Uitspraak
1.De inhoud van de tenlastelegging
- Niet blijkt uit de 112-melding dat verdachte tijdens de melding op [getuige 1] is afgelopen.
- [getuige 1] verklaart wisselend over de hand waarmee verdachte heeft geschoten.
- [getuige 1] verklaart wisselend over het moment waarop hij de woning heeft verlaten. In zijn eerste verklaring zou hij na het “horen” van het eerste schot de woning hebben verlaten, hij zou de schoten niet hebben gezien. Later heeft hij zijn verhaal met nauwelijks verifieerbare details aangevuld.
- [getuige 1] verklaart wisselend over het type vuurwapen (pistool of revolver).
- Volgens [getuige 1] heeft verdachte het pistool doorgeladen na het eerste schot, maar er is geen patroon gevonden.
- eerst de consistentie van de inhoud van de verklaringen van [getuige 1] beoordelen;
- vervolgens de overige bewijsmiddelen behandelen;
- daarna beoordelen of de verklaringen van [getuige 1] ondersteund worden door andere bewijsmiddelen;
- daarna ingaan op de gebeurtenissen op en na 9 mei 2022 en deze in haar oordeel betrekken;
- vervolgens een conclusie over de (on)bruikbaarheid voor het bewijs van de verklaringen van [getuige 1] trekken en
- vervolgens zich uitlaten over de vraag of de opzet op de dood en de voorbedachte raad kan worden bewezen.
- Verdachte kwam de woning in, hij had “iets grijs” in zijn hand, hij liep direct op [slachtoffer] af. Verdachte zei daarbij: “
- Na het tweede schot heeft [getuige 1] de woning verlaten en 112 gebeld.
- [slachtoffer] is niet op verdachte afgelopen.
- [getuige 1] is bang voor zijn leven omdat hij getuige is geweest van een schietpartij en hij 112 heeft gebeld.
- [getuige 1] is vanaf het eerste verhoor gefrustreerd en geïrriteerd omdat hij getuige is en 112 heeft gebeld, maar als verdachte wordt gehoord en in verzekering is gesteld.
“(…) kom snel snel naar (…) [adres] . (…) Er is geschoten, er is geschoten, er is geschoten.
(…)”. [7] Kort daarop treffen verbalisanten op de grond in de woonkamer van de [adres] in Nijmegen het lichaam van een man aan, welke later wordt geïdentificeerd als [slachtoffer] . Het ter plaatse gekomen personeel van de traumahelikopter liet weten dat de man was overleden. [8] De forensisch arts stelt vast dat de man op niet natuurlijke wijze is overleden. [9]
[merk 2]”, en op de kolfplaat het logo “
[logo]” ingeslagen. Door verbalisanten werd vastgelegd hoe de diverse pallen stonden. In het magazijn bevonden zich nog patronen. Het vuurwapen was doorgeladen: bij het naar achter trekken van de slede van het wapen werd een niet verschoten patroon uitgeworpen. Het patroon betrof een 7.65 mm [merk 1] patroon, qua merk en kaliber overeenkomend met de hulzen
de rechtbank begrijpt: [naam 3]], (…).” [25]
“Zo, nu is [slachtoffer] dood.” [28]
“Je hebt de verkeerde, of woorden van gelijke strekking”. [30] Hij heeft verder verklaard dat hij het geschreeuw hoorde toen [getuige 3] net boven aan de trap was. Hierna hoorde hij meteen harde knallen, zeker 3 á 4. [31]
Je kunt nu vanavond tot 12 uur nog reageren anders ga ik morgen naar de
En prutser geniet je ervan
Ii hoop het voor jw
Hey [slachtoffer]
Heb je het naar je zin
Lekker lachen en roken omdat je deze stomme hollander toch weer te pakken
“ik vroeg dus wat er gebeurd was. Toen zei die dus dat verhaal. Dat die die auto zag staan, heeft aangebeld, dat die is doorgestuurd naar de buren, dat die daar naar binnen liep euh .... Euhm ... En dat [slachtoffer] euh grote mond had en naar hem toekwam. Dat hij dreigend op hem afkwam en dat hij zijn wapen pakte en had geschoten. En ik hoorde, zei die, ik weet het niet helemaal precies zeker meer ..... Maar ik dacht een paar keer in zijn borst en één keer dat die in zijn hoofd geraakt was”. [42]
“Hij zei dat hij een woordenwisseling had gehad. [slachtoffer] had [verdachte] besodemieterd. Het ging om geld. Hij zei dat [slachtoffer] naar hem toe was gelopen. [verdachte] zei dat hij het pistool in zijn handen had en toen geschoten had volgens mij. (...).” [43]
“ik heb die marokkaan voor zijn flikker geschoten”.
