ECLI:NL:GHARL:2018:6308

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 juli 2018
Publicatiedatum
10 juli 2018
Zaaknummer
17/00966
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake leges omgevingsvergunning en strijd met bestemmingsplan

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende [X] [Z] tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin leges zijn geheven voor een omgevingsvergunning. De heffingsambtenaar van de gemeente Arnhem had bij factuur van 23 september 2016 leges geheven voor het bouwen van een woning aan de [a-straat] 248A te [Z]. De factuur was opgebouwd uit verschillende componenten, waaronder leges voor bouwen, aanleg en strijdig gebruik. Belanghebbende betwistte de hoogte van de leges en stelde dat de factuur onvoldoende gespecificeerd was. Het Hof oordeelde dat de factuur niet per se een gedetailleerde specificatie hoefde te bevatten, aangezien belanghebbende op de hoogte was van de opbouw van de leges door eerdere correspondentie.

Daarnaast was er discussie over de vraag of er sprake was van strijdig gebruik met het bestemmingsplan. Het Hof oordeelde dat de verleende vergunning niet betekende dat er geen strijd met het bestemmingsplan was, maar dat de vergunning juist was verleend om die strijdigheid te legaliseren. Belanghebbende voerde ook aan dat hij eerder leges had betaald voor dezelfde locatie, maar het Hof oordeelde dat dit geen belemmering vormde voor het heffen van nieuwe leges, gezien de verschillende aard van de vergunningen. Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en bevestigde het Hof de uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer 17/00966
uitspraakdatum: 10 juli 2018
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 15 september 2017, nummer AWB 17/00988, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Arnhem (hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Van belanghebbende zijn bij factuur met dagtekening 23 september 2016 leges geheven.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar de factuur verminderd.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 april 2018. Namens belanghebbende is – met schriftelijk bericht aan het Hof – niemand verschenen. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Met dagtekening 17 mei 2013 is aan belanghebbende een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een woning aan de [a-straat] 248A te [Z] . In de begeleidende brief staat onder meer:
‘Betaling leges
Overeenkomstig de legesverordening bent u voor het in behandeling nemen van uw aanvraag voor een omgevingsvergunning leges verschuldigd, zijnde een bedrag van € 13.289,80.
De leges zijn als volgt opgebouwd:
activiteit bouwen € 11.107,80
beoordeling bodemrapport € 658,00
activiteit aanleggen € 1.231,00
buitenplanse kleine afwijking bij bouwen € 293,00 ’
2.2.
Tijdens de bouw van de woning is geconstateerd dat werd gebouwd in strijd met de verleende vergunning. In het bijzonder zou het bouwvlak worden overschreden.
2.3.
Belanghebbende heeft toen een nieuwe aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning.
2.4.
Met dagtekening 21 september 2016 is aan belanghebbende een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een woning aan de [a-straat] 248A te [Z] . In de brief waarbij de vergunning is verleend staat onder meer:
‘De aanvraag is geregistreerd onder [nummer 00000]
(…)
De omgevingsvergunning wordt verleend voor de volgende activiteiten:
• het (ver)bouwen van een bouwwerk (artikel 2.1 lid la Wabo);
• het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde of van werkzaamheden, ingevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald (artikel 2.1 lid 1b Wabo);
• het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, regels gesteld door Rijk of Provincie of een voorbereidingsbesluit (artikel 2.1 lid 1c Wabo).
(…)
Betaling leges
Overeenkomstig de legesverordening bent u voor het in behandeling nemen van uw aanvraag voor een omgevingsvergunning leges verschuldigd, zijnde een bedrag van € 17.574,80.
De leges zijn als volgt opgebouwd:
activiteit bouwen € 11.107,80
activiteit aanleg € 500,00
activiteit strijdig gebruik € 5.967,00
Ten behoeve van de legesrekening hebben wij de bouwkosten conform de door u opgegeven aanneemsom vastgesteld op € 544.500,00.
De factuur zal op een later tijdstip naar u worden verzonden.
(…)
Bij het nemen van het besluit hebben wij het volgende overwogen:
Bestemmingsplan
• dat in het ter plaatse vigerende bestemmingsplan “Buitengebied Arnhem Noord 2007” aan het onderhavige perceel de bestemming Landgoed is toegekend en dat ingevolge artikel 2.15 van de regels behorende bij het bestemmingsplan op deze locatie binnen het aangegeven bouwvlak mag worden gebouwd en deze locatie mag worden gebruikt voor woondoeleinden;
• dat derhalve het project in strijd is met het van kracht zijnde bestemmingsplan aangezien de woning buiten het aangegeven bouwvlak wordt gerealiseerd;
• dat deze strijdigheid in aanmerking komt voor de toepassing van de grote planologische afwijkingsmogelijkheid;
• dat het stedenbouwkundig aanvaardbaar wordt geacht medewerking te verlenen aan de planologische afwijking van het bestemmingsplan op basis van de onderbouwing van de strijdigheid.’
2.5.
Met dagtekening 23 september 2016 heeft de heffingsambtenaar aan belanghebbende de in geding zijnde factuur gezonden waarop staat:
‘ [nummer 00000] ; [a-straat] 248 A; Leges omgevingsvergunning (…) 17.574,80’
2.6.
Bij de uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar besloten de leges te verminderen met het bedrag dat in 2013 reeds is berekend voor de activiteit bouwen.

