In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, heeft [eiser], een nieuw raadslid van de Arnhemse Ouderen Partij (AOP), een vordering ingesteld tegen [gedaagde], de weduwe van een voormalig raadslid van AOP en medebestuurster van de Stichting Fractie Arnhemse Ouderen Partij. De vordering betreft een bedrag van € 11.800,51, dat [eiser] stelt te vorderen vanwege niet rechtmatig uitgegeven fractiesubsidies door de Stichting. De procedure is gestart na een eerdere uitspraak van de kantonrechter en een aantal correspondenties tussen de griffier en de partijen, waarbij de mondelinge behandeling door de coronamaatregelen was uitgesteld.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de Stichting werd opgericht in 2014 met [naam] en [gedaagde] als bestuurders. [naam] was raadslid voor AOP tot zijn overlijden in 2019. Na de verkiezingen in 2019 werd [eiser] lid van de gemeenteraad voor AOP. De Gemeente Arnhem heeft subsidies aan de Stichting verstrekt, maar [eiser] stelt dat deze niet volledig zijn uitgegeven conform de subsidievoorwaarden. [gedaagde] wordt verweten dat zij als medebestuurder verantwoordelijk is voor het niet rechtmatig gebruik van deze middelen.
De kantonrechter heeft de vordering van [eiser] afgewezen. De rechter oordeelde dat er geen grondslag was voor de vordering, omdat er geen overeenkomst bestond tussen [eiser] en [gedaagde]. Bovendien was er onvoldoende bewijs dat [gedaagde] persoonlijk een ernstig verwijt kon worden gemaakt in haar hoedanigheid als bestuurder van de Stichting. De rechter benadrukte dat voor bestuurdersaansprakelijkheid hogere eisen gelden en dat [eiser] niet had aangetoond dat [gedaagde] onrechtmatig had gehandeld. De proceskosten werden aan [eiser] opgelegd.