ECLI:NL:RBGEL:2018:4940

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 november 2018
Publicatiedatum
16 november 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 96
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit tot toekenning van huishoudelijke ondersteuning op basis van de Wmo 2015

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 16 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een 73-jarige man met beperkingen aan zijn linkerarm, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Maas en Waal. Eiser ontving voorheen 4 uur huishoudelijke ondersteuning per week op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Na een wijziging in het beleid van verweerder, dat gericht is op resultaatgericht indiceren, werd aan eiser een maatwerkvoorziening op niveau 1 toegekend. Eiser was het niet eens met deze beslissing en stelde dat huishoudelijke hulp in uren moet worden geïndiceerd om rechtszekerheid te waarborgen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit onvoldoende duidelijkheid biedt over het aantal uren huishoudelijke ondersteuning dat eiser kan verwachten. Dit leidt tot strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet in redelijkheid tot het beleid heeft kunnen komen, omdat het enkel toekennen van activiteiten en frequentie geen inzicht biedt in de omvang van de benodigde ondersteuning. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en zelf in de zaak voorzien door eiser 5 uur huishoudelijke hulp per week toe te kennen, conform de normen van het CIZ Protocol.

Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn begroot op € 2.004,-, en heeft verweerder opgedragen het griffierecht van € 46,- aan eiser te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: 18/96

