2.9.1Onverminderd het bepaalde in de andere onderdelen van deze titel bedraagt het tarief, indien krachtens wettelijk voorschrift voor de in dat onderdeel bedoelde aanvraag publicatie middels advertentie plaatsvindt, per publicatie: € 102,30”.
Staat de aanslag in verhouding tot de werkzaamheden?
17. Eiseres stelt zich primair op het standpunt dat de aanslag leges ten onrechte is opgelegd, omdat zij niet in verhouding staat tot de werkzaamheden. Er is immers geen vergunning verleend, maar slechts geweigerd, aldus eiseres. Bovendien is sprake van een binnenplanse afwijking, waardoor ten onrechte een bedrag van € 5.911,60 aan leges voor een buitenplanse afwijking in rekening is gebracht. Eiseres verzet zich niet tegen de leges ten bedrage van € 102,30 die zien op de advertentiekosten.
18. Eiseres heeft een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. Deze aanvraag is door verweerder in behandeling genomen. Op grond van de Verordening 2019 is om die reden een bedrag van € 12.767,92 aan leges in rekening gebracht (2,2% van de bouwkosten van € 580.360). Hierop is 25% in mindering gebracht, omdat de vergunning is geweigerd. Per saldo is op grond van de Verordening 2019 dus een bedrag van
€ 9.575,94 aan leges verschuldigd. Hiervoor heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank dan ook terecht een aanslag opgelegd. De stelling van eiseres dat als gevolg van de weigering geen leges in rekening worden gebracht hadden mogen worden, vindt geen steun in de Verordening 2019 of een andere wettelijke bepaling. Het belastbare feit is immers het in behandeling nemen van de aanvraag, zoals volgt uit artikel 2 van de Verordening in samenhang met onderdeel 2.3 van de Tarieventabel.
19. Ook de stelling van eiseres dat ten onrechte het tarief voor de buitenplanse afwijking aan haar in rekening is gebracht faalt. Anders dan eiseres betoogt, heeft de rechtbank in haar uitspraak van 25 mei 2022 (zie rechtsoverweging 6.) geoordeeld dat de aanvraag een buitenplanse afwijking behelst. De rechtbank ziet in deze zaak geen aanleiding thans anders te oordelen. Dat eiseres het hiermee niet eens is en om die reden hoger beroep heeft ingesteld maakt dit niet anders. Deze beroepsgrond van eiseres slaagt daarom niet.
20. Eiseres stelt zich subsidiair op het standpunt dat er ten onrechte leges zijn geheven, omdat er sprake is van een herhaald verzoek. De oude vergunning is weliswaar ingetrokken, maar de nieuwe aanvraag was hetzelfde. De complete set stukken was gelijk aan de stukken die ten grondslag hebben gelegen aan de eerdere vergunning, met uitzondering van de situatietekening. Slechts de situatietekening is gewijzigd om de bouw iets meer naar achteren te verplaatsen dan eerder was vergund. De toetsing was dus precies hetzelfde. Omdat bij de eerdere vergunning al leges zijn berekend vindt eiseres het onredelijk dat bij deze aanvraag nog een keer leges worden geheven, aangezien alle werkzaamheden al bij de eerdere beoordeling zijn verricht.
21. Vast staat dat verweerder bij besluit van 4 juni 2019 de eerder verleende omgevingsvergunning heeft ingetrokken. Vast staat tevens dat eiseres op 13 juli 2019 bij verweerder een (nieuwe) omgevingsvergunning heeft aangevraagd voor het bouwen van de bedrijfsloods, welke aanvraag door verweerder in behandeling is genomen. Alleen al daaruit vloeit voort dat eiseres de daarvoor verschuldigde leges moet betalen. Naar het oordeel van de rechtbank staat daaraan niet in de weg dat eerder, in 2017, aan eiseres een omgevingsvergunning is verleend voor het bouwen van een bedrijfsloods, waarvoor leges in rekening zijn gebracht. Met intrekking van die eerdere vergunning is deze vergunde situatie niet meer relevant. Bovendien leidt de aanvraag in dit geval tot een nieuwe toetsing, omdat de locatie van de bedrijfsloods op relevante wijze is gewijzigd. De stelling van eiseres dat de legesheffing in dit geval onredelijk is, zal de rechtbank opvatten als een beroep op de schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Deze stelling zal hierna worden behandeld.
