ECLI:NL:GHARN:2006:BC7395
Gerechtshof Arnhem
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Toekenning van vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in strafzaken
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 18 december 2006 uitspraak gedaan over een verzoek tot vergoeding van kosten van rechtsbijstand, ingediend door appellant. Het hoger beroep was ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Utrecht van 13 april 2006, waarin een gedeeltelijke vergoeding van € 818,- was toegewezen, maar het meer verzochte was afgewezen. Het hof heeft vastgesteld dat de advocaat van appellant, mr. [naam advocaat B], zijn declaraties niet op een zodanige wijze heeft ingericht dat deze een helder en inzichtelijk beeld geven van zijn werkzaamheden. Het hof beschikte niet over een urenspecificatie of einddeclaratie, maar alleen over voorschotnota's die betrekking hadden op zowel de strafzaak als een bestuursrechtelijke zaak. Hierdoor kon het hof geen deugdelijke basis vinden voor het toekennen van een vergoeding voor de kosten van de raadsman.
Het hof heeft ook de kosten van rechtsbijstand verleend door mr. [naam advocaat C] beoordeeld en geconcludeerd dat het verzoek tot vergoeding van deze kosten moest worden afgewezen, aangezien het slechts om een advies ging en er geen strafzaak was ontstaan. Het hof heeft echter wel geoordeeld dat de vergoeding voor de kosten verbonden aan het indienen en de behandeling van het verzoekschrift, gezien de landelijke aanbevelingen en de behandeling door twee instanties, op € 810,- moest worden gesteld.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover deze aan zijn oordeel onderworpen was en heeft het appellant een vergoeding van € 810,- toegekend, met afwijzing van het meer of anders verzochte. De griffier werd opgedragen het bedrag over te maken op de rekening van de Stichting Derdengelden.