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 november 2018

in de zaak tussen

[naam] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. K. Wevers),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Maas en Waalte Beneden-Leeuwen, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 29 maart 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) een maatwerkvoorziening in de vorm van hulp bij het huishouden op niveau 1 toegekend.
Bij besluit van 11 december 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser, onder verwijzing naar een advies van de commissie bezwaarschriften van 16 november 2017, ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 oktober 2018. Voor eiser is zijn gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden mr. M.M.G. Helgers-Crompvoets, M. Ernst en K. Brookman.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
Eiser, geboren in 1945, ondervindt onder meer beperkingen aan zijn linkerarm. Hij woont op zichzelf in een eengezinswoning. Laatstelijk ontving hij op grond van de Wmo 2015 4 uur huishoudelijke ondersteuning per week. Dit betrof een tijdelijke indicatie, in afwachting van door verweerder naar aanleiding van een aantal uitspraken van de Centrale Raad van Beroep [1] (CRvB) aan te passen beleid inzake de toekenning van huishoudelijke ondersteuning. Op 10 januari 2017 heeft verweerder nieuw beleid vastgesteld. Hierna is het primaire besluit genomen. Het beleid van verweerder komt er in de kern op neer dat verweerder huishoudelijke hulp toekent door middel van resultaatgericht indiceren. Het resultaat van een schoon en leefbaar huis moet door de zorgaanbieder gerealiseerd worden tegen een vaste prijs. Eiser ontvangt de huishoudelijke ondersteuning als zorg in natura door zorgaanbieder Axxicom.
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiser met toekenning van de huishoudelijke hulp op niveau 1 voldoende gecompenseerd is in zijn beperkingen. Volgens verweerder is met het primaire besluit op concrete wijze invulling gegeven aan het te bereiken resultaat, te weten: een schoon en leefbaar huis, en is gemotiveerd hoe een passende bijdrage aan de zelfredzaamheid en participatie van eiser wordt geleverd. Anders dan eiser in bezwaar heeft aangevoerd, volgt volgens verweerder uit rechtspraak van de CRvB niet dat resultaatgericht indiceren niet is toegestaan dan wel dat er in uren geïndiceerd moet worden.
3. Eiser heeft in beroep zijn in bezwaar ingenomen standpunt gehandhaafd dat huishoudelijke hulp in uren moet worden geïndiceerd teneinde zekerheid te hebben dat het beoogde resultaat daadwerkelijk wordt bereikt. Eiser heeft daarbij verwezen naar meerdere uitspraken van de CRvB en een aantal rechtbanken. Eiser heeft de rechtbank verzocht om in geval van gegrondverklaring van zijn beroep, zelf in de zaak te voorzien door aan hem conform de normen van het CIZ Protocol Huishoudelijke Verzorging (CIZ Protocol) 5 uur huishoudelijke hulp per week toe te kennen.
4. Verweerder heeft verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
5. Artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
In artikel 4, tweede lid, aanhef, onder a en onder c, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning West Maas en Waal 2017 is bepaald dat bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura in de beschikking in ieder geval wordt vastgelegd welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is, alsmede hoe de voorziening wordt verstrekt.
6. Uit de gedingstukken blijkt dat het aangepaste beleid van verweerder inzake de toekenning van huishoudelijke hulp inhoudt dat een consulent van Vraagwijzer een keukentafelgesprek met de cliënt voert en bij aanspraak op een maatwerkvoorziening een zogenaamd toegangsdocument opstelt, waarin globaal is aangegeven welke activiteiten maximaal overgenomen moeten worden uit een (samen met regionale zorgaanbieders vastgesteld) activiteitenkader. In het toegangsdocument wordt aangegeven of er reden is voor afwijking van de standaardactiviteiten of -frequentie en waarom. Aangegeven wordt of huishoudelijke ondersteuning op niveau 1 of niveau 2 moet worden geleverd. De cliënt kiest vervolgens een zorgaanbieder die in gesprek met de cliënt een huishoudelijk ondersteuningsplan (HOP) opstelt, waarin aan de hand van het activiteitenkader de specifieke activiteiten die moeten worden uitgevoerd worden opgenomen alsook met welke frequentie deze moeten worden uitgevoerd. Na ondertekening van het HOP door de cliënt en de zorgaanbieder, toetst de consulent van Vraagwijzer het HOP aan het gemeentelijke beleid en aan de eerder gestelde indicatie. Aan de te verrichten activiteiten en frequentie word door de consulent een puntenscore toegekend. De totaalscore bepaalt het tarief voor de aanbieder. Het HOP vormt onderdeel van het indicatiebesluit.
7. De rechtbank stelt vast dat noch uit het primaire besluit (het HOP), noch uit het door verweerder gehanteerde beleid blijkt op hoeveel uren per week huishoudelijke ondersteuning eiser aanspraak heeft. Evenmin is aan eiser anderszins meegedeeld op hoeveel uren huishoudelijke ondersteuning per week hij feitelijk kan rekenen. Zoals de CRvB in zijn uitspraak van 18 mei 2016 [2] en recentelijk in een uitspraak van 8 oktober 2018 [3] heeft overwogen leidt dit tot strijd met het rechtszekerheidsbeginsel en wordt door niet in uren te indiceren onvoldoende inzicht verschaft in de vraag op welke concrete wijze invulling wordt gegeven aan het bereiken van de resultaten een schoon en leefbaar huis en het kunnen beschikken over schone en draagbare kleding. Door bij het primaire besluit alleen activiteiten toe te kennen (wat wordt er gedaan in het huishouden) met een bepaalde frequentie (wanneer en hoe vaak) wordt immers geenszins inzage verschaft in de omvang van de activiteiten (hoeveel tijd). Verweerder heeft niet in redelijkheid tot vaststelling van het beleid kunnen komen, omdat verweerder er daarbij ten onrechte van uit gaat dat enkel de toegekende activiteiten en frequentie de garantie geven voor het verkrijgen van een schoon en leefbaar huis. Met het primaire besluit is aan eiser dan ook onvoldoende zekerheid verschaft dat en concreet gemaakt op welke wijze hij een schoon en leefbaar huis door het toegekende verkrijgt. Dit betekent dat het bestreden besluit wegens strijd met het rechtszekerheidsbeginsel en artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht moet worden vernietigd.
8. De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. In navolging van de CRvB [4] zal de rechtbank daarbij uitgaan van de normen van het CIZ Protocol en aan eiser een indicatie toekennen van 5 uur huishoudelijke hulp per week voor lichte en zware huishoudelijke werkzaamheden en de was.
9. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser. Deze kosten begroot de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand op een bedrag van € 2.004,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting, met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1). De rechtbank zal tevens bepalen dat verweerder de door eiser betaalde griffierechten aan hem vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit en bepaalt dat aan eiser gedurende 5 uur per week huishoudelijke ondersteuning wordt verstrekt;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.004,-;
- draagt verweerder op om het door eiser betaalde griffierecht van € 46,- aan hem te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C.E. Marechal, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Lankamp, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 16 november 2018
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Onder meer de uitspraken van 18 mei 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:1402 en ECLI:NL:CRVB:2016:1403)
4.Zie onder meer de uitspraak van 18 oktober 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:3611)