- De verklaring van [getuige 1] dat hij degene is geweest die 112 heeft gebeld, wordt ondersteund door de verklaring van [naam 4] , de belgeschiedenis van de telefoon van [getuige 1] en door de inhoud van de 112-melding.
- Uit het forensisch onderzoek volgt dat [slachtoffer] van korte afstand is doodgeschoten.
- [getuige 1] heeft (samengevat) verklaard dat verdachte de woning in kwam, “iets grijs” in zijn hand had, direct op [slachtoffer] afliep. Verdachte zei daarbij: “
- Op 9 mei 2022 heeft [getuige 1] telefonisch contact opgenomen met mr. Gerrits;
- [getuige 1] liet mr. Gerrits weten dat hij vermoedde dat de termijn voor het instellen van hoger beroep op [jaar 1] 2022 zou verstrijken en dat hij er niet mee kon leven als hij voor het verstrijken van die beroepstermijn niet aan mr. Gerrits kenbaar had gemaakt dat hij bij de rechtercommissaris niet naar waarheid had verklaard.
- Hierop heeft mr. Gerrits aangekondigd dat hij voor het sluiten van het onderzoek op 11 mei 2022 een verzoek tot het horen van [getuige 1] zou doen.
- Deze aankondiging was aanleiding voor de rechtbank om [getuige 1] tegen de zitting van 11 mei 2022 als getuige op te roepen.
- Doordat [getuige 1] naar het gevangenisziekenhuis was gebracht, heeft hij de oproep niet ontvangen.
- [getuige 1] is wel op 11 mei 2022 aangevoerd in de zittingzaal, maar hij wist pas in de zittingzaal dat hij in de zaak [verdachte] zou worden gehoord. Hij had zijn advocaat niet van dit verhoor op de hoogte kunnen stellen en hij wilde zonder zijn advocaat geen verklaring afleggen.
- Uiteindelijk heeft [getuige 1] een aantal vragen beantwoord, waarna zijn verhoor op 4 juli 2022 door de rechter-commissaris is voorgezet.
- [getuige 1] wilde eerst niet antwoorden of en zo ja waarom hij contact op heeft genomen met mr. Gerrits.
- Later verklaarde hij over de reden dat hij mr. Gerrits gebeld had: “De essentiële reden was bedreigingen, serieuze bedreigingen, die zijn gedaan richting mijn adres, om mijn eerder afgelegde getuigenverklaringen af te zwakken.”
- Ook tijdens zijn verhoor ter terechtzitting op 11 mei 2022 blijkt dat [getuige 1] geïrriteerd en gefrustreerd was dat hij in januari 2021 als verdachte is beschouwd en ook als verdachte is gehoord. Hij vond dat hem onrecht is gedaan, en wilde dat hij (ook) als getuige werd gehoord. Verder voelde hij zich ook slachtoffer omdat hij bij de schietpartij aanwezig was.
- Uit telefoontaps kan worden afgeleid dat [getuige 1] mogelijk meent dat hij niet kan worden uitgezet, als hij ook in hoger beroep een getuigenverklaring moet afleggen.
- [getuige 1] heeft consistent verklaard, zijn verklaringen vinden deels steun in andere bewijsmiddelen en hij heeft zijn verklaringen niet gewijzigd na de vermeende bedreigingen.
