Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 22 maart 2017 met de daarin genoemde processtukken
- de brief van de zijde van DPW van 12 mei 2017 met bijlage
- het proces-verbaal van comparitie van 23 mei 2017
- de akte na comparitie van DPW
- de akte na comparitie van Esso.
2.De feiten
3.Het geschil
dealer owned, dealer operated) als referentiestation moest dienen, terwijl Esso juist de prijs bepaalde door middel van referentie met een ‘CODO-bezinestation’ (
company owned, dealer operated). Uit de uitleg die het Gerechtshof heeft gegeven aan het begrip handelaarsprijs en haar dragende overweging 4.13 volgt echter dat partijen over die prijs hadden moeten onderhandelen. Door op grond van onjuiste argumenten te weigeren met DPW te onderhandelen heeft Esso haar contractuele verplichtingen geschonden en onrechtmatig gehandeld. DPW heeft daardoor schade geleden omdat de prijs na onderhandeling ongetwijfeld lager was geweest. Nu heeft DPW, met uitzondering van de beginjaren, steeds verlies geleden op de brandstofprijzen.