3.Het geschil

In geschil is of de leges terecht en naar het juiste bedrag zijn geheven. In het bijzonder is in geschil (1) of de factuur voldoende is gespecificeerd, (2) of sprake is van met het bestemmingsplan strijdig gebruik, (3) of ermee rekening moet worden gehouden dat van belanghebbende eerder leges zijn geheven ter zake van een omgevingsvergunning voor bouwen op dezelfde plek en (4) of de leges moeten worden verminderd in verband met de omvang van de door de gemeente verrichte werkzaamheden.

4.Beoordeling van het geschil

Specificatie factuur

4.1.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de factuur onvoldoende is gespecificeerd en daarom moet vervallen. Hij wijst erop dat het verschuldigde bedrag is opgebouwd uit drie componenten: activiteit bouwen (€ 11.107,80), activiteit aanleg (€ 500) en activiteit strijdig gebruik (buitenplanse afwijking) (€ 5.967) en dat deze opbouw niet in de factuur is vermeld.
4.2.
Naar het oordeel van het Hof is niet vereist dat de factuur of het aanslagbiljet een specificatie bevat van het bedrag van de aanslag. Weliswaar moet de aanslag of de factuur het te betalen bedrag vermelden (artikel 4:86 van de Awb), maar niet is vereist dat de specificatie is opgenomen op het aanslagbiljet of de factuur. Belanghebbende kende die specificatie, althans had die redelijkerwijs kunnen kennen, omdat die was vermeld in de hiervoor aangehaalde brief van 21 september 2016 waarbij de omgevingsvergunning was verleend.
Strijdig gebruik
4.3.
Belanghebbende betwist dat sprake is van met het bestemmingsplan strijdig gebruik, aangezien de gevraagde vergunning alsnog is verleend. Daarom is ten onrechte een bedrag berekend voor strijdig gebruik.
4.4.
De bij de Verordening behorende Tarieventabel bepaalt onder meer:
‘Planologisch strijdig gebruik waarbij tevens sprake is van een bouwactiviteit
4.2.8
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c. van de Wabo, en tevens sprake is van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo wordt het tarief als berekend in 4.2.6.1:
(…)
4.2.8.3 als er sprake is van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wabo (buitenplanse afwijking) verhoogd met:
(…) voor bouwkosten (…) van € 180.000,-- tot € 1.000.000,-- € 5.967,00’
4.5.
Naar het oordeel van het Hof volgt uit de omstandigheid dat de vergunning is verleend niet dat geen sprake was van strijd met het bestemmingsplan. Integendeel: de vergunning vermeldt juist dat sprake was van een dergelijke strijd en de verleende vergunning dient er nu juist toe die strijdigheid op te heffen door de van de eerder verleende vergunning afwijkende situatie alsnog te legaliseren. Belanghebbende heeft niet onderbouwd waarom die vermelding in de vergunning onjuist zou zijn. Het Hof verwerpt daarom deze grief van belanghebbende.
Eerder geheven leges
4.6.
Belanghebbende wijst erop dat hij reeds eerder (in 2013) leges heeft betaald voor hetzelfde object en dat toen ook leges zijn berekend voor aanleg en voor strijdig gebruik. Hij stelt zich op het standpunt dat deze bedragen nu niet nogmaals kunnen worden berekend.
4.7.
Belanghebbende heeft op 15 december 2015 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een woning in strijd met het geldende bestemmingsplan. Die aanvraag is in behandeling genomen. Alleen al daaruit vloeit voort dat belanghebbende de daarvoor verschuldigde leges moet betalen. Naar het oordeel van het Hof staat daaraan niet in de weg de omstandigheid dat eerder aan belanghebbende een omgevingsvergunning was verleend voor het bouwen van een woning. Ter zijde merkt het Hof op dat bij de eerdere vergunning sprake was van een buitenplanse kleine afwijking en dat het bij de thans aan de orde zijnde vergunning gaat om een grote planologische afwijking.
Werkzaamheden gemeente
4.8.
Belanghebbende stelt dat het berekende bedrag van € 5.967 in geen verhouding staat tot de door de gemeente Arnhem verrichtte werkzaamheden en dat daarom de factuur met dit bedrag of een gedeelte daarvan moet worden verminderd.
4.9.
Het Hof verwerpt deze grief, omdat tussen de hoogte van de leges enerzijds en de omvang van de ter zake van gemeentewege verstrekte diensten dan wel de voor de dienst door de gemeente gemaakte kosten anderzijds geen rechtstreeks verband is vereist (HR 14 augustus 2009, nr. 43.120, ECLI:NL:HR:2009:BI1943, r.o. 3.5.1).
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van de Merwe, voorzitter, mr. J.P.M. Kooijmans en mr. A.J. van Lint, in tegenwoordigheid van mr. A. Vellema als griffier.
De beslissing is op 10 juli 2018 in het openbaar uitgesproken.
De griffier,
De voorzitter,
(A. Vellema)
(J. van de Merwe)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 10 juli 2018.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.