- Zijn verklaringen bij de politie zijn afgelegd voorafgaand aan de gebeurtenissen op 9 mei 2022 en de vermeende bedreigingen. Deze verklaringen kunnen op geen enkele wijze beïnvloed zijn door de gebeurtenissen daarna.
- Voor zijn verklaring bij de rechter-commissaris op 4 november 2021 zou hij mogelijk al zijn bedreigd. Inhoudelijk verklaart hij echter gelijk aan zijn politieverklaringen. Dit geldt ook voor zijn verklaring ter terechtzitting op 11 mei 2022 en zijn tweede verklaring bij de rechter-commissaris op 4 juli 2022.
- De vermeende bedreigingen en de gebeurtenissen op en na 9 mei 2022 hebben dus aantoonbaar geen invloed gehad op de inhoud van de verklaringen van [getuige 1] .
- De reden waarom [getuige 1] contact heeft gezocht met mr. Gerrits is ondanks herhaalde vragen daarnaar niet duidelijk geworden. Mogelijk heeft [getuige 1] contact gezocht omdat hij:
3.De bewezenverklaring
of omstreeks5 januari 2021 te Nijmegen,
althans in Nederland,[slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade
, althans opzettelijkvan het leven heeft beroofd, door meerdere malen,
in elk geval eenmaal, met een vuurwapen
een of meerkogels
(op korte afstand en
/ofgericht) in/door de romp en
/ofin/door de mondbodem en hals,
althans in het lichaamvan die
(ten gevolge waarvan die [slachtoffer] dodelijk is verwond
).
4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van het feit
6.De strafbaarheid van de verdachte
7.De overwegingen ten aanzien van straf
8.De beoordeling van de civiele vorderingen
de rechtbank begrijpt:) de benadeelde partij ten aanzien van het overige deel aan gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering. Subsidiair is verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering voor zover die ziet op de schadepost met betrekking tot meer gevorderde medische kosten.
aan materiële schade bestaande uit kosten voor gederfd levensonderhoud en daarnaast € 20.000,- aan affectieschade.
[benadeelde 1] en [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4], vermeerderd met de wettelijke rente, en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde 5]voor zover deze ziet op de materiële schade en de affectieschade, vermeerderd met de wettelijke rente, en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde 5] , [benadeelde 6] , [benadeelde 7] , [benadeelde 8] , [benadeelde 9] en [benadeelde 10]niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard ten aanzien van het (provisioneel) gevorderde bedrag van € 20.000,- aan immateriële schade, omdat zij niet voldoen aan de voorwaarden die nodig zijn voor de toewijzing van deze post.
- de benadeelde partijen [benadeelde 6] , [benadeelde 7] , [benadeelde 8] , [benadeelde 9] en [benadeelde 10] , niet-ontvankelijk in hun vorderingen moeten worden verklaard dan wel dat de vordering dient te worden afgewezen, nu zij niet voldoen aan de criteria om voor de gevorderde schade in aanmerking te komen.
- de benadeelde partij [benadeelde 5] ten aanzien van de gevorderde € 20.000,- aan immateriële schade eveneens niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat ook hij niet voldoet aan de criteria.
- de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5] dient te worden afgewezen ten aanzien van de gevorderde uitvaartkosten ter hoogte van € 3.000,-, nu dit deel van de vordering niet, althans onvoldoende, is onderbouwd. Verdachte heeft ter terechtzitting opgemerkt dat hij geen bezwaar heeft tegen vergoeding van de uitvaartkosten.
- de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5] dient te worden toegewezen ten aanzien van de gevorderde affectieschade ter hoogte van € 17.500,-.
- de door de benadeelde partij [benadeelde 5] gevorderde proceskostenvergoeding dient te worden beperkt tot 2 punten met een liquidatietarief van € 373,- per punt, aldus totaal € 746,-.
