Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 8 oktober 2019 heeft de raadsman van de verdachte daar het woord gevoerd overeenkomstig de pleitnota die aan het proces-verbaal is gehecht. Deze pleitnota houdt in:
“Vorderingen benadeelde partijen
Zowel [benadeelde] als [betrokkene 1] hebben een vordering tot schadevergoeding ingediend. Het betreft voornamelijk een verzoek tot vergoeding van immateriële schade.
Van belang is het toetsingskader van de Hoge Raad van 28 mei 2019, NJB 2019/1329 r.o. 2.4.4. Met name van belang is de invulling van het begrip ‘aantasting van de persoon op ander wijze’:
Van de onder b.3) bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. (...)
Geestelijk letsel:
De vordering van [benadeelde] is enigszins onderbouwd, maar roept daarmee ook veel vragen op. Er wordt een soort van diagnose gesteld (‘PTSS-achtige klachten’), maar onduidelijk is of [betrokkene 2] deskundig genoeg is om hier iets zinnigs over te kunnen zeggen.
Bij het ervaren van een ingrijpende gebeurtenis is het niet gebruikelijk om meteen in te grijpen als behandelaar. Het lichaam moet de kans krijgen om zelf het natuurlijk evenwicht te herstellen. Het zelf herstellend vermogen van de hersenen moet zijn werk kunnen doen. PTSS is pas na een maand vast te stellen, wordt letterlijk vermeld in DSM V. Daar was tijdens de intake geen sprake van. Zonder diagnose is het ook niet mogelijk om te behandelen. Eerder behandelen kan zelfs contra productief uitwerken.
De handelswijze van traumabehandelaar [betrokkene 2] roept dus vragen op. Wat is de deskundigheid van de traumabehandelaar? Heeft hij een BIG-registratie? Voor een psycholoog of psychiater is het gebruikelijk om de betreffende functie te vermelden. Een psycholoog vermeldt daarnaast doorgaans ook of hij of zij klinisch psycholoog, GZ psycholoog of psychotherapeut is. Is [betrokkene 2] überhaupt opgeleid om psychiatrische stoornissen vast te stellen? Dat blijkt nergens uit.
Van een PTSS-stoornis kan sprake zijn bij: Blootstelling aan een feitelijke of dreigende dood, ernstige verwonding of seksueel geweld (DSM V).
Volgens DSM V moet het bij PTSS om een levensbedreigende situatie gaan, terwijl [benadeelde] op twee verschillende momenten over een nepwapen spreekt. Ook dit rijmt niet met de gestelde diagnose.
De vordering van [benadeelde] is niet onderbouwd door een verklaring van een persoon waarvan de deskundigheid blijkt. Sterker nog, er zijn juist indicaties om aan te nemen dat [betrokkene 2] ongetwijfeld goede bedoelingen heeft, maar niet deskundig is.
Met de rechtbank stel ik mij op het standpunt dat beide vorderingen onvoldoende zijn onderbouwd om te kunnen stellen dat er aan de hand van objectieve maatstaven en concrete gegevens geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Gevoelens van angst, onveiligheid en psychisch onbehagen zijn onvoldoende.
Gelet op het voorgaande verzoek ik u primair om de vorderingen terzake immateriële schade af te wijzen, omdat niet van geestelijk letsel blijkt.
Aard en ernst van de normschending
De rechtbank wijst de vorderingen deels toe vanwege de ‘ernst van de normschending’. De rechtbank is daarbij uitgegaan van een echt vuurwapen.
Verschillende omstandigheden zijn daarbij van belang:
- De overval duurde in totaal 40 seconden
- [benadeelde] verklaart op verschillende momenten over een nep vuurwapen
Het is aannemelijk dat de politie in een vroeg stadium aan de slachtoffers heeft verteld dat het om een wapen ging waar je geen kogels doorheen kon schieten. Dat is namelijk direct te zien.
Gelet op de omstandigheden van het geval, waaronder het gebruikte wapen, de tijdspanne en het ontbreken van geweld, voldoet, in de ogen van de verdediging, deze zaak niet aan het criterium waar de Hoge Raad in het overzichtsarrest op doelde. Het is niet zo dat de “nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen”.
Het standpunt van de verdediging is primair dat niet aan dit criterium is voldaan. Er is geen sprake van een uitzondering op het uitgangspunt dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen.
Subsidiair stel ik mij namens cliënt op het standpunt dat de vraag of voldaan is aan voornoemd criterium een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.”