Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juli 2020
[eiser] en [eiseres] , eisers
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Epe, verweerder
Procesverloop
€ 25.000,-.
Overwegingen
€ 50.000,-. Dit besluit is in rechte onaantastbaar.
Deze inschrijving in de Brp is tot stand gekomen bij besluit van 28 oktober 2017. Toen heeft verweerder het woonadres van eisers ambtshalve gewijzigd naar het adres van de recreatiewoning. Eisers hadden zichzelf in de Brp aan [het adres] in [plaats B] ingeschreven. Verweerder heeft die inschrijving ongedaan gemaakt omdat uit onderzoek was gebleken dat eisers in de recreatiewoning wonen. Bij besluit van 13 juni 2018 heeft verweerder het tegen de ambtshalve inschrijving in de Brp gemaakte bezwaar van eisers ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 22 januari 2019 (AWB 18/3865) heeft deze rechtbank het daartegen ingediende beroep ongegrond verklaard. Eisers hebben hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Bij uitspraak van 18 december 2019 [3] heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State deze uitspraak bevestigd. De inschrijving in de Brp op het adres van de recreatiewoning is dus onherroepelijk.
Eisers vinden dat aan deze inschrijving geen betekenis toekomt, omdat deze niet door hen is gedaan. Verweerder vindt dat aan deze inschrijving een zwaar gewicht toekomt, omdat in de procedure die daarover is gevoerd al is gebleken dat eisers in de recreatiewoning wonen.
Ook is de rechtbank het niet eens met eisers, dat er aan de inschrijving in de Brp helemaal geen gewicht kan worden toegekend, omdat het gedwongen is gebeurd. De inschrijving heeft dus wel enige betekenis maar levert niet het vermoeden op van hoofdverblijf waarvan bij vrijwillige inschrijving in de Brp volgens de rechtspraak wel sprake van is.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit;
- bepaalt dat bij eisers verbeurde dwangsommen van € 20.000,- worden ingevorderd;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 2.100,-;
- bepaalt dat verweerder aan eisers het griffierecht van € 174,- vergoedt.
drs. P.F. Lammers, griffier.