In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 januari 2021 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van DE PAAL WILP B.V. (hierna: DPW) tegen TOTAL NEDERLAND N.V. (hierna: Total). DPW heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, dat eerder op 7 mei 2019 uitspraak deed in deze kwestie. De zaak betreft een exploitatieovereenkomst voor een tankstation en de uitleg van deze overeenkomst. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de kantonrechter te Den Haag van 26 augustus 2014 en 18 september 2017, alsook naar het arrest van het hof.
De Hoge Raad heeft de klachten van DPW over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van DPW verworpen en DPW veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Total zijn begroot op € 882,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, C.H. Sieburgh, F.J.P. Lock en openbaar uitgesproken door raadsheer M.J. Kroeze.