De opbrengstlimiet/ raming baten en lasten
22. Indien een belanghebbende aan de orde stelt of de in artikel 229b, eerste lid, van de Gemeentewet bedoelde geraamde baten de in dat artikel bedoelde geraamde lasten ter zake hebben overschreden, dient de heffingsambtenaar in de eerste plaats inzicht te verschaffen in de desbetreffende ramingen. Indien eiseres vervolgens ten aanzien van een of meer posten in de raming in twijfel trekt of de post kan worden aangemerkt als een “last ter zake”, dient de heffingsambtenaar nadere inlichtingen over deze post(en) te verstrekken, teneinde - naar vermogen - deze twijfel weg te nemen. Hierbij behoeft niet ten aanzien van alle in de begroting opgenomen posten zekerheid of een volledig inzicht te bestaan. Van de gemeente mag niet worden verlangd dat zij van alle in de verordening en de bijbehorende tarieventabel genoemde diensten afzonderlijk en op controleerbare wijze vastlegt hoe de kosten daarvan zijn geraamd. De bewijslast voor de feitelijke onderbouwing van het beroep op de limietoverschrijding rust op eiseres.
23. De heffingsambtenaar dient dus eerst inzicht te verschaffen in de geraamde baten en lasten (de ramingen). Dat inzicht kan hij verschaffen op basis van de gemeentelijke begroting, maar ook op basis van andere gegevens, waaronder ook gegevens die niet bekendgemaakt zijn ten tijde van de vaststelling van de verordening. Daarbij moet het wel gaan om gegevens die zijn terug te voeren op baten en lasten die in de gemeentebegroting zijn opgenomen. Die begroting moet immers als uitgangspunt dienen voor de ramingen.
24. De rechtbank stelt vast dat verweerder met het overleggen van twee pagina’s uit de Begroting 2019, zij het summier, inzicht heeft verschaft in de ramingen. Het verstrekken van nadere inlichtingen kan dan uitsluitend van de heffingsambtenaar worden verlangd indien en voor zover eiseres voldoende gemotiveerd heeft gesteld waarom ten aanzien van een post moet worden betwijfeld of sprake is van een last ter zake. Dit heeft eiseres nagelaten. Zij heeft slechts opgemerkt dat niet inzichtelijk is gemaakt hoe het de afgelopen jaren is gegaan en dat uit de ramingen niet blijkt wat het verband is met de werkelijke kosten en inkomsten in eerdere jaren. Dat is onvoldoende.
25. Ook de stelling van eiseres dat de vergunningverlening op individueel niveau kostendekkend moet zijn kan niet als juist worden aanvaard. Tussen de hoogte van de geheven leges enerzijds en de omvang van de verstrekte diensten dan wel de door verweerder gemaakte kosten anderzijds, is geen rechtstreeks verband vereist. Voor onverbindendverklaring is slechts reden indien een regeling is getroffen die in strijd is met de wet of enig algemeen rechtsbeginsel.
26. Gelet op het voorgaande heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van schending van de opbrengstlimiet.
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur - rechtszekerheidsbeginsel
27. Het rechtszekerheidsbeginsel strekt er - samengevat - toe te waarborgen dat rechtsregels kenbaar zijn en dat een belastingplichtige zijn juridische rechten en plichten kan kennen, zodat hij zekerheid heeft over de gevolgen van zijn handelen. Ook dienen gerechtvaardigde verwachtingen te worden geëerbiedigd. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiseres, gelet op de informatie die beschikbaar was, heeft kunnen en moeten begrijpen dat ter zake van de aanvraag leges verschuldigd waren.
28. Gelet op de Verordening 2019 had eiseres dit naar het oordeel van de rechtbank moeten begrijpen. Dit klemt te meer omdat eiseres ter zake van de eerdere procedure eveneens leges verschuldigd is geworden. Zij was er dus mee bekend dat een aanvraag aanleiding geeft tot legesheffing. Gesteld noch gebleken is dat verweerder de indruk zou hebben gewekt dat er in dit geval geen leges verschuldigd zouden zijn. Uit de Verordening 2019 volgt dat evenmin.
