ECLI:NL:HR:2021:151

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 januari 2021
Publicatiedatum
28 januari 2021
Zaaknummer
19/05141
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg en beoordeling van een exploitatieovereenkomst voor een tankstation in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 januari 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen DE PAAL WILP B.V. (DPW) en ESSO NEDERLAND B.V. (Esso). DPW, vertegenwoordigd door advocaat E.F.A. Linssen-van Rossum, heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. Esso, vertegenwoordigd door advocaat M.W. Scheltema, heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft de klachten van beide partijen beoordeeld, maar deze niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten over het arrest van het hof niet konden leiden tot vernietiging van dat arrest, en dat er geen noodzaak was om te motiveren waarom dit oordeel was genomen, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft in zijn beslissing DPW veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Esso zijn begroot op € 882,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan. Daarnaast heeft de Hoge Raad Esso veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van DPW zijn begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, eveneens vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/05141
Datum29 januari 2021
ARREST
In de zaak van
DE PAAL WILP B.V.,
gevestigd te Wilp,
EISERES tot cassatie, verweerster in het incidentele cassatieberoep,
hierna: DPW,
advocaat: E.F.A. Linssen-van Rossum,
tegen
ESSO NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Breda,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het incidentele cassatieberoep,
hierna: Esso,
advocaat: M.W. Scheltema.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak C/02/325799 / HA ZA 17-39 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 26 juli 2017;
het arrest in de zaak 200.225.961/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 13 augustus 2019.
DPW heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld. Esso heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekt tot verwerping van het zowel het principale cassatieberoep als het incidentele cassatieberoep.
De advocaat van DPW heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
in het principale beroep;
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt DPW in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Esso begroot op € 882,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien DPW deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;

in het incidentele beroep;

  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt Esso in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van DPW begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Esso deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.H. Sieburgh en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
29 januari 2021.