- de benadeelde partij [benadeelde 1] ten aanzien van de gevorderde affectieschade niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de beoordeling van deze schade zich niet leent voor het strafproces. Hiertoe is aangevoerd dat de vraag gerechtvaardigd is of [slachtoffer] en [benadeelde 1] van tafel en bed gescheiden waren ten tijde van het bewezenverklaarde. Meer subsidiair is verzocht om de affectieschade toe te wijzen tot een bedrag van € 17.500,- als niet kan worden vastgesteld of [slachtoffer] en [benadeelde 1] ten tijde van het tenlastegelegde niet van tafel en bed waren gescheiden.
- de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] ten aanzien van de gevorderde shockschade niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in dat deel van de vordering, nu zij niet voldoen aan de criteria voor toewijzing van shockschade.
- de benadeelde partij [benadeelde 1] ten aanzien van de gevorderde reiskosten en de medische kosten niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu dit deel van de vordering niet is onderbouwd; niet blijkt dat [benadeelde 1] bij Saleem GGZ onder behandeling is geweest, dat zij daar vier keer is geweest en dat zij daar in de toekomst nog behandelingen zal volgen.
- de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] dienen te worden toegewezen ten aanzien van de gevorderde affectieschade.
- de benadeelde partijen [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard voor zover de vordering ziet op de gevorderde kosten voor gederfd levensonderhoud, dan wel dat de vorderingen dienen te worden afwezen. Hiertoe is aangevoerd dat niet blijkt dat [slachtoffer] zou voorzien in het levensonderhoud van de kinderen.
€ 42,90is voldoende onderbouwd en komt redelijk voor. De schadepost met betrekking tot de reis- en parkeerkosten tot een bedrag van
€ 20,30is voldoende onderbouwd en komt redelijk voor. Uit de brief van 21 maart 2022 van de psychotherapeut van Rond GGZ blijkt dat de benadeelde 3 behandelingen heeft gehad in 2021. De reiskosten ad € 9,74 naar deze psychotherapeut kunnen daarom worden toegewezen. Uit de brief van 13 juli 2022 van de psycholoog bij Saleem GGZ blijkt dat de benadeelde een behandeling aangeboden krijgt. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de gestelde vier behandelingen die vanaf maart 2022 hebben plaatsgevonden. De reiskosten ad € 10,56 naar deze psycholoog kunnen daarom worden toegewezen. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering ten aanzien van de materiële schade tot een hoogte van
€ 63,20kan worden toegewezen.
€ 3.000,-redelijk voorkomen en zij zal de kostenpost daarom toewijzen.
“de ten tijde van de gebeurtenis niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot of geregistreerde partner van de overledene”. In de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II 2014/15, 34257, nr. 3) staat hierover vermeld:
“Onderdeel a ziet op het geval waarin de relatie tussen het slachtoffer en de naaste in een huwelijk of geregistreerd partnerschap is geformaliseerd, in welk geval geen nadere eisen worden gesteld.”
“Opgemerkt zij nog dat spiegelbeeldig ook niet kan worden uitgesloten dat op grond van het voorgestelde artikel 6:107 recht zou bestaan op vergoeding van affectieschade terwijl dit, mede gelet op de relatie tussen de rechthebbende naaste en de gekwetste of overledene, zoals deze zich in de periode voorafgaand aan de schadeveroorzakende gebeurtenis heeft ontwikkeld, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht. Te denken valt aan gevallen waarin een echtgenoot aanspraak maakt op vergoeding van affectieschade wegens ernstig en blijvend letsel van zijn echtgenote, terwijl deze echtgenoot voor het ongeval al met de spreekwoordelijke Noorderzon was vertrokken, of reeds samenwoonde met iemand anders. In gevallen waarin vergoeding in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, kan deze met een beroep op artikel 6:2, tweede lid, BW worden afgewezen. De Rvdr geeft in zijn advies in overweging om te voorzien in een ruimere hardheidsclausule. Daarvan zie ik af. Het criterium van artikel 6:2, tweede lid, BW leent zich slechts voor toepassing in zeer uitzonderlijke gevallen. Discussies over de feitelijke invulling van op zichzelf zeer nauwe persoonlijke betrekkingen zijn voor de gekwetste en zijn naasten belastend en precair. De feitelijke invulling van deze persoonlijke relaties dient om die reden slechts in zeer uitzonderlijke – sprekende – gevallen aan de orde te kunnen worden gesteld.”
