ECLI:NL:RBDHA:2024:5897

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
NL24.14859
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen voortduren van maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortduren van de maatregel van bewaring van een eiser van Ghanese nationaliteit. De maatregel van bewaring was op 14 februari 2024 opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een zitting niet nodig was en het onderzoek op 11 april 2024 gesloten. De rechtbank heeft de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring beoordeeld, waarbij zij zich baseerde op eerdere uitspraken en de voortgang van de uitzetting van eiser naar Ghana. Eiser voerde aan dat verweerder onvoldoende voortvarend werkte aan zijn uitzetting en dat er geen zicht was op uitzetting binnen een redelijke termijn. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder voldoende stappen had ondernomen en dat eiser zelf niet had meegewerkt aan de presentatie aan de Ghanese autoriteiten. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring rechtmatig was en dat het beroep ongegrond was. Het verzoek om schadevergoeding werd eveneens afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.14859

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. D. Matadien),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Verweerder heeft op 14 februari 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 11 april 2024 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en verweerder gaat uit van deGhanese nationaliteit.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 7 maart 2024 [1] volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek. Dit betreft de periode van 7 maart 2024 tot en met 11 april 2024.
4. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting naar Ghana. Ook is er geen zicht op uitzetting naar Ghana binnen een redelijke termijn. Verweerder heeft een lp [2] -aanvraag ingediend bij de Ghanese autoriteiten en meermaals gerappelleerd maar tot op heden hebben zij niet gereageerd. Verder heeft verweerder het voortduren van de bewaring onvoldoende gemotiveerd en een belangenafweging heeft niet plaatsgevonden. Eiser beroept zich in dat verband op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Mahdi. [3] Zo heeft verweerder onvoldoende rekening gehouden met de medische klachten van eiser. Eiser ontvangt in het detentiecentrum geen passende en voor hem toegankelijke zorg. Daarnaast is sprake van een strikt bewaringsregime. De bewaring heeft daardoor een negatieve impact op eiser. Gelet hierop had verweerder een lichter middel moeten toepassen.
5. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser naar Ghana. Uit het voortgangsrapport van 8 april 2024 volgt dat op 20 maart 2024 de presentatie van eiser aan de Ghanese autoriteiten stond gepland. Daarnaast heeft verweerder naar aanleiding van de aanvraag voor een lp voor eiser op 28 maart 2024 nog gerappelleerd bij de Ghanese autoriteiten. Ook zijn er met eiser nog twee vertrekgesprekken gevoerd op respectievelijk 11 maart 2024 en 7 april 2024.
6. Anders dan eiser stelt, is de rechtbank van oordeel dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Ghana in het algemeen niet ontbreekt. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van de Afdeling [4] van 6 december 2023. [5] De rechtbank ziet geen aanleiding om hier in het geval van eiser anders over te oordelen. Immers, op 20 maart 2024 stond de presentatie van eiser aan de Ghanese autoriteiten gepland. Eiser heeft niet meegewerkt aan deze presentatie (omdat hij betwist de Ghanese nationaliteit te hebben), terwijl dat wel van hem verwacht mag worden. Eiser heeft verder geen stappen ondernomen om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen. Uit deze omstandigheden blijkt dat het aan eiser te wijten is dat de bewaring nog immer voortduurt.
7. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder terecht geen aanleiding heeft gezien om alsnog te volstaan met een lichter middel. De gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd, zijn nog immer van toepassing. Deze gronden zijn voldoende om aan te nemen dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Eiser heeft in het detentiecentrum toegang tot medische zorg en er mag vanuit worden gegaan dat deze gelijk is aan de zorg in de vrije maatschappij. Voor zover eiser stelt dat hij geen toegang heeft gehad tot passende medische zorg overweegt de rechtbank dat dit niet is onderbouwd. Ook is niet gebleken dat eiser hierover heeft geklaagd bij (de medische dienst van) het detentiecentrum.
8. Tot slot is niet gebleken dat eiser detentieongeschikt is. Er zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die de bewaring onevenredig bezwarend maken en voor verweerder aanleiding hadden moeten geven om de bewaring op te heffen. Anders dan eiser stelt, blijkt uit de voortgangsrapportage afdoende dat verweerder steeds een afweging heeft gemaakt of de bewaring kon voortduren. De rechtbank concludeert dat aan het belang van verweerder bij voortduring van de maatregel meer gewicht toekomt dan aan het belang van eiser bij invrijheidsstelling.
9. De rechtbank ziet ook overigens geen aanleiding voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

2.Laissez-passer.
3.ECLI:EU:C:2014:1320.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.