ECLI:NL:RBDHA:2025:798

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 januari 2025
Publicatiedatum
24 januari 2025
Zaaknummer
NL25.1211
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van een Ghanese vreemdeling

Op 24 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Ghanese vreemdeling die in beroep ging tegen de voortduren van de maatregel van bewaring die op 14 februari 2024 was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die een ander oordeel rechtvaardigen. Eiser, die al meer dan elf maanden in bewaring zit, stelde dat het voortduren van de maatregel in strijd is met de Terugkeerrichtlijnen en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Hij voerde aan dat verweerder onvoldoende voortvarend handelde in de uitzettingsprocedure en dat er geen rekening was gehouden met zijn medische situatie.

De rechtbank oordeelde dat de eerder opgelegde maatregel van bewaring rechtmatig was en dat de gronden van eiser in wezen herhalingen waren van eerdere procedures. De rechtbank concludeerde dat er geen nieuwe feiten waren die de voortzetting van de maatregel onrechtmatig zouden maken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.1211

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. D. Matadien),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: [gemachtigde]).

Procesverloop

Verweerder heeft op 14 februari 2024 aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd. [1] Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en op 17 januari 2025 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1980 en de Ghanese nationaliteit te hebben.
2. Op grond van artikel 96, eerste lid, van de Vw kan de rechtbank ook zonder toestemming van partijen bepalen dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. Gelet op de inhoud van het digitale dossier en de door partijen overgelegde stukken acht de rechtbank zich voldoende voorgelicht om zonder zitting uitspraak te kunnen doen. In het verzoek van eiser om een zitting ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding voor een ander oordeel.
3. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
4. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring en het voortduren daarvan al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats volgt dat de maatregel van bewaring en het voortduren daarvan tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraken ten grondslag heeft gelegen rechtmatig was. [2] Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, ter beoordeling of sinds 2 december 2024 het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is.
5. Eiser voert aan dat het voortduren van de maatregel van bewaring in strijd is met de Terugkeerrichtlijn [3] en het EVRM [4] . Eiser zit al meer dan elf maanden in bewaring en niet is gebleken van een verzwaarde belangenafweging. Eiser heeft op 18 oktober 2024 een aanvraag voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw ingediend. Uit het advies van het BMA [5] blijkt dat bij het uitblijven van een medische behandeling een medische noodsituatie zal ontstaan. Ter verdere onderbouwing verwijst eiser naar het medisch journaal van de medische dienst in het detentiecentrum. Eiser stelt dat verweerder deze actuele en gewijzigde omstandigheden, zoals hiervoor genoemd, ten onrechte niet heeft betrokken bij het voortduren van de maatregel van bewaring, zodat alleen al hierom het voortduren daarvan onrechtmatig is. Verder verricht verweerder geen effectieve en betekenisvolle uitzettingshandelingen om tot eisers uitzetting te komen, zodat hij onvoldoende voortvarend handelt. Daarbij reageren de Ghanese autoriteiten niet op de LP [6] -aanvraag en de rappellen. Gelet hierop ontbreekt ook het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Ghana. Tot slot heeft verweerder vanwege eisers medische klachten ten onrechte geen lichter middel toegepast. Er is onvoldoende rekening gehouden met de negatieve impact vanwege de lange duur en de wijze van de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in een zeer strikt bewaringsregime. Verweerder heeft niet voldaan aan de vereisten van het arrest Mahdi. [7]
6. De rechtbank stelt vast dat de hiervoor genoemde gronden (in essentie) een herhaling zijn van wat eiser in eerdere procedures (meermaals) tegen het voortduren van de maatregel van bewaring heeft aangevoerd. De rechtbank verwijst daarbij naar haar eerdere uitspraken die in rechtsoverweging vier van deze uitspraak zijn opgenomen. Eiser heeft in de huidige procedure, anders dan hij stelt, geen nieuwe feiten en omstandigheden naar voren gebracht, zodat geen aanleiding wordt gezien voor een ander oordeel. Verder is niet gebleken dat eiser detentieongeschikt is vanwege zijn medische situatie en hij geen toegang heeft tot de medische dienst, zodat het voortduren van de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is.
7. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond; en
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 24 januari 2025 door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Rb Den Haag (zittingsplaats Middelburg) 7 maart 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:3343, 17 april 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:5897, 31 mei 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:8703, 12 juli 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:11014, 26 augustus 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:13590, 11 oktober 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:16578 en 6 december 2024, NL24.46187.
3.Richtlijn 2008/115/EG.
4.Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
5.Bureau Medische Advisering.
6.Laissez-passer.
7.HvJEU 5 juni 2014, ECLI:EU:C:2014:1320.