ECLI:NL:HR:2016:532

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 april 2016
Publicatiedatum
31 maart 2016
Zaaknummer
14/04982
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van het standaard exploitatiecontract motorbrandstoffen tussen tankstationexploitant en leverancier

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 april 2016 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van DE PAAL WILP B.V. (hierna: DPW) tegen ESSO NEDERLAND B.V. (hierna: Esso). DPW had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 juni 2014, dat een eerdere uitspraak van de rechtbank Zutphen bevestigde. De zaak betreft de uitleg van een standaard exploitatiecontract voor motorbrandstoffen, dat gesloten is tussen een tankstationexploitant en een leverancier van motorbrandstoffen.

De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar de eerdere vonnissen van de rechtbank en het arrest van het hof. De advocaat-generaal M.H. Wissink heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, en de advocaat van DPW heeft hierop gereageerd. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

In de beslissing verwerpt de Hoge Raad het beroep en veroordeelt DPW in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Esso zijn begroot op € 6.467,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

1 april 2016
Eerste Kamer
14/04982
LZ/RB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
DE PAAL WILP B.V.,
gevestigd te Wilp,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. E.F.A. Linssen-van Rossum,
t e g e n
ESSO NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Breda,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.W. Scheltema.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als DPW en Esso.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 124252/HA ZA 11-749 van de rechtbank Zutphen van 2 november 2011, 25 januari 2012 en 6 juni 2012;
b. het arrest in de zaak 200.113.668 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 juni 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft DPW beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Esso heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van DPW heeft bij brief van 4 februari 2016 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt DPW in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Esso begroot op € 6.467,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.A. Streefkerk en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
1 april 2016.