“Waren echtgenoten voornemens om te gaan scheiden, maar is de echtscheiding niet afgerond voorafgaand aan het ongeval, dan bestaat er een aanspraak op vergoeding van affectieschade op grond van het wetsvoorstel. Op dat moment is nog sprake van een huwelijk en het ernstig en blijvend letsel of het overlijden van de een zal zeer waarschijnlijk ook dan een ommezwaai in het leven van de ander betekenen. Het wetsvoorstel trekt een juridisch duidelijke grens, opdat niet in de waardering van individuele relaties hoeft te worden getreden: van echtgenoten wordt verondersteld dat zij in een affectieve relatie tot elkaar staan en daarom hebben zij aanspraak op de vergoeding van affectieschade als de ander gekwetst raakt of overlijdt. Dit geldt eveneens voor de relatie van ouders en kinderen. Zou het formele verzoek tot echtscheiding bepalend zijn, dan is ook dat weer een grens waarover discussie mogelijk is: er zijn goede en minder goede huwelijken, los van het formele verzoek tot echtscheiding. Totdat de rechter de echtscheiding heeft uitgesproken, kan hiervan nog worden afgezien. Het is niet ondenkbaar dat echtgenoten na een ingrijpend voorval een andere beslissing nemen dan aanvankelijk voorzien etc. Het is wenselijk dat er niet hoeft te worden getwist over de staat van een relatie en daarmee de aanspraak op de vergoeding van affectieschade. Dit laat onverlet dat een beroep op de vergoeding van affectieschade kan worden afgewezen wanneer overduidelijk geen sprake is van een ommezwaai in het leven van de achterblijvende partner. In de memorie van toelichting is in dit verband het voorbeeld gegeven van een echtgenoot die met de spreekwoordelijke Noorderzon is vertrokken en al in geen jaren meer contact heeft gehad met de andere echtgenoot. Het is uiteindelijk aan de rechter om de bijzondere omstandigheden van het geval te bezien en te beslissen op de aanspraak op de vergoeding van affectieschade. (…)”
- De wettelijke rente over de affectieschade en de shockschade is verschuldigd vanaf
- De wettelijke rente over de kosten voor de geboorteaktes is verschuldigd vanaf
- De wettelijke rente over de reiskosten is verschuldigd vanaf
- De wettelijke rente over de uitvaartkosten is verschuldigd vanaf
- De wettelijke rente over de kosten voor gederfd levensonderhoud is verschuldigd vanaf:
1 september 2024ten aanzien van de vordering van [benadeelde 2] .
15 januari 2027ten aanzien van de vordering van [benadeelde 3] .
1 maart 2028ten aanzien van de vordering van [slachtoffer] .
7 punten à € 721,-en daarmee
€ 5.047,-toewijsbaar.
9.De toegepaste wettelijke bepalingen
10.De beslissing
gevangenisstrafvoor de duur van
16 jaar;
[benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5]van de volgende bedragen aan materiële schade/smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
[benadeelde 1] , [benadeelde 2]en
[benadeelde 5]voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade/smartengeld;
€ 5.047,00.
1. [benadeelde 1] € 45.063,20 113 dagen;
2. [benadeelde 2] € 21.526,00 62 dagen;
3. [benadeelde 3] € 23.090,00 [66 1] dagen
4. [benadeelde 4] € 23.814,00 [66 2] dagen.
5. [benadeelde 5] € 20.500,00 58 dagen.
[benadeelde 6] , [benadeelde 7] , [benadeelde 8] , [benadeelde 9] en [benadeelde 10]niet-ontvankelijk in de vordering (tot immateriële schade).