Op 30 december 2015 heeft de enkelvoudige raadkamer van de Rechtbank Gelderland in Arnhem een verzoek tot schadevergoeding behandeld, ingediend door een gewezen verdachte. Het verzoekschrift, dat op 14 oktober 2015 was ingediend, betrof een schadevergoeding voor kosten van rechtsbijstand, maar bevatte zoveel onduidelijkheden dat de raadkamer niet kon beoordelen of en in welke mate een schadevergoeding billijk zou zijn. Tijdens de behandeling in raadkamer op 16 december 2015 was de verzoeker niet aanwezig, maar zijn advocaat, mr. J.L.J. Leijendekker, was wel aanwezig en heeft het verzoek toegelicht. De officier van justitie, mr. W.E.M. van Erp, heeft in haar schriftelijke conclusie aangegeven dat de kosten van de raadsman niet door verzoeker zijn voldaan, maar door een BV, waardoor verzoeker geen schade zou hebben geleden in de zin van artikel 591a Sv.
De raadkamer heeft vastgesteld dat de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. De advocaat heeft nieuwe stukken overgelegd, waaronder een creditnota en een declaratie, maar de raadkamer heeft geen helder inzicht gekregen in de kosten die daadwerkelijk voor verzoeker zijn gemaakt. De onduidelijkheid over wie de kosten zou betalen en de vraag of de declaratie ook betrekking had op werkzaamheden voor medeverdachten, leidde tot de conclusie dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren om het verzoek tot schadevergoeding toe te wijzen. De raadkamer heeft wel een forfaitaire vergoeding van € 550,00 toegekend voor de kosten van het verzoekschrift, maar het overige verzoek is afgewezen.