse omstandigheden, zoals de aard en inhoud van de overeenkomst, de positie en de onderlinge verhoudingen van partijen, de totstandkoming van het beding en de mate waarin een partij zich bij het aangaan van de overeenkomst van de strekking van dat beding bewust is geweest. De formulering ‘naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar’ brengt tot uitdrukking dat de rechter bij de toepassing van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid terughoudend moet zijn. [ged in conv/eis in reconv] heeft onder meer aangevoerd dat zij zich genoodzaakt zag om fors te investeren in de shop omdat [eis in conv/verw in reconv] het haar onmogelijk heeft gemaakt om een winstgevende onderneming te drijven enkel met de verkoop van motorbrandstoffen, wat volgens [ged in conv/eis in reconv] onrechtmatig is geweest. Dat [eis in conv/verw in reconv] onrechtmatig heeft gehandeld is echter niet komen vast te staan, noch in de procedures die partijen tot dusver met elkaar gevoerd hebben, noch in deze procedure. Het enkele feit dat [ged in conv/eis in reconv] vanwege het prijsbeleid van [eis in conv/verw in reconv] voor motorbrandstoffen zou zijn overgegaan tot (extra) investeringen in de shop maakt, zelfs indien dit zou komen vast te staan, nog niet dat een beroep door [eis in conv/verw in reconv] op artikel 11 van de exploitatieovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Verder heeft [ged in conv/eis in reconv] aangevoerd dat de shop in de loop der jaren van karakter is veranderd en is gegroeid. Volgens [ged in conv/eis in reconv] is de shop dankzij haar investeringen een soort buurtwinkel en ontmoetingsplaats geworden. Ook deze gestelde omstandigheid leidt er niet toe dat een beroep van [eis in conv/verw in reconv] op artikel 11 van de exploitatieovereenkomst niet kan slagen. [ged in conv/eis in reconv] heeft als ondernemer de shop geëxploiteerd, inclusief de kansen en risico’s die gepaard gaan met het doen van investeringen. Dat zij daarbij kennelijk succesvol is geweest rechtvaardigt niet zonder meer dat zij zich kan onttrekken aan de in de exploitatieovereenkomst gemaakte afspraken, waarvan gesteld noch gebleken is dat zij die bij het aangaan van de overeenkomst niet heeft begrepen. Aanvullende omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden zijn door [ged in conv/eis in reconv] niet aangevoerd.
proceskosten
5.19.
Bij vonnis van 11 mei 2022 zijn de proceskosten in conventie reeds gecompenseerd, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
5.20.
[eis in conv/verw in reconv] heeft gevorderd dat [ged in conv/eis in reconv] in reconventie in de volledige proceskosten zal worden veroordeeld. Volgens [eis in conv/verw in reconv] bedragen haar volledige proceskosten € 7.500,-. Aangezien dit bedrag lager is dan de hierna te begroten proceskostenveroordeling conform het geldende liquidatietarief, heeft [eis in conv/verw in reconv] geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van haar stelling dat sprake is van misbruik van recht. De rechtbank zal [ged in conv/eis in reconv] daarom veroordelen in de proceskosten conform het geldende liquidatietarief.
5.21.
Met betrekking tot de hoogte van het liquidatietarief is van belang dat [eis in conv/verw in reconv] [ged in conv/eis in reconv] bij dagvaarding heeft opgeroepen om te verschijnen voor de kantonrechter. De kantonrechter heeft de zaak bij vonnis van 11 mei 2022 verwezen naar de meervoudige kamer van de afdeling handel. Tot zover is over de proceskosten in reconventie elke beslissing aangehouden, met uitzondering van de proceskosten ten aanzien van de akte van [eis in conv/verw in reconv] op 11 november 2020. Voor die akte is [ged in conv/eis in reconv] bij vonnis van 16 december 2020 al in de proceskosten van [eis in conv/verw in reconv] veroordeeld.
5.22.
Voor de proceshandelingen die [eis in conv/verw in reconv] heeft moeten verrichten tot aan de verwijzing, zal het liquidatietarief voor de afdeling kanton worden gehanteerd. Volgens het Besluit liquidatietarief rechtbanken en hoven dient de vraag welk tarief voor de proceskostenveroordeling van toepassing is, te worden beantwoord aan de hand van de waarde van de zaak. Dat is in beginsel de hoogte van het bedrag van de gevorderde hoofdsom. In deze zaak hebben partijen voor de vorderingen in conventie van [eis in conv/verw in reconv] een vaststellingsovereenkomst gesloten, zodat enkel nog ter beoordeling voorliggen de vorderingen in reconventie van [ged in conv/eis in reconv] . [ged in conv/eis in reconv] heeft een schadevergoeding van ruim
€ 1.800.000,- gevorderd. Aldus zal voor de proceshandelingen van [eis in conv/verw in reconv] tot aan de verwijzing een bedrag van € 1.587,00 per punt worden gehanteerd. Daarbij zullen 2,5 punten worden toegekend, namelijk:
  • akte uitlating van 26 augustus 2020: 0,5 punt
  • conclusie van antwoord in reconventie van 5 oktober 2021 1,0 punt
  • mondelinge behandeling van 4 april 2022 1,0 punt
5.23.
Voor de proceshandelingen die [eis in conv/verw in reconv] heeft moeten verrichten na het verwijzingsvonnis zal het liquidatietarief voor de afdeling handel worden gehanteerd, eveneens met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen over de hoogte van het liquidatietarief. Voor die proceshandeling – de mondelinge behandeling van 17 januari 2023 – zal een bedrag van € 4.247,00 per punt worden gehanteerd.
5.24.
De kosten aan de zijde van [eis in conv/verw in reconv] worden aldus begroot op
- salaris advocaat kanton € 3.967,50 (2,5 punten × factor 1,0 × tarief € 1.587,00)
- salaris advocaat handel €
4.247,00(1,0 punten × factor 1,0 × tarief € 4.247,00 )
Totaal € 8.214,50
5.25.
De wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten zullen worden toegewezen als in het dictum bepaald.

6.De beslissing

De rechtbank
in reconventie
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt [ged in conv/eis in reconv] in de proceskosten, aan de zijde van [eis in conv/verw in reconv] tot op heden begroot op € 8.214,50, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis,
6.3.
veroordeelt [ged in conv/eis in reconv] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [ged in conv/eis in reconv] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
6.4.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S.T. Belt, mr. E. Boerwinkel en mr. G.C.G. Metz en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2023.

Voetnoten

1.Conclusie van A.-G B.J. Dijber met nummer 19/03722 van 6 november 2020, Productie 28 bij Conclusie van Antwoord in reconventie van [eis in conv/verw in reconv]
2.Hof Den Haag 7 mei 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:1526
3.Hoge Raad 18 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2099