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur - willekeur/onredelijke belastingheffing
29. De wetgever heeft aan gemeenten de bevoegdheid gegeven om, behoudens het verbod op het hanteren van draagkracht als verdelingsmaatstaf en met inachtneming van de in de wet opgenomen beperkingen, zelf de in de belastingverordeningen op te nemen heffingsmaatstaven te kiezen voor de gemeentelijke belastingen en rechten. Het staat de gemeenten in beginsel vrij die heffingsmaatstaven op te nemen die zich het beste verstaan
met het gemeentelijke beleid en de plaatselijk praktijk van de belastingheffing. Voor de
heffing van leges mogen de gemeenten daarom het tarief afhankelijk maken van de bouwsom, maar ook een andere wijze van bepaling van het tarief is toegestaan.
30. Het staat de rechtbank dan ook niet vrij om over de hoogte van het tarief te oordelen, tenzij het tarief leidt tot een willekeurige of onredelijke belastingheffing, die de wetgever bij het aan de lagere overheden toekennen van de bevoegdheid tot het heffen van belasting niet voor ogen kan hebben gehad. De stelling van eiseres dat bij de eerdere vergunning al leges zijn voldaan en dat het onredelijk is dat bij deze aanvraag hiermee geen rekening wordt gehouden is hiervoor onvoldoende, zodat deze beroepsgrond faalt.
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur - exceptieve toets
31. Eiseres is van mening dat de gemeente niet bedoeld kan hebben voor hetzelfde bouwplan, zonder dat er een nieuwe inhoudelijke toets behoefde te worden uitgevoerd nogmaals leges in rekening gebracht dienen te worden.
32. De rechtbank begrijp eiseres aldus dat zij de rechtbank vraagt om een zogenoemde exceptieve toetsing. Deze toetsing houdt in dat algemeen verbindende voorschriften die geen wet in formele zin zijn, door de rechter kunnen worden getoetst op rechtmatigheid, in het bijzonder op verenigbaarheid met hogere regelgeving. De rechter komt tevens de bevoegdheid toe te bezien of het betreffende algemeen verbindende voorschrift een voldoende deugdelijke grondslag biedt voor het in geding zijnde besluit. Bij die, niet rechtstreekse, toetsing van het algemeen verbindende voorschrift vormen de algemene rechtsbeginselen en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur een belangrijk richtsnoer.
33. De rechtbank constateert dat eiseres weliswaar heeft gesteld dat - kort gezegd - het niet de bedoeling van de gemeenteraad kan zijn geweest dat voor hetzelfde bouwplan tweemaal leges worden geheven, maar zij heeft deze stelling niet onderbouwd. Voor zover zij heeft bedoeld te stellen dat de gemeenteraad ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de belangen van degenen die tweemaal eenzelfde aanvraag indienen, ontbeert die stelling feitelijke grondslag. Dat hiervoor geen voorziening is getroffen, wil nog niet zeggen dat de gemeenteraad daarover niet heeft gesproken. Daarom ziet de rechtbank geen aanleiding voor de conclusie dat de gemeenteraad door geen voorziening te treffen voor deze situatie ten onrechte de gerechtvaardigde belangen van belanghebbenden die verkeren in een positie als die van eiseres niet heeft meegewogen. Daarom kan deze beroepsgrond niet slagen.
Conclusie
34. Gelet op het voorgaande is de aanslag terecht en naar het juiste bedrag aan eiseres opgelegd. Vanwege de schending van de hoorplicht in bezwaar is het beroep wel gegrond. De rechtbank zal daarom de uitspraak op bezwaar vernietigen, maar de rechtsgevolgen
daarvan in stand laten.
35. De rechtbank ziet in de gegrondverklaring aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiseres in het kader van het bezwaar en beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De rechtbank stelt deze kosten op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 2.166,50 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde van € 269, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor de nadere zitting anders dan na tussenuitspraak, met een waarde per punt van € 759 en een wegingsfactor 1